Opleiding tot ondernemingshoofd in de Duitstalige Gemeenschap: enkele aanpassingen

Van 
101621

Op 14 juli heeft de Duitstalige Gemeenschap een besluit gepubliceerd dat enkele aanpassingen inzake meesterschapsstage (opleiding ondernemingshoofd) aanbrengt. Dit besluit is op 1 juli 2020 in werking getreden.

We geven hierna een overzicht van de voornaamste nieuwigheden.

  1. Het nieuwe besluit past de definitie van de stage aan:  “De meesterschapsstage dient als voorbereiding van een meesterschapsstagiair op een zelfstandige activiteit, op een activiteit in een onderneming of op het verwerven van praktische kennis en competenties in het kader van een duale studie. De meesterschapsstage omvat zowel een vaktheoretisch als een bedrijfskundig gedeelte van een opleiding tot ondernemingshoofd of van een andere duale studie aan een erkende hogeschool of universiteit in het binnenland of het buitenland en bereidt de meesterschapsstagiair voor op het eindopleidingsexamen, bachelorexamen of masterexamen.”
  2. De voorwaarden voor de erkende opleidingsonderneming worden verfijnd:
    • Het ondernemingshoofd moet een onberispelijk gedrag hebben, het bewijs leveren van een opleiding tot ondernemingshoofd, bacheloropleiding of masteropleiding die erkend is en die betrekking heeft op het beroep en moet daarnaast het bewijs leveren dat hij na die opleiding ten minste drie jaar beroepservaring heeft opgedaan.
    • Als het ondernemingshoofd niet persoonlijk voor de opleiding van de stagiair kan instaan, moet hij onder de personeelsleden van de onderneming een opleider aanduiden die aan bovenvermelde voorwaarden voldoet.
    • Een opleider kan niet tot verschillende beroepen tegelijk opleiden.
    • Een ondernemingshoofd of opleider kan niet meer dan twee stagiairs tegelijk opleiden.

 

  1. Het ondernemingshoofd moet een arbeidsongevallenverzekering aangaan die de volgende risico’s dekt: ongevallen waaraan de stagiair kan worden blootgesteld tijdens zijn opleiding in de onderneming, tijdens zijn deelname aan de algemene cursussen en beroepscursussen, cursussen aan de erkende hogeschool of universiteit, tests, examens en bedrijfsoverkoepelende opleidingen evenals onderweg van en naar de opleiding.
  2. Een onderneming die bepaalde in het opleidingsprogramma vermelde vaardigheden niet kan aanleren, kan toch als opleidingsonderneming worden erkend op voorwaarde dat alle toekomstige stagiairs aan een bedrijfsoverkoepelende praktische opleiding deelnemen.
  3. De wekelijkse arbeidsduur wordt vastgesteld met inachtneming van de geldende Belgische wetgeving en mag, naargelang het geval, de maximale duur vastgelegd in de collectieve overeenkomst van het bevoegde paritaire comité, niet overschrijden. De stagiair moet gemiddeld minstens 20 uur per week in de onderneming werkzaam zijn (daarvoor 24 uur).
  4. Inzake schorsing van de stageovereenkomst  zijn de ondernemingshoofden voortaan   verplicht de stagiair vóór het einde van elk opleidingsjaar zo nodig extra onbetaalde vakantie toe te kennen zodat hij 20 werkdagen vakantie kan nemen in de 5-dagenweek of 24 werkdagen in de 6-dagenweek. Bovendien moeten de ondernemingshoofden de stagiairs 10  dagen onbetaald verlof per opleidingsjaar toekennen om zich voor te bereiden op examens die in het kader van de opleiding plaatsvinden.
  5. De opleidingsonderneming moet bijdragen in de verplaatsingskosten van de stagiair tussen zijn woonplaats en de onderneming en dit op basis van de kosten van het openbaar  vervoer, tenzij het bevoegd paritair comité in een voordeligere regeling voor de stagiair voorziet.
  6. Het ondernemingshoofd is verplicht het inschrijvingsgeld voor de studie in kwestie te betalen aan het erkende centrum voor voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's.
  7. Na het einde van de proeftijd kunnen de opleidingsonderneming en de stagiair de stageovereenkomst opzeggen.De  opleidingsonderneming en de stagiair kunnen de stageovereenkomst beëindigen bij onoverbrugbare meningsverschillen tussen de partijen en na mislukking van een bemiddelingspoging door de leersecretaris. Behoudens andersluidende minnelijke schikking bedraagt de opzeggingstermijn in dat geval vier weken te rekenen vanaf de datum van de bemiddeling.

Bron: Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 16 april 2020 tot wijziging van het besluit van de Regering van 11 juni 2009 houdende invoering van een meesterschapsstage in de basisopleiding van de middenstand (BS, 14 juli 2020).