08 Tewerkstelling op zon- en feestdagen

Paritair (sub-)Comité nr.:
329.00.00-00.00

Bijwerking: 14/02/2018
Geldig vanaf: 01/01/2005
Geldig tot: 28/02/2017

Krachtens artikel 13 van de arbeidswet van 16 maart 1971 kan een koninklijk besluit de tewerkstelling op zondagen (en bijgevolg ook op feestdagen) toestaan in sommige bedrijven of voor het uitvoeren van sommige werken. Krachtens artikel 16 van diezelfde arbeidswet kan een koninklijk besluit eveneens een andere regeling voorschrijven dan de algemene regeling voor inhaalrust in geval van tewerkstelling op een zondag. De wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen laat tenslotte toe dat een koninklijk besluit een andere regeling voorschrijft dan de algemene regeling voor inhaalrust in geval van tewerkstelling op een feestdagt.

In uitvoering van deze bepalingen verscheen in het Belgisch Staatsblad van 24 juli 1999 het koninklijk besluit van 16 juni 1999 betreffende de arbeidsduur en de tewerkstelling ‘s nachts en op zon- en feestdagen van werknemers in de socio-culturele sector.

Daarenboven werd in het Paritair Comité voor de Socio-culturele sector op 25 oktober 1999 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten teneinde de toepassingsmodaliteiten vast te leggen van het koninklijk besluit van 16 juni 1999 betreffende de arbeidsduur en de tewerkstelling ’s nachts en op zon – en feestdagen van de werknemers in de socio-culturele sector (registratienummer 55991/CO/329). Zij werd gewijzigd door een cao van 25 maart 2005 (nr. 74736/CO/329). De nieuwe bepalingen treden in werking op 1 januari 2005.

Wij geven u hierna de bepalingen van zowel het koninklijk besluit als van de collectieve arbeidsovereenkomst die betrekking hebben op de tewerkstelling op zon- en feestdagen, gevolgd door enige commentaar.

Voor een samenvatting betreffende de arbeidsduur in PC 329, zie onze sectorale documentatie Hfdst. 07.

A. BEPALINGEN VAN HET KB VAN 16 JUNI 1999 INZAKE TEWERKSTELLING OP ZON – EN FEESTDAGEN

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Dit koninklijk besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers die worden tewerkgesteld in de organisaties die ressorteren onder het Paritair Comité voor de socio-culturele sector.

Artikel 2

De afwijkingen bedoeld in dit koninklijk besluit zijn van toepassing op de werknemers die activiteiten uitoefenen die niet kunnen worden uitgesteld of gerealiseerd op een ander ogenblik, onder meer om contacten met vrijwilligers en activiteiten, voor het publiek toegankelijk, mogelijk te maken.

(...)

HOOFDSTUK IV – Tewerkstelling op zon– en feestdagen

Artikel 5

De volgende werknemers mogen op zon– en feestdagen worden tewerkgesteld:

  • de personen belast met een leidende functie en/of een vertrouwenspost;
  • de werknemers die activiteiten uitoefenen die bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, worden bepaald.(zie hieronder onder B. bepalingen van de CAO van 25 oktober 1999 inzake tewerkstelling op zon- en feestdagen).

Artikel 6

De inhaalrust waarop de werknemers die op zondag worden tewerkgesteld recht hebben, wordt toegekend binnen de 4 weken die volgen op de zondag waarop zij tewerkgesteld zijn geweest.

Artikel 7

De duur van de bij artikel 6 bedoelde inhaalrust is gelijk aan die van de verrichte zondagsarbeid. Dezelfde bepaling is van toepassing op de inhaalrust voor prestaties verricht op een feestdag.

Artikel 8

Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

B. BEPALINGEN VAN DE CAO VAN 25 OKTOBER 1999 INZAKE TEWERKSTELLING OP ZON – EN FEESTDAGEN

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers tewerkgesteld in organisaties die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector nr. 329 met uitzondering van de werknemers wier plaats van tewerkstelling buiten België is gelegen, en van de door de Koning aangewezen werknemers die een leidende functie of een vertrouwenspost bekleden.

Artikel 2

Onder werknemers wordt verstaan mannelijke en vrouwelijke werklieden en bedienden.

Artikel 3

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft onder meer tot doel de toepassingsmodaliteiten vast te leggen van het Koninklijk Besluit van 16 juni 1999 betreffende de arbeidsduur en de tewerkstelling 's nachts en op zon- en feestdagen van werknemers in de socio-culturele sector (zie hierboven onder A. bepalingen van het KB van 16 juni 1999 inzake tewerkstelling op zon- en feestdagen).

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst bevelen de partijen de werkgevers aan het werk zodanig te organiseren dat een beroep op de afwijkingen bepaald in dit Koninklijk Besluit maximaal wordt vermeden.

(...)

HOOFDSTUK IV - Arbeid op zon- en feestdagen

Artikel 7

De bepaling van artikel 5 van het KB van 16 juni 1999 (zie hierboven) is van toepassing op de werknemers bedoeld in art. 2 van dit KB en meer bepaald op de werknemers die volgende activiteiten uitoefenen voor zover hun werkgever onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector nr. 329 valt:

  • activiteiten in culturele centra;
  • activiteiten van radio- en televisieverenigingen;
  • audiovisuele productie in de sector volksontwikkeling;
  • organisatie van en prestaties inzake kampioenschappen, tornooien, sportdagen en sportpromotiedagen;
  • organisatie van spektakels en evenementen en de regie ervan;
  • organisatie van en prestaties inzake stages en kampen, al dan niet residentieel, voor kinderen, jongeren en volwassenen en in jeugdhuizen;
  • organisatie van en prestaties inzake begeleiding, animatie en vorming van kinderen, jongeren en volwassenen;
  • vergaderingen, festivals, tentoonstellingen, publieke manifestaties, inzamelacties, campagnes, colloquia, seminaries, al dan niet residentieel;
  • animatie, onthaal en omkadering van de personen  in de subsector van het niet-commerciële toerisme, in  de overnachtingscentra voor jongeren, in de musea en de ermee verbonden educatieve diensten, in de museale instellingen en de ermee verbonden educatieve diensten;
  • taken i.v.m. de mobiele uitlening en informatica van mediatheken, bibliotheken en ludotheken;
  • onthaal, bewaking, omkadering, onderhoud en reiniging en controle van de veiligheid in de sportinstellingen en sportcentra.

Artikel 8

§1. Het aantal zondagen waarop een werknemer tijdens het burgerlijk jaar arbeid kan verrichten, mag tien niet overschrijden.

§2. Dit aantal zondagen wordt op 13 gebracht voor de "verenigingen voor volksontwikkeling" erkend bij decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 19 april 1995.

§3. Dit aantal zondagen wordt op 26 gebracht voor de volgende activiteiten of subsectoren:

  • vorming van kaderleden en "vormingsinstellingen";
  • culturele centra;
  • activiteiten verbonden aan de productie en distributie van de actualiteitsberichtgeving via niet-commerciële radio en televisie;
  • sportcentra en -clubs;
  • niet-commerciële toeristische organisaties die gewoonlijk publiek ontvangen op zondag;
  • jeugdcentra en -huizen en jeugdorganisaties die gewoonlijk publiek ontvangen op zondag
  • de musea en museale instellingen en de ermee verbonden educatieve diensten.

§4. In ieder geval wordt één vrije zondag per maand gegarandeerd behoudens voor de niet-professionele sportbeoefenaars, hun scheidsrechters en hun begeleiders en in de deelsector van het niet-commerciële toerisme.

§5. De grenzen bepaald in dit artikel kunnen overschreden worden voor specifieke activiteiten bepaald per organisatie of subsector mits het akkoord van het paritair comité.

HOOFDSTUK V - Compensaties

(...)

Artikel 10

§1. Aan de werknemers, bedoeld in artikel 3 §3 [zie Hfdst 0703] ,artikel 4 (zie hierboven onder A. bepalingen van het KB van 16 juni 1999 inzake tewerkstelling op zon- en feestdagen) en artikel 5, 2de gedachtestreepje [zie Hfst. 08] van het KB van 16 juni 1999, wordt voor nachtarbeid, arbeid op zon- en feestdagen en arbeid gepresteerd boven 9 uur per dag of 40 uur per week een compensatie toegekend van 20 % per uur.

De compensaties, toegekend op basis van deze afwijkingen, kunnen onderling niet worden gecumuleerd.

Voor zover de te compenseren uren worden gepresteerd binnen de afwijkingen toegestaan op grond van de artikelen 3 [zie Hfdst. 0704] , 4 (zie hierboven onder A. bepalingen van het KB van 16 juni 1999 inzake tewerkstelling op zon –en feestdagen) en 5 [zie Hfst. 08] van het KB van 16 juni 1999, wordt deze compensatie evenmin gecumuleerd met de compensatie voor overwerk, zoals bepaald in artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

§2. De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de compensatie van 20 % toekennen in de vorm van een toeslag of van inhaalrust. De inhaalrust toegekend op basis van deze 20 % wordt beschouwd als arbeidstijd zowel voor de berekening van de arbeidstijd als voor de verloning.

§3. De compensatie in de vorm van inhaalrust wordt ten laatste opgenomen binnen zes maanden na het leveren van de te compenseren prestatie.

§4. Zonder afbreuk te doen aan wat is bepaald in artikel 11, kan een collectieve arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement andere maar minstens gelijkwaardige compensaties vastleggen volgens een ander systeem van berekening.

§5. Ten voorlopige titel en zolang er onvoldoende middelen in de sector voorhanden zijn,, zijn de compensaties toegekend op grond van dit artikel, per werknemer en per jaar, beperkt tot maximum zes dagen of hun equivalent in toeslagen.

HOOFDSTUK VI - Inwerkingtreding en diverse bepalingen

Artikel 11

De voordelen die al zijn toegekend op grond van collectieve arbeidsovereenkomsten op subsectoraal of ondernemingsniveau, van het arbeidsreglement of van het gebruik, als tegenprestatie voor gelijkaardige afwijkingen, kunnen niet worden gecumuleerd met de voordelen bepaald in deze collectieve arbeids­overeenkomst.

Deze bepalingen mogen evenwel niet tot gevolg hebben dat reeds toegekende voordelen die gunstiger zijn dan deze bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden beperkt.

In geval van betwisting i.v.m. de toepassing van dit artikel kan de meest gerede partij een beroep doen op het verzoeningsbureau van het paritair comité. Indien hier geen akkoord wordt bereikt, krijgen de partijen zes maanden om een akkoord te sluiten; tijdens deze periode blijven de voordelen gelden die van kracht waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst, terwijl de compensaties bepaald in artikel 10 opgeschort worden.

Artikel 12

De partijen komen overeen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst het voorwerp uitmaakt van een evaluatie van het paritair comité na een periode van 2 jaar na de inwerkingtreding ervan.

Artikel 13

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 3 augustus 1999.

Commentaar: De nieuwe bepalingen treden in werking op 1 januari 2005.

Zij is gesloten voor onbepaalde duur en kan worden opgezegd door elk van de partijen met betekening van een opzeggingstermijn van zes maanden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector.

C. COMMENTAAR

1. Tewerkstelling op zon- en feestdagen

1.1. Tewerkstelling op zondagen

A. Het is verboden werknemers op zondag tewerk te stellen. Onder zondag moet men de astronomische dag van 0u tot 24u verstaan.

Sommige werkzaamheden kunnen steeds ‘s zondags uitgevoerd worden inzoverre ze niet op een andere dag van de week kunnen uitgevoerd worden.

Daarenboven voorziet het koninklijk besluit van 16 juni 1999, aangevuld door de CAO van 25 oktober 1999, in de mogelijkheid om personeel op zondag tewerk te stellen.

Voorwaarden:

  • Enkel de personen belast met een leidende functie en/of een vertrouwenspost en de werknemers die de door de CAO opgesomde activiteiten uitoefenen (zie hierboven);
  • Het aantal zondagen waarop de betrokken werknemers tijdens het burgerlijk jaar arbeid kunnen verrichten, mag een bepaald aantal niet overschrijden (zie hierboven);
  • In ieder geval wordt één vrije zondag per maand gegarandeerd behoudens voor de niet-professionele sportbeoefenaars, hun scheidsrechters en hun begeleiders en in de deelsector van het niet-commerciële toerisme.
  • De hierboven gestelde grenzen kunnen eventueel  overschreden worden voor specifieke activiteiten bepaald per organisatie of subsector mits het akkoord van het paritair comité.

B. In geval van tewerkstelling op een zondag moet er inhaalrust toegekend worden. In principe moet deze inhaalrust genomen worden in de loop van de zes dagen die volgen op de zondag gedurende welke de tewerkstelling plaatsgevonden heeft. Een koninklijk besluit genomen op sectoraal vlak kan hier evenwel van afwijken.

Het koninklijk besluit van 16 juni 1999 wijkt hiervan af en stelt dat de inhaalrust waarop de werknemers die op zondag worden tewerkgesteld recht hebben, wordt toegekend binnen de 4 weken die volgen op de zondag waarop zij tewerkgesteld zijn geweest

C. De duur van de inhaalrust is in principe gelijk aan ten minste een halve dag indien het werk niet meer dan vier uur bedraagt en een hele dag indien het werk meer dan vier uur bedraagt. Een koninklijk besluit op sectoraal vlak kan evenwel in een ander inhaalruststelsel voorzien.

Het koninklijk besluit van 16 juni 1999 voorziet dat de inhaalrust gelijk is aan die van de verrichte zondagsarbeid. Bijvoorbeeld, een prestatie van 5 uur op zondag geeft recht op 5 uur inhaalrust.

1.2. Tewerkstelling op feestdagen

A. Het is verboden werknemers op een feestdag tewerk te stellen. Er zijn 10 feestdagen per jaar : 1 januari, Paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartdag, Pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, Allerheiligen, 11 november en 25 december.

B. De werknemer mag tijdens een feestdag tewerkgesteld worden wanneer zondagsarbeid is toegestaan (zie hierboven onder punt 1.1.).

C. De werknemer die moet werken op een feestdag heeft recht op inhaalrust die tijdens de werkdagen moet worden toegekend, binnen de zes weken volgend op de feestdag of binnen de 6 weken volgend op de schorsing van de uitvoering van de overeenkomst indien ze niet binnen de 1e termijn kon worden genomen omdat de overeenkomst geschorst was (ziekte, zwangerschap, enz.).

De duur van deze inhaalrust bedraagt in principe 1 volle dag indien meer dan 4 uur gewerkt werd, 1/2 dag indien niet langer dan 4 uur gewerkt werd en de werkelijke duur van de prestaties die door deeltijdse werknemers worden verricht op een feestdag. Het koninklijk besluit van 16 juni 1999 wijkt hier evenwel van af en voorziet dat de inhaalrust gelijk is aan die van de verrichte arbeid op de feestdag. Bijvoorbeeld, een prestatie van 5 uur op een feestdag geeft recht op 5 uur inhaalrust.

2.Compensatie

2.1. De CAO van 25 oktober 1999 voorziet tenslotte in een compensatie van 20% per uur voor arbeid op zon- en feestdagen.

2.2. Deze compensatie wordt tevens toegekend voor arbeid gepresteerd boven 9 uur per dag en 40 uur per week (zie Hfdst 0703) en nachtarbeid (zie Hfdst. 0704). Zij kunnen evewel niet onderling gecumuleerd worden. Bijvoorbeeld, een prestatie van één uur in de nacht van een feestdag geeft maar recht op één compensatie van 20% per uur en niet twee.

Deze compensatie is evenmin cumuleerbaar met een toeslag voor gewoon overwerk. Wanneer gewone overuren op een zon- of feestdag worden gepresteerd, zal enkel de normale toeslag voor overwerk verschuldigd zijn. De compensatie van 20% per uur zal niet moeten toegekend worden.

Indien op het vlak van de onderneming reeds een toeslag, inhaalrust of een ander voordeel wordt toegekend voor soortgelijke prestaties, dan kunnen deze niet worden gecumuleerd met de toe te kennen compensatie van 20% per uur. De op het vlak van de onderneming reeds toegekende voordeel dat gunstiger is dan de toe te kennen compensatie van 20%, mag wel niet beperkt worden. Dit wil dus zeggen dat indien het op het vlak van de onderneming reeds toegekende voordeel gunstiger is dan de toe te kennen compensatie van 20%, dit voordeel wordt toegepast. In het andere geval moet de compensatie van 20% per uur toegekend worden.

2.3. De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de compensatie van 20 % toekennen in de vorm van een toeslag of van inhaalrust. De inhaalrust toegekend op basis van deze 20 % wordt beschouwd als arbeidstijd zowel voor de berekening van de arbeidstijd als voor de verloning. De compensatie in de vorm van inhaalrust wordt ten laatste opgenomen binnen zes maanden na het leveren van de te compenseren prestatie.

Ten voorlopige titel en zolang er onvoldoende middelen in de sector voorhanden zijn, zullen de toe te kennen compensaties, per werknemer en per jaar, beperkt worden tot maximum zes dagen of hun equivalent in toeslagen.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
25/03/2005
Registratienr
74736
Geldig van
01/01/2005
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
07/04/2005
Registratiedatum
13/05/2005
Onderwerp
toepassingsmodaliteiten van de arbeidsduur, de nachtarbeid, de arbeid op zon- en feestdagen
BS Bericht van neerlegging
27/05/2005
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
21/11/2005
Gepubliceerd in het B.St. van
14/12/2005
Keywords
PLOEGEN- EN NACHTARBEID, ARBEID TIJDENS WEEKENDS EN OP FEESTDAGEN, ARBEIDSDUUR IN UREN

Historiek
01/03/2017 31/12/2999 08 Tewerkstelling op zon- en feestdagen
01/01/2005 28/02/2017 08 Tewerkstelling op zon- en feestdagen
03/08/1999 31/12/2004 08 Tewerkstelling op zon- en feestdagen