24 Syndicale vorming

Paritair (sub-)Comité nr.:
109.00.00-00.00

Bijwerking: 02/07/2010
Geldig vanaf: 01/01/1997

Krediet:

  • 8 arbeidsdagen/ effectief mandaat en per periode van 4 jaar;
  • in de ondernemingen waar geen van de OR, CPBW en VA bestaan en die minstens 20 werknemers tewerkstellen, hebben de in het Nationaal Paritair Comité vertegenwoordigde werknemersorganisaties samen maximaal recht op 15 afwezigheidsdagen per periode van 4 jaar.

Begunstigden:

  • de werkende en de plaatsvervangende leden van de OR, CPBW en VA;
  • in de ondernemingen waar geen van de OR, CPBW en VA bestaan en die minstens 20 werklieden of werksters tewerkstellen, max. 3  militanten,aangeduid door de werknemersorganisaties voor het geheel van de werknemersorganisaties.

In het Paritair Comité voor het kleding en confectiebedrijf werd op 26 mei 1997 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de sociale vorming en voorlichting van sommige werklieden en werksters(K.B. van 3 mei 1999, B.S. van 18 december 1999).

Het artikel 4bis werd toegevoegd door een CAO van 28 april 1999 (K.B. van 4 februari 2002, B.S. van 2 juli 2002). Deze nieuwe bepalingen treden in werking op 1 januari 1999 en houden op van kracht te zijn op 31 december 2000. 

1. Krediet

Het aantal dagen afwezigheid, toegestaan op het vlak van iedere onderneming, wordt vastgesteld op 8 arbeidsdagen per effectief mandaat en per periode van 4 jaar.
De aldus begrensde afwezigheidsdagen worden onder de betrokken werknemersorganisaties verdeeld naar rata van het aantal mandaten dat zij in de drie in elke onderneming bestaande vertegenwoordigingsorganen hebben verkregen.
In de ondernemingen waar geen van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de syndicale afvaardigingen bestaan en die minstens 20 werknemers tewerkstellen, hebben de in het Nationaal Paritair Comité vertegenwoordigde werknemersorganisaties samen maximaal recht op 15 afwezigheidsdagen per periode van 4 jaar.

2. Begunstigden

De werkende en de plaatsvervangende leden van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de syndicale afvaardigingen mogen op het werk afwezig zijn ten einde de kursussen en seminaries te volgen.
In de ondernemingen waar geen van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de syndicale afvaardigingen bestaan en die minstens 20 werklieden of werksters tewerkstellen, mogen maximum 3 militanten, aangeduid door de werknemersorganisaties voor het geheel van de werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, kursussen deelnemen.

3. Procedure

De werknemersorganisaties dienen bij de betrokken werkgevers, vier weken vooraf, hun schriftelijke aanvraag in tot het bekomen, voor hun betrokken leden, van de toelating afwezig te zijn voor het bijwonen van opleidingscursussen.

Die aanvraag moet omvatten:

  • de naamlijst van de mandatarissen van de werknemersorganisaties voor wie een toelating van afwezigheid wordt gevraagd, alsmede de duur ervan;
  • de datum en duur van de ingerichte cursussen;
  • de thema's die worden onderwezen en bestudeerd.

Voor elk lid dat deelneemt aan de in het raam van deze collectieve arbeidsovereenkomst ingerichte cursussen, leveren de werknemersorganisaties een ondertekend attest af waarop de dagen, gewijd aan de cursussen die de belanghebbende heeft gevolgd, precies worden aangeduid.

Dit document wordt in tweevoud door de werknemersorganisatie aan de werkgever overgemaakt, zulks binnen de vijftien dagen die volgen op het einde van de cursussen.

Een exemplaar van dit document wordt door de werkgever bewaard. Het andere exemplaar wordt door de werkgever gevoegd bij zijn tot het sociaal waarborgfonds gerichte aanvraag om terugbetaling.

4. Betaling van het loon

Teneinde het loonverlies voor de bij toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst toegestane afwezigheid te compenseren, keert het Sociaal Waarborgfonds voor de kledingnijverheid aan de werklieden en werksters een vergoeding uit die wordt berekend volgens de modaliteiten van toepassing op de wettelijke feestdagen.
De werkgever betaalt deze vergoeding uit als voorschot aan de werklieden en werksters, evenals de hiermede verband houdende bijdragen voor maatschappelijke zekerheid. Hij kan het volledige bedrag bij hogerbedoeld sociaal fonds terugvorderen.
Het sociaal waarborgfonds verrekent de vergoedingen met de werknemersorganisaties, uitgekeerd.

5. Tekst CAO van 26 mei 1997

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het Kleding- en confectiebedrijf ressorteren.

Artikel 2

Deze overeenkomst regelt de toepassing van punt 7 van het Interprofessioneel Akkoord van 15 juni 1971 inzake de door de syndicale organisaties ingerichte opleidingskursussen.

Artikel 3

De werkende en de plaatsvervangende leden van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de syndicale afvaardigingen mogen op het werk afwezig zijn ten einde de bij artikel 2 bedoelde kursussen en seminaries te volgen.
In de ondernemingen waar geen van de hierboven vermelde organen bestaan en die minstens 20 werklieden of werksters tewerkstellen, mogen maximum drie militanten, aangeduid door de werknemersorganisaties voor het geheel van de werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, aan de in artikel 2 bedoelde kursussen deelnemen.

Artikel 4

Het aantal dagen afwezigheid, toegestaan op het vlak van iedere onderneming, wordt vastgesteld op acht arbeidsdagen per effectief mandaat en per periode van vier jaar.
De aldus begrensde afwezigheidsdagen worden onder de betrokken werknemersorganisaties verdeeld naar rata van het aantal mandaten dat zij in de drie in elke onderneming bestaande vertegenwoordigingsorganen hebben verkregen.
In de ondernemingen waar geen van de in artikel 3 vermelde organen bestaan en die minstens 20 werknemers tewerkstellen, hebben de in het Nationaal Paritair Comité vertegenwoordigde werknemersorganisaties samen maximaal recht op vijftien afwezigheidsdagen per periode van vier jaar.
Het behoort aan elke betrokken werknemersorganisatie te beslissen volgens welke modaliteiten zij de aldus omschreven afwezigheidstijd onder haar individuele vertegenwoordigers verdeelt.

Artikel 4bis

Tengevolge van het uitstel van de sociale verkiezingen met één jaar wordt het aantal toegelaten afwezigheidsdagen uitzonderlijk op 10 arbeidsdagen per effectief mandaat gebracht voor de periode van 5 jaar tussen de sociale verkiezingen van 1995 en deze van 2000. Na de sociale verkiezingen van 2000 vervalt deze uitzondering op het principe van artikel 4.

Artikel 5

§1            De ondertekenende werknemersorganisaties organiseren geen sociale vormingskursussen in het kader van het stelsel van het betaald educatief verlof, bedoeld in afdeling 6 van hoofdstuk 4 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.

§2            In de schoot van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid" wordt een protocol gesloten met betrekking tot de aanwezigheid van werknemers met een syndicaal mandaat in de onderneming bij statutaire bijeenkomsten van de werknemersorganisaties.

Artikel 6

Elk jaar delen de werknemersorganisaties de inhoud van hun vormingsprogramma's op welk vlak deze ook worden ingericht, aan de werkgeversorganisatie mede.

De vorming beoogt de sociale, economische en technische problemen, teneinde de werknemersafgevaardigden in de gelegenheid te stellen hun taak behoorlijk waar te nemen in het belang van alle partijen op het vlak van de onderneming.

Die cursussen zullen geen eisend karakter vertonen.

Artikel 7

De werknemersorganisaties dienen bij de betrokken werkgevers, vier weken vooraf, hun schriftelijke aanvraag in tot het bekomen, voor hun betrokken leden, van de toelating afwezig te zijn voor het bijwonen van opleidingscursussen.

Die aanvraag moet omvatten :

-      de naamlijst van de mandatarissen van de werknemersorganisaties voor wie een toelating van afwezigheid wordt gevraagd, alsmede de duur ervan ;

-      de datum en duur van de ingerichte cursussen ;

-      de thema's die worden onderwezen en bestudeerd.

Artikel 8

De werknemersorganisaties voorkomen dat door de gelijktijdige afwezigheid van verscheidene werklieden en werksters de arbeidsorganisatie wordt verstoord.
De gelijktijdige afwezigheid van twee werklieden of werksters per in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf vertegenwoordigde werknemersorganisatie, kan in geen geval als een verstoren van de arbeidsorganisatie worden beschouwd.
Bepaalde omstandigheden, zoals de afwezigheid van andere werklieden of werksters op dezelfde werkpost, kunnen de afwezigheid van de werknemersafgevaardigden onmogelijk maken wil men de goede gang van de onderneming niet in het gedrang brengen. In dat geval stellen de werkgever en de werknemersafvaardiging of, bij ontstentenis van laatstbedoelde, elk syndicaal vertegenwoordigingsorgaan in de onderneming, zich akkoord over het maximum toelaatbaar aantal afwezigen.
De betwistingen die dienaangaande kunnen rijzen, worden onderzocht in het raam van de normale verzoeningsprocedure.

Artikel 9

Teneinde het loonverlies voor de bij toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst toegestane afwezigheid te compenseren, keert het Sociaal Waarborgfonds voor de kledingnijverheid aan de werklieden en werksters een vergoeding uit die wordt berekend volgens de modaliteiten van toepassing op de wettelijke feestdagen.
De werkgever betaalt deze vergoeding uit als voorschot aan de werklieden en werksters, evenals de hiermede verband houdende bijdragen voor maatschappelijke zekerheid. Hij kan het volledige bedrag bij hogerbedoeld sociaal fonds terugvorderen.
Het sociaal waarborgfonds verrekent de vergoedingen met de werknemersorganisaties, uitgekeerd in uitvoering van de alinea's 1 en 2 van dit artikel.

Artikel 10

Voor elk lid dat deelneemt aan de in het raam van deze collectieve arbeidsovereenkomst ingerichte cursussen, leveren de werknemersorganisaties een ondertekend attest af waarop de dagen, gewijd aan de cursussen die de belanghebbende heeft gevolgd, precies worden aangeduid.

Dit document wordt in tweevoud door de werknemersorganisatie aan de werkgever overgemaakt, zulks binnen de vijftien dagen die volgen op het einde van de cursussen.

Een exemplaar van dit document wordt door de werkgever bewaard. Het andere exemplaar wordt door de werkgever gevoegd bij zijn tot het sociaal waarborgfonds gerichte aanvraag om terugbetaling.

Artikel 11

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998. Zij wordt van jaar tot jaar verlengd, indien zij voor haar jaarlijkse vervaldag niet door één van de contracterende partijen wordt opgezegd. Deze opzegging wordt bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf betekend.

Artikel 12

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1972 gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende sociale vorming en voorlichting, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 maart 1973.

 


Historiek
01/01/1997 31/12/2050 24 Syndicale vorming
01/01/1995 31/12/1996 24 Syndicale vorming