070301 Arbeidsduur van sommige werklieden en overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur

Paritair (sub-)Comité nr.:
118.00.00-00.00, 118.01.00-00.00, 118.02.00-00.00, 118.03.00-00.00, 118.04.00-00.00, 118.05.00-00.00, 118.06.00-00.00, 118.07.00-00.00, 118.08.00-00.00, 118.09.00-00.00, 118.10.00-00.00, 118.11.00-00.00, 118.12.00-00.00, 118.13.00-00.00, 118.14.00-00.00, 118.15.00-00.00, 118.16.00-00.00, 118.17.00-00.00, 118.18.00-00.00, 118.19.00-00.00, 118.20.00-00.00, 118.21.00-00.00, 118.22.00-00.00

Bijwerking: 15/05/2001
Geldig vanaf: 01/01/1999
Geldig tot: 01/07/2001

Krachtens artikel 19, 2e lid van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt onder arbeidsduur verstaan : de tijd gedurende welke het personeel ter beschikking is van de werkgever. In toepassing van artikel 19, 3e lid, 2° van dezelfde wet kan de Koning, op verzoek van het bevoegde paritair comité, evenwel de tijd bepalen gedurende welke de werknemers tewerkgesteld aan vervoerwerken ter beschikking zijn van de werkgever.

Krachtens artikel 24, §1, 2° van steeds dezelfde wet kan de Koning bovendien toestaan dat de normale grenzen van de arbeidsduur worden overschreden voor de werknemers tewerkgesteld aan werken van vervoer, laden en lossen.

In uitvoering van voormelde wettelijke bepalingen verscheen in het Belgisch Staatsblad van 8 juli 1999 het koninklijk besluit van 22 juni 1999  :

a)     betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden die onder het Paritair Comité voor de voedings-nijverheid ressorteren ;

b)    waarbij algemeen verbindend wordt verklaard, de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999 van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid betreffende de arbeidsduur.

Wij geven u hierna de integrale tekst.

 

A) Tekst KB 22 juni 1999

HOOFDSTUK I - Reglementaire bepalingen

Artikel 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters die onder het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid ressorteren.

Artikel 2. Worden voor de vaststelling van de arbeidsduur niet als tijd beschouwd gedurende dewelke de werkman ter beschikking staat van de werkgever, rusttijden die door de werklieden, tewerkgesteld aan werken van vervoer, genomen worden inzonderheid met het oog op de verkeersveiligheid. Deze rusttijden, die niet beschouwd worden als tijd gedurende dewelke de werkman ter beschikking staat van de werkgever, mogen in geen geval 15 % van de aanwezigheidstijd overschrijden.

Artikel 3. De bij de artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen van de arbeidsduur mogen, wat de werklieden tewerkgesteld aan werken van vervoer, laden en lossen van koopwaren betreft, overschreden worden op voorwaarde dat voor een periode van maximum twaalf maanden er gemiddeld per week niet langer gewerkt wordt dan bepaald door een collectieve arbeidsovereenkomst.

 

Commentaar :      Voor de maximum gemiddelde wekelijkse arbeidsduur welke over een trimester niet mag worden overschreden, zie onze omzendbrieven Hfdst.7.1.

                                Voor de toepassing van bovenstaand artikel 3 moet men eveneens rekening houden met de regel bepaald in artikel 26 bis, §1, 5e en 6e lid van de arbeidswet van 16 maart 1971 : in de loop van een trimester mag op geen enkel ogenblik de totale duur van de verrichte arbeid de toegelaten gemiddelde duur over een trimester, vermenigvuldigd met het aantal weken of delen van een week die reeds in dat trimester verlopen zijn, overschreden worden met meer dan 65 uur.

                                Onder trimester wordt verstaan de periode gedekt door de uitbetalingen waarvan de sluitingsdag in éénzelfde kalenderkwartaal is gelegen.

 

                                Het overwerk dat gepresteerd wordt in toepassing van bovenstaand artikel 3 wordt betaald tegen een bedrag dat tenminste 50 % hoger is dan het gewone loon. Deze vermeerdering bedraagt 100 % van overwerk op zondag of op de rustdagen toegekend krachtens de wetgeving op de betaalde feestdagen.

 

HOOFDSTUK II - Conventionele bepalingen die algemeen verbindend worden verklaard.

Artikel 4. Wordt algemeen verbindend verklaard de in bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999 van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid betreffende de arbeidsduur.

 

HOOFDSTUK III - Slotbepalingen.

Artikel 5. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999 en treedt buiten werking op 1 juli 2001.

Artikel 6.  Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

 

 

B) CAO 2 april 1999

 

Artikel 1.  Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid ressorteren.

Artikel 2.  De werkgever is, wat de aan werken van vervoer tewerkgestelde werklieden betreft, ertoe gehouden het effectieve loon voor de volledige aanwezigheidstijd te betalen.

De rusttijden, voorzien in het arbeidsreglement, en gedurende dewelke de werknemer niet gehouden is toezicht op zijn wagen uit te oefenen, worden niet als aanwezigheidstijd beschouwd.

Artikel 3.  Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2001.

 

 

 

 


Historiek
01/02/2017 31/12/2050 070301 Kleine flexibiliteit
01/07/2001 30/01/2017 070301 Arbeidsduur en overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur voor de werklieden tewerkgesteld aan werken van vervoer
01/01/1999 01/07/2001 070301 Arbeidsduur van sommige werklieden en overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur