070301 Kleine flexibiliteit

Paritair (sub-)Comité nr.:
118.00.00-00.00, 118.01.00-00.00, 118.02.00-00.00, 118.03.00-00.00, 118.04.00-00.00, 118.05.00-00.00, 118.06.00-00.00, 118.07.00-00.00, 118.08.00-00.00, 118.09.00-00.00, 118.10.00-00.00, 118.11.00-00.00, 118.12.00-00.00, 118.13.00-00.00, 118.14.00-00.00, 118.15.00-00.00, 118.16.00-00.00, 118.17.00-00.00, 118.18.00-00.00, 118.19.00-00.00, 118.20.00-00.00, 118.21.00-00.00, 118.22.00-00.00

Bijwerking: 28/09/2023
Geldig vanaf: 01/02/2017

De kleine flexibiliteit werd niet ingevoerd op sectoraal vlak in dit PC. Het is evenwel mogelijk om deze flexibiliteit op ondernemingsniveau in te voeren.

1. Algemeen

Het stelsel van kleine flexibiliteit (artikel 20bis van de wet van 16 maart 1971) biedt de werkgever de mogelijkheid om zijn werknemers te laten werken volgens alternatieve uurregelingen die afwijken van de normale grenzen van de dagelijkse en/of wekelijkse arbeidsduur.

De overschrijding van de dag‑ en weekgrens zonder betaling van overloon kan worden toegestaan door een sector- of ondernemings-cao of door het arbeidsreglement.

De cao of het arbeidsreglement vermelden tenminste:

  • de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur alsook het aantal uren te presteren binnen de referteperiode waarvan de duur één jaar niet mag overschrijden;
  • het aantal uren dat mag gepresteerd worden onder of boven de daggrens (vastgesteld in het uurrooster vermeld in het arbeidsreglement) zonder dat de meer of minder gepresteerde uren 2 uren mogen overschrijden en zonder dat de daggrens 9 uren mag overschrijden;
  • het aantal uren dat mag gepresteerd worden onder of boven de weekgrens (vastgesteld in het uurrooster vermeld in het arbeidsreglement) zonder dat de meer of minder gepresteerde uren 5 uren mogen overschrijden en zonder dat de weekgrens 45 uren mag overschrijden.

2. Referteperiode

De wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk annualiseert de referteperiode voor alle stelsels van kleine flexibiliteit die vanaf 1 februari 2017 worden ingevoerd: in een stelsel van kleine flexibiliteit moet de normale arbeidsduur voortaan gemiddeld over een jaar worden nageleefd. De wet staat de werkgever echter toe een andere periode van 12 opeenvolgende maanden dan het kalenderjaar vast te stellen bij cao of in het arbeidsreglement.

Een referteperiode van minder dan een jaar in een stelsel van kleine flexibiliteit dat al op 1 februari 2017 al bestaat, blijft ongewijzigd: de sectorale en ondernemingscao's inzake kleine flexibiliteit die uiterlijk op 31 januari 2017 op de griffie van de dienst collectieve arbeidsbetrekkingen van de FOD Werkgelegenheid werden neergelegd blijven als zodanig van toepassing. Hetzelfde geldt voor de bepalingen die uiterlijk op 31 januari 2017 werden opgenomen in het arbeidsreglement tot invoering van de kleine flexibiliteit. Een referteperiode van minder dan een jaar kan dus blijven bestaan in een stelsel van kleine flexibiliteit dat vóór 1 februari 2017 werd ingevoerd.

In deze sector werd er er vóór 1 februari 2017 geen enkele cao over de referteperiode afgesloten. De referteperiode bedraagt dus een kalenderjaar (of andere vastgelegde periode van 12 opeenvolgende maanden).


Historiek
01/02/2017 31/12/2050 070301 Kleine flexibiliteit
01/07/2001 30/01/2017 070301 Arbeidsduur en overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur voor de werklieden tewerkgesteld aan werken van vervoer
01/01/1999 01/07/2001 070301 Arbeidsduur van sommige werklieden en overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur