In het Paritair Comité voor het Glasbedrijf werd op 12 juni 2003 een collectieve abeidsovereenkomst afgesloten betreffende het conventioneel brugpensioen, de risicogroepen en de beroepsopleiding in 2003 en 2004. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 14 oktober 2003 onder het nr. 68.046/CO/115. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 27 oktober 2003.

Deze CAO werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 15 juli 2004 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 oktober 2004.

Wij geven u hierna de bepalingen van deze CAO inzake de beroepsopleiding.

Tekst CAO

VOORWOORD

Bij hun onderhandelingen voor het sluiten van een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst voor de jaren 2003 en 2004, hebben de partijen akte genomen en rekening gehouden met :

- de internationale economische en sociale context waarin de glassector zich momenteel bevindt ;

- de wet van 26 juli 1996 bevordering van de werkgelegenheid en preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen ;

- het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003;

- de wet van 1 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004, en in het bijzonder voor de risicogroepen ter uitvoering van Hoofdstuk II, afdeling 1, van de wet van 1 april 2003 tot uitvoering van het centraal akkoord 2003-2004:

- de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001, gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het Glasbedrijf, betreffende de akkoorden aangaande de vorming en de werkgelegenheid, de risicogroepen en het conventioneel brugpensioen in 2001 en 2002.

Zij willen deze collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001 verlengen voor de duur van de huidige overeenkomst, voor wat de volgende punten betreft.

TITEL 1 - TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1.

De huidige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werkgevers en werklieden die onder het Paritair Comité voor het Glasbedrijf ressorteren.

Met "werklieden" worden arbeiders en arbeidsters bedoeld.

TITEL II - WERKGELEGENHEID - VORMING

Artikel 2.

§ 1.  Maatregelen ten gunste van de risicogroepen

(...) zie hoofdstuk 4802.

§ 2.  Maatregelen voor de werkgelegenheid : de beroepsopleiding

Anderzijds, verbinden de werkgevers zich ertoe een inspanning voor de vorming van de werklieden tijdens de werkuren voort te zetten. De inspanning wordt gebracht op 0,40 % van de jaarlijkse bruto loonsom van de werklieden aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (aan 108 %). 

§ 3.  Sectoraal vormingsfonds

Om deze dubbele verbintenis bepaald in § 1 en 2 te realiseren, zullen patronale RSZ-bijdragen, vastgesteld op 0,50% van de bruto-loonsom van de werklieden aan 108 % worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 de fondsen voor bestaanszekerheid. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zal het bedrag van deze bijdragen storten aan het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de Glasnijverheid, opgericht door de arbeidsovereenkomst van 28 april 1987, algemeen verklaard bij het koninklijk besluit van 5 augustus 1987.

Dit Fonds voor Bestaanszekerheid zal belast zijn met de financiering van de organisatie, enerzijds van concrete vormingsacties bedoeld in § 2 en anderzijds van initiatieven voor de vorming en de werkgelegenheid ten gunste van de risicogroepen bepaald in § 1, in het kader en door de tussenkomst van de sectie «Beroepsopleiding ».

(...)

TITEL VI - DUUR VAN DE OVEREENKOMST

Artikel 8.

De huidige overeenkomst wordt van kracht op 1 januari 2003 en eindigt op 31 december 2004, ...

Artikel 9.

De huidige collectieve arbeidsovereenkomst zal ter Griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid worden neergelegd en een aanvraag tot algemene verbindend verklaring bij koninklijk besluit zal worden gevraagd.