1201 Werkgeversbijdrage in de vervoerskosten

Paritair (sub-)Comité nr.:
329.00.00-00.00, 329.03.00-00.00

Bijwerking: 10/01/2024
Geldig vanaf: 01/02/2009

Rechthebbenden

Alle werknemers die een openbaar vervoermiddel gebruiken, ongeacht de verdiende jaarbezoldiging, en de werknemers die een ander vervoermiddel gebruiken, mits hun jaarlijkse brutobezoldiging de grens van 50.775,13 EUR (1 januari 2023) niet overschrijdt.

Vervoermiddelen

Alle privé- en openbare vervoermiddelen.

Bedrag

  • Openbare vervoermiddelen:

    • Treinvervoer: Overeenkomstig CAO nr. 19 octies;
    • Andere openbare vervoermiddelen (tram, bus, metro):
      • De prijs is in verhouding tot de afgelegde afstand: overeenkomstig CAO nr. 19octies, zonder 75 % van de werkelijke vervoerprijs te overschrijden;
      • De prijs is een eenheidsprijs ongeacht de afgelegde afstand: overeenkomstig CAO nr. 19 octies, namelijk een forfaitaire tussenkomst gelijk aan 71,8 % van de werkelijke vervoerprijs (max. bedrag 7km NAR);
  • Eigen vervoermiddel: 50 % van de prijs van de treinkaart 2° klasse van de NMBS, voor een overeenstemmende afstand (voor de bedragen, zie Hfdst. 1202).

Afstand

3 km en meer. Voor het vervoer per trein is evenwel geen minimumafstand voorzien.

Fiets (bij gebrek aan een ondernemings-cao die voorziet in andere voorwaarden):

  • Loonplafond: neen
  • Minimale afstand: neen (maar maximum 20 kilometer per enkel traject)
  • Bedrag: 0,28 EUR/km (vanaf 01/01/2024)

In het Paritair Comité voor de socio-culturele sector werd op 30 april 1997 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de terugbetaling van de vervoerskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 23 december 1997 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 maart 1998.

Ingevolge het interprofessionneel akkoord 2009-2010 heeft de Nationale Arbeidsraad op 20 februari 2009 de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 octies gesloten tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 ter betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers. Deze wijziging heeft uitwerking vanaf 1 februari 2009. Deze collectieve arbeidsovereenkomsten hebben gevolgen voor de regels inzake de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten die werden overeengekomen op het vlak van de socio-culturele sector.

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO, aangevuld met enige commentaar ingevolge het bestaan van de CAO nr. 19 ter en de wijziging ervan door de CAO nr. 19 octies, en vervolgens de historiek van het plafond. Voor de geactualiseerde bedragen van de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten, zie onze sectorale documentatie Hfdst. 1202.

Tekst van de CAO

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, met uitzondering van de werknemers waarvan de bruto jaarbezoldiging het bedrag van 1.200.000 BEF overschrijdt

Commentaar : De regels inzake de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten die afgesproken werden op het vlak van de socio-culturele sector mogen niet nadeliger zijn dan de regels die hieromtrent werden afgesproken op het vlak van de Nationale Arbeidsraad.

De CAO nr. 19 ter bepaalde voorheen dat de bedienden wier jaarloon meer dan 1.200.000 BEF bedroeg, geen recht hadden op een werkgeversbijdrage in de vervoerskosten ingevolge het gebruik van een openbaar vervoermiddel (trein, tram, bus, metro). Vanaf 1 april 2001 schaft de CAO nr 19 sexies de jaarloongrens van 1.200.000 BEF af waardoor de bedienden, ongeacht het verdiende jaarloon, recht hebben op een werkgeversbijdrage in de vervoerskosten ingevolge het gebruik van een openbaar vervoermiddel. De CAO nr. 19 ter voorziet geen werkgeversbijdrage in de vervoerskosten ingevolge het gebruik van een eigen vervoermiddel. Er mag bijgevolg enkel rekening gehouden worden met de jaarloongrens van 1.200.000 BEF  ingeval van een gebruik van een eigen vervoermiddel.

De berekening van deze bruto jaarbezoldiging gebeurt door de vaste brutobezoldiging van de eerste maand waarvoor de werkgeverstegemoetkoming is gevraagd te vermenigvuldigen met 12.

Aan dit loon wordt de eindejaarspremie toegevoegd.

Indien de werknemer gedurende deze 12 maanden niet heeft gewerkt wordt het te beschouwen bedrag bekomen door het maandelijks gemiddelde van de werkelijk gewerkte maanden te vermenigvuldigen met 12.

De plafondbezoldiging van 1.200.000 fr. is gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, betreffende de koppeling van de bezoldigingen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen; zij wordt geacht overeen te stemmen met het spilindexcijfer 119,53 (basis 1988 = 100), vereffening aan 117,17 pct.

Onder "werknemers" wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden en bedienden.

HOOFDSTUK II - Tegemoetkoming in de verplaatsingskosten

Artikel 2

§1. De werkgevers komen tegemoet in de werkelijk door de werknemers gedragen verplaatsingskosten ten belope van 50 pct. van de prijs van de treinkaart 2e klasse van de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen voor het aantal kilometer dat de verblijfplaats van de plaats van tewerkstelling scheidt, en dit, ongeacht het gebruikte vervoermiddel en voor zover de plaats van tewerkstelling in België is gelegen en dat de afgelegde afstand gelijk is aan of groter is dan 3 km.

Commentaar : De regels inzake de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten die afgesproken werden op het vlak van de socio-culturele sector mogen niet nadeliger zijn dan de regels die hieromtrent werden afgesproken op het vlak van de Nationale Arbeidsraad.

De CAO nr. 19 ter, gewijzigd door de CAO nr. 19 octies, voorziet de volgende regels inzake de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten ingeval van een gebruik van een openbaar vervoermiddel.

  • Treinvervoer : Een barema voor de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaarten, vanaf 1 februari 2009 gebracht op gemiddeld 75 %  (voorheen 60 %), is van toepassing. Er is geen minimale afstand vereist.
  • Andere openbaar vervoermiddelen (tram, bus, metro):
    De prijs is in verhouding tot de afgelegde afstand: tussenkomst in functie van het barema voor de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaarten, vanaf 1 februari 2009 gebracht op gemiddeld 75 %  (voorheen 60 %), zonder 75 %  (i.p.v. 60 %) van de werkelijke vervoerprijs te overschrijden;
    De prijs is een eenheidsprijs ongeacht de afgelegde afstand: forfaitaire tussenkomst, vanaf 1 februari 2009 gelijk aan 71,8 % van de werkelijke vervoerprijs (voorheen 56 %), zonder het bedrag van de werkgeverstegemoetkoming voor een afstand van 7 km volgens het nieuwe barema waarvan sprake hierboven te overschrijden;
    Er is een minimale afstand van 5 km vereist.

Ingeval van gebruik van een openbaar vervoermiddel (trein, tram, bus, metro) zullen bijgevolg de regels vervat in de CAO nr. 19 ter, gewijzigd door de CAO nr. 19 octies, moeten nageleefd worden. Ingeval van  gebruik van een ander openbaar vervoermiddel dan de trein moet evenwel, rekening houdend met de regels afgesproken op het vlak van de socio-culturele sector, een minimale afstand van 3 (en niet 5) km in acht genomen worden en mag geen rekening gehouden worden met een maximale afstand van 7km. 

Dezelfde CAO voorziet geen werkgeversbijdrage in de vervoerskosten ingeval van een gebruik van een eigen vervoermiddel. De regels voorzien op het vlak van de socio-culturele sector (zie hierboven) blijven bijgevolg van toepassing.

§2. Voor de toepassing van artikel 2, § 1, wanneer de werknemer niet het bewijs kan leveren van de doorlopen afstand aan de hand van een vervoerbewijs, wordt deze afstand in gemeenschappelijk overleg in elke instelling berekend.

Met dit doel legt de werknemer een gehandtekende verklaring voor waarin hij het bewijs levert van zijn verplaatsing over deze afstand.

HOOFDSTUK III - Toepassingsmodaliteiten

Artikel 3

§1. De tegemoetkoming van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemer wordt maandelijks betaald.

§2. De tegemoetkoming van de werkgever heeft geen betrekking op de niet gepresteerde werkdagen, behalve in het geval van de onmogelijkheid om een vervoersbewijs, dat de werknemer moest verwerven, opnieuw te gebruiken of terugbetaald te hebben.

De maandelijkse tegemoetkoming wordt verminderd met 1/25e per niet gewerkte dag indien de werknemer tewerkgesteld is in een stelsel van 6 dagen per week en met 1/21e indien de werknemer tewerkgesteld is in een stelsel van 5 dagen per week.

§3. Wanneer verschillende vervoermiddelen worden gebruikt wordt de afstand samengeteld om het totaal aantal  kilometer te bepalen.

§4. In het geval van deeltijdse tewerkstelling van werknemers bij meerdere werkgevers moet het geheel van de werkgeverstegemoetkoming, zoals ze resulteert uit de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, verdeeld worden over de onderscheiden werkgevers, waarbij rekening wordt gehouden met de duur van de prestatie van de werknemers bij elk van hen en op voorwaarde dat de globale bezoldiging toegekend door het geheel van de werkgevers kleiner is dan het bedrag dat vastgesteld wordt in artikel 1.

De totale last van de tegemoetkoming die gedragen wordt door elk van de werkgevers mag evenwel niet groter zijn dan de tegemoetkoming die de werkgever zou moeten dragen, in toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, indien de deeltijdse werknemer enkel bij hem zou zijn tewerkgesteld.

Fiets

In deze sector is geen cao afgesloten die voorziet in een specifieke fietsvergoeding voor woon-werkverkeer.

Indien hierover op ondernemingsniveau geen cao is afgesloten, gelden vanaf 1 mei 2023 onderstaande regels.

Een vergoeding wordt toegekend aan de werknemer die de verplaatsingen tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling regelmatig met de fiets verricht.

Onder "fiets wordt verstaan ": een rijwiel, een gemotoriseerd rijwiel of een speed pedelec, zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, in die zin dat de gemotoriseerde rijwielen en de speed pedelecs enkel in aanmerking komen wanneer ze elektrisch worden aangedreven.

Indien de werknemer voor die verplaatsingen gebruik maakt van verschillende vervoerswijzen, waaronder de fiets, heeft hij de mogelijkheid om voor elk daarvan een vergoeding van zijn werkgever te ontvangen, op voorwaarde dat die verschillende vergoedingen betrekking hebben op:

  • hetzij verschillende gedeelten van het woon-werktraject;
  • hetzij hetzelfde traject (of hetzelfde gedeelte daarvan) dat in verschillende perioden van het jaar wordt afgelegd.

Eenzelfde afstand die op hetzelfde tijdstip is afgelegd, kan niet in aanmerking komen voor meerdere vergoedingen door de werkgever.

Het basisbedrag van de vergoeding is 0,145 EUR per met de fiets afgelegde kilometer. Dit bedrag zal jaarlijks geïndexeerd worden volgens hetzelfde mechanisme als de sociale en fiscale vrijstelling van de fietsvergoeding.

Vanaf 1 januari 2023 bedraagt de vergoeding 0,27 EUR per met de fiets afgelegde kilometer.

Vanaf 1 januari 2024 bedraagt de vergoeding 0,28 EUR per met de fiets afgelegde kilometer.

De toekenning van de vergoeding wordt geplafonneerd op een afstand van maximum 20 kilometer per enkel traject.

Om het bedrag van de tegemoetkoming van de werkgever te bepalen, dient de werknemer een verklaring op erewoord in te vullen en te ondertekenen waarin hij het aantal kilometers vermeldt dat hij met de fiets aflegt tussen zijn woonplaats en de plaats van tewerkstelling, evenals het betrokken aantal dagen in die maand.

De frequentie van de verklaring en de modaliteiten voor de controle van de in die verklaring vermelde gegevens moeten door de werkgever worden vastgesteld.

Historiek van het plafond

  • 01/05/1997: 1.200.000 BEF;
  • 01/10/1997: 1.224.000 BEF;
  • 01/06/1999: 1.248.480 BEF;
  • 01/09/2000: 1.273.450 BEF;
  • 01/07/2001: 1.298.919 BEF - 32.199,36 EUR;
  • 01/04/2002: 1.324.897 BEF - 32.843,34 EUR;
  • 01/07/2003: 33.500,21 EUR;
  • 01/11/2004: 34.170,21 EUR;
  • 01/09/2005: 34.853,61 EUR;
  • 01/11/2006: 35.550,58 EUR;
  • 01/02/2008: 36.261,69 EUR;
  • 01/06/2008: 36.986,92 EUR;
  • 01/10/2008: 37.726,66 EUR;
  • 01/10/2010: 38.481,19 EUR;
  • 01/06/2011: 39.250,81 EUR;
  • 01/03/2012: 40.035,83 EUR;
  • 01/01/2013: 40.836,55 EUR;
  • 01/07/2016: 41.653,28 EUR;
  • 01/07/2017: 42.486,35 EUR;
  • 01/10/2018: 43.336,08 EUR;
  • 01/10/2021: 45.086,88 EUR;
  • 01/02/2022: 45.988,62 EUR;
  • 01/04/2022: 46.908,37 EUR;
  • 01/06/2022:  47.846,54 EUR;
  • 01/09/2022: 48.803,47 EUR;
  • 01/12/2022: 49,779,54 EUR;
  • 01/01/2023: 50.775,13 EUR.

Historiek
01/02/2009 31/12/2999 1201 Werkgeversbijdrage in de vervoerskosten
01/04/2001 31/01/2009 1201 Werkgeversbijdrage in de vervoerskosten
01/05/1997 31/03/2001 1201 Werkgeversbijdrage in de vervoerskosten
01/04/2001 31/03/2001 1201 Werkgeversbijdrage in de vervoerskosten
01/04/2001 31/03/2001 1201 Werkgeversbijdrage in de vervoerskosten