0703 Overschrijding van de arbeidsduurgrenzen

Paritair (sub-)Comité nr.:
329.00.00-00.00

Bijwerking: 28/03/2018
Geldig vanaf: 01/03/2017

Krachtens artikel 23 van de arbeidswet van 16 maart 1971 kan een koninklijk besluit toestaan dat de normale grenzen van de arbeidsduur worden overschreden in de bedrijfstakken, de categorieën van ondernemingen of de takken van ondernemingen waar deze grenzen niet kunnen worden toegepast. Krachtens artikel 26bis van diezelfde arbeidswet kan een koninklijk besluit eveneens in geval van overschrijding van de normale grenzen van de arbeidsduur, de periode waarbinnen de wekelijkse arbeidsduur gemiddeld moet nageleefd worden (namelijk één trimester), verlengen tot maximum één jaar. 

In uitvoering van deze bepalingen verscheen in het Belgisch Staatsblad van 24 juli 1999 het koninklijk besluit van 16 juni 1999 betreffende de arbeidsduur en de tewerkstelling ‘s nachts en op zon- en feestdagen van werknemers in de socio-culturele sector.

Daarenboven werd in het Paritair Comité voor de Socio-culturele sector op 25 oktober 1999 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten teneinde de toepassingsmodaliteiten vast te leggen van het koninklijk besluit van 16 juni 1999 betreffende de arbeidsduur en de tewerkstelling ’s nachts en op zon – en feestdagen van de werknemers in de socio-culturele sector (registratienummer 55991/CO/329). Zij werd gewijzigd door:

De nieuwe bepalingen treden in werking op 1 maart 2017.

Wij geven u hierna de bepalingen van zowel het koninklijk besluit als van de collectieve arbeidsovereenkomst die betrekking hebben op de arbeidsduur, gevolgd door enige commentaar.

Voor een samenvatting betreffende de arbeidsduur in PC 329, zie onze sectorale documentatie Hfdst. 07.

1. BEPALINGEN VAN HET KB VAN 16 JUNI 1999 INZAKE ARBEIDSDUUR

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Dit koninklijk besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers die worden tewerkgesteld in de organisaties die ressorteren onder het Paritair Comité voor de socio-culturele sector.

Artikel 2

De afwijkingen bedoeld in dit koninklijk besluit zijn van toepassing op de werknemers die activiteiten uitoefenen die niet kunnen worden uitgesteld of gerealiseerd op een ander ogenblik, onder meer om contacten met vrijwilligers en activiteiten, voor het publiek toegankelijk, mogelijk te maken.

HOOFDSTUK II - Arbeidsduur

Artikel 3

§1.  De grenzen van de arbeidsduur bepaald bij de artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of bij de collectieve arbeidsovereenkomst die van toepassing is op de in artikel 1 bedoelde werkgevers en werknemers, mogen worden overschreden op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur, berekend over een periode van een semester, gemiddeld niet hoger ligt dan de arbeidsduur vastgesteld bij de wet of bij de collectieve arbeidsovereenkomst

Het begin en het einde van de referteperiode van een semester worden vastgesteld in het arbeidsreglement. Bij gebreke hieraan, verstaat men onder semester de periode die loopt van 1 februari tot 31 juli en van 1 augustus tot 31 januari.

§2. De arbeidsduur mag in gen geval elf uren per dag en vijftig uren per week overschrijden.

§3. De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn enkel van toepassing op de werknemers die de activiteiten uitoefenen die bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, worden bepaald.(zie verder onder punt 2. bepalingen van de CAO van 25 oktober 1999 inzake arbeidsduur).

(...)

Artikel 8

Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

2. BEPALINGEN VAN DE CAO VAN 25 OKTOBER 1999 INZAKE ARBEIDSDUUR

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers tewerkgesteld in organisaties die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector nr. 329 met uitzondering van de werknemers wier plaats van tewerkstelling buiten België is gelegen, en van de door de Koning aangewezen werknemers die een leidende functie of een vertrouwenspost bekleden.

Artikel 2

Onder werknemers wordt verstaan mannelijke en vrouwelijke werklieden en bedienden.

Artikel 3

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft onder meer tot doel de toepassingsmodaliteiten vast te leggen van het Koninklijk Besluit van 16 juni 1999 betreffende de arbeidsduur en de tewerkstelling 's nachts en op zon- en feestdagen van werknemers in de socio-culturele sector (zie hierboven onder punt 1. bepalingen van het KB van 16 juni 1999 inzake arbeidsduur).

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst bevelen de partijen de werkgevers aan het werk zodanig te organiseren dat een beroep op de afwijkingen bepaald in dit Koninklijk Besluit maximaal wordt vermeden.

HOOFDSTUK II - Arbeidsduur

Artikel 4

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de normale gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uur, vastgelegd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 1999 (zie Hfdst.0701), berekend op basis van de referentieperiode zoals bepaald in artikel 3, §1 van het KB van 16 juni 1999 (zie hierboven onder punt 1. bepalingen van het KB van 16 juni 1999 inzake arbeidsduur).

Artikel 5

De bepalingen van de §§1 en 2 van artikel 3 van het KB van 16 juni 1999 (zie hierboven onder punt 1. bepalingen van het KB van 16 juni 1999 inzake arbeidsduur) zijn van toepassing op de werknemers bedoeld in art. 2 van dit KB en meer bepaald op deze werknemers die volgende activiteiten uitoefenen, voor zover hun werkgever onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector nr. 329 valt:

  • activiteiten van culturele centra;
  • activiteiten van radio- en televisieverenigingen;
  • audiovisuele productie in de sector volksontwikkeling;
  • organisatie van en prestaties inzake kampioenschappen, tornooien; sportdagen en sportpromotiedagen;
  • organisatie van spektakels en evenementen en de regie ervan;
  • organisatie van en prestaties inzake stages of kampen, al dan niet residentieel voor kinderen, jongeren en volwassenen en in jeugdhuizen;
  • organisatie van en prestaties inzake begeleiding, animatie en vorming van kinderen, jongeren en volwassenen, vergaderingen, festivals, tentoonstellingen, publieke manifestaties, inzamelacties, campagnes, colloquia, seminaries, al dan niet residentieel;
  • animatie, onthaal en omkadering van de personen in de subsector van het niet-commerciële toerisme, in de overnachtingscentra voor jongeren, in de musea en de ermee verbonden educatieve diensten, in de museale instellingen en de ermee verbonden educatieve diensten;
  • taken i.v.m. de mobiele uitlening en informatica van mediatheken, bibliotheken en ludotheken;
  • onthaal, bewaking, omkadering, onderhoud en reiniging en controle van de veiligheid in de sportinstellingen en sportcentra.

Artikel 5 bis

§1. In afwijking van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 over de arbeidsovereenkomsten kan de wekelijkse arbeidsduur minder bedragen dan een derde van de arbeidsduur bedoeld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 1999 (registratienr.51076/CO/329) betreffende de bepaling van de arbeidsduur en de voorwaarden ervan in de socioculturele sector voor de werkgevers van sportinstellingen en sportcentra die vallen onder de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2017 tot bepaling van de functieclassificaties en de loonvoorwaarden voor de sector van de sportcentra en tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1999 betreffende de bepaling van de modaliteiten van de arbeidsduur en de tewerkstelling ?snachts en op zon- en feestdagen en de werknemers belast met korte, opeenvolgende sportactiviteiten die ze te werk stellen.

§2. In afwijking van artikel 21 van de arbeidswet van 16 maart 1971 kan de duur van elke arbeidsperiade minder bedragen dan drie uur zonder minder te mogen bedragen dan één uur en dertig minuten voor de werkgevers die vallen onder de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2017 tot bepaling van de functieclassificaties en de loonvoorwaarden voor de sector van de sportcentra en tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1999 betreffende de bepaling van de modaliteiten van de arbeidsduur en de tewerkstelling 's nachts en op zon- en feestdagen en de werknemers belast met korte, opeenvolgende sportactiviteiten die ze te werk stellen.

(...)

HOOFDSTUK V - Compensaties

Artikel 9

Als toepassing van artikel 29 §4 van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt bepaald dat de werkgever, na overleg met de werknemer, de toeslag verschuldigd in geval van overwerk geheel of gedeeltelijk kan omzetten in inhaalrust.

Ingeval de toeslag voor overwerk volledig wordt omgezet in inhaalrust,

  • geeft elk uur overwerk dat vergoed wordt met een toeslag van 50 %, recht op ten minste ½ uur inhaalrust,
  • geeft elk uur overwerk op een zon- of feestdag, dat vergoed wordt met een toeslag van 100 %, recht op ten minste 1 uur inhaalrust.

Artikel 10

§1. Aan de werknemers, bedoeld in artikel 3 §3 (zie hierboven onder punt 1. bepalingen van het KB van 16 juni 1999 inzake arbeidsduur), artikel 4 [zie Hfst. 0704] en artikel 5, 2de gedachtestreepje [zie Hfst. 08] van het KB van 16 juni 1999, wordt voor nachtarbeid, arbeid op zon- en feestdagen en arbeid gepresteerd boven 9 uur per dag of 40 uur per week een compensatie toegekend van 20 % per uur.
De compensaties, toegekend op basis van deze afwijkingen, kunnen onderling niet worden gecumuleerd.
Voor zover de te compenseren uren worden gepresteerd binnen de afwijkingen toegestaan op grond van de artikelen 3 (zie hierboven onder punt 1. bepalingen van het KB van 16 juni 1999 inzake arbeidsduur), 4 [zie Hfst. 0704]  en 5 [zie Hfst. 08] van het KB van 16 juni 1999, wordt deze compensatie evenmin gecumuleerd met de compensatie voor overwerk, zoals bepaald in artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Bij wijze van afwijking geeft voor de werkgevers bedoeld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2017 tot bepaling van de functieclassificaties en de loonvoorwaarden voor de sector van de sportcentra en tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1999 betreffende de bepaling van de modaliteiten van de arbeidsduur en de tewerkstelling 's nachts en op zon- en feestdagen en de werknemers die ze te werk stellen, het werk dat wordt gepresteerd op zondag met toepassing van artikel 8 §3bis boven het maximum dat wordt bepaald in artikel 8 §3, aanleiding tot een compensatie van 35 % per uur.

§2. De werkgever kan de in artikel 10 §1 voorziene compensatie toekennen in de vorm van een toeslag of van inhaalrust. De inhaalrust toegekend op basis van artikel 10 §1 wordt beschouwd als arbeidstijd zowel voor de berekening van de arbeidstijd als voor de verloning.

§3. De compensatie in de vorm van inhaalrust wordt ten laatste opgenomen binnen zes maanden na het leveren van de te compenseren prestatie.

§4. Zonder afbreuk te doen aan wat is bepaald in artikel 11, kan een collectieve arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement andere maar minstens gelijkwaardige compensaties vastleggen volgens een ander systeem van berekening.

§5. Ten voorlopige titel en zolang er onvoldoende middelen in de sector voorhanden zijn, zijn de compensaties toegekend op grond van dit artikel, per werknemer en per jaar, beperkt tot maximum zes dagen of hun equivalent in toeslagen.

Bij wijze van afwijking worden voor de werkgevers bedoeld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2017 tot bepaling van de functieclassificaties en de loonvoorwaarden voor de sector van de sportcentra en tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1999 betreffende de bepaling van de modaliteiten van de arbeidsduur en de tewerkstelling ts nachts en op zon- en feestdagen en de werknemers die ze te werk stellen, de prestaties die worden geleverd op zondag met toepassing van artikel 8 §3bis boven het maximum dat wordt bepaald in artikel 8 §3, uitgesloten van de berekening van het plafond waarin is voorzien in het eerste lid.

HOOFDSTUK VI - Inwerkingtreding en diverse bepalingen

Artikel 11

De voordelen die al zijn toegekend op grond van collectieve arbeidsovereenkomsten op subsectoraal of ondernemingsniveau, van het arbeidsreglement of van het gebruik, als tegenprestatie voor gelijkaardige afwijkingen, kunnen niet worden gecumuleerd met de voordelen bepaald in deze collectieve arbeids­overeenkomst.

Deze bepalingen mogen evenwel niet tot gevolg hebben dat reeds toegekende voordelen die gunstiger zijn dan deze bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden beperkt.

In geval van betwisting i.v.m. de toepassing van dit artikel kan de meest gerede partij een beroep doen op het verzoeningsbureau van het paritair comité. Indien hier geen akkoord wordt bereikt, krijgen de partijen zes maanden om een akkoord te sluiten; tijdens deze periode blijven de voordelen gelden die van kracht waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst, terwijl de compensaties bepaald in artikel 10 opgeschort worden.

Artikel 12

De partijen komen overeen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst het voorwerp uitmaakt van een evaluatie van het paritair comité na een periode van 2 jaar na de inwerkingtreding ervan.

Artikel 13

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 3 augustus 1999.

Commentaar: De nieuwe bepalingen treden in werking op 1 maart 2017.

Zij is gesloten voor onbepaalde duur en kan worden opgezegd door elk van de partijen met betekening van een opzeggingstermijn van zes maanden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector.

3. COMMENTAAR

1. Overschrijding van de normale grenzen van de arbeidsduur

Het koninklijk besluit van 16 juni 1999, aangevuld door de CAO van 25 oktober 1999, voorziet ten eerste in de mogelijkheid tot afwijking van de normale grenzen van de arbeidsduur in welbepaalde gevallen. Wij herinneren eraan dat de maximale weekgrens voor een voltijdse tewerkstelling in het betrokken paritair comité 38/39/40 uur bedraagt (zie Hfdst. 0701). De daggrens wordt vastgesteld op 8 of 9 uur (wanneer de arbeidstijdregeling per week een halve, een hele of meer dan een rustdag behalve de zondag, omvat (artikel 20 § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971).

Voorwaarden van de toegelaten afwijking:

  • Enkel voor de werknemers die de door de CAO opgesomde activiteiten uitoefenen (zie hierboven).
  • Maximum 11 u/dag en maximum 50 u/week, op voorwaarde dat de normale wekelijkse arbeidsduur (38/39/40 uur), over een periode van ten hoogste één semester wordt gerespecteerd. Het begin en het einde van de referteperiode van een semester worden vastgesteld in het arbeidsreglement. Bij gebreke hieraan, verstaat men onder semester de periode die loopt van 1 februari tot 31 juli en van 1 augustus tot 31 januari.
  • Het gaat om een systeem dat de werkgever toelaat op een structurele wijze van de normale grenzen van de arbeidsduur af te wijken, zonder betaling van een overloon, voor zover de 3 volgende voorwaarden worden vervuld:
  • a. geen overschrijding van de maximale grenzen (max. 11 u/dag en 50 u/week - zie hierboven).
  • b. de normale wekelijkse arbeidsduur moet gerespecteerd worden over de voorgeschreven periode (namelijk een semester - zie hierboven).
  • c. de afwijkende arbeidstijdregeling moet worden voorzien in de uurroosters vermeld in het arbeidsreglement.

Er zal toch een overloon moeten betaald worden voor de arbeidsprestaties die de hierboven vermelde voorwaarden niet respecteren en die tegelijkertijd de normale dag (9 uur) - en weekgrens overschrijden.

In volgende gevallen zijn de voorwaarden en grenzen niet nageleefd: 

  1. de maximale grenzen (max. 11 u/dag en 50 u/week) werden overschreden;
  2. de normale wekelijkse arbeidsduur werd niet gerespecteerd over de voorgeschreven periode (een semester)
  3. het afwijkend uurrooster vermeld in het arbeidsreglement werd overschreden in combinatie met de overschrijding van de normale dag (9 uur) - en weekgrens.

2. Omzetting van toeslag voor overwerk in inhaalrust

Artikel 29, §1 van de arbeidswet van 16 maart 1971 voorziet dat in geval van prestatie van overuren er een toeslag moet betaald worden van 50% voor overwerk in de week en 100% voor overwerk op zon- en feestdagen of de vervangingsdag ervan. Artikel 29, §4 voorziet in de mogelijkheid om deze toeslag om te zetten in een inhaalrust. Dit moet gebeuren via een collectieve arbeidsovereenkomst.

Ingevolge de CAO van 25 oktober 1999 kan de werkgever, in geval van gewoon overwerk, na overleg met de werknemer, de toeslag verschuldigd in geval van dit overwerk, geheel of gedeeltelijk omzetten in inhaalrust.

Ingeval de toeslag voor overwerk volledig wordt omgezet in inhaalrust,

  • geeft elk uur overwerk dat vergoed wordt met een toeslag van 50 %, recht op ten minste ½ uur inhaalrust,
  • geeft elk uur overwerk op een zon- of feestdag, dat vergoed wordt met een toeslag van 100 %, recht op ten minste 1 uur inhaalrust.

3. Compensatie

3.1. Alhoewel er in geval van overschrijding van de arbeidsduurgrenzen volgens de voorwaarden vermeld onder punt 1 (zie hierboven) geen toeslag voor overwerk verschuldigd is, voorziet de CAO van 25 oktober 1999 tenslotte nochthans in een compensatie van 20% per uur voor arbeidsuren gepresteerd boven de 9 uur per dag of 40 uur per week.

3.2. Deze compensatie wordt tevens toegekend voor nachtarbeid (zie Hfst. 0704) en arbeid op zon- en fesstdagen (zie Hfst. 08). Zij kunnen evewel niet onderling gecumuleerd worden. Bijvoorbeeld, de prestatie van een tiende uur in de nacht geeft maar recht op één compensatie van 20% per uur en niet twee.

Wanneer uren worden gepresteerd boven de 9 uur per dag of 40 uur per week en dit volgens de voorwaarden vermeld onder punt 1,  is de normale toeslag voor overwerk niet verschuldigd. Enkel de compensatie van 20% per uur zal moeten toegekend worden.

Indien op het vlak van de onderneming reeds een toeslag, inhaalrust of een ander voordeel wordt toegekend voor soortgelijke prestaties, dan kunnen deze niet worden gecumuleerd met de toe te kennen compensatie van 20% per uur. De op het vlak van de onderneming reeds toegekende voordeel dat gunstiger is dan de toe te kennen compensatie van 20%, mag wel niet beperkt worden. Dit wil dus zeggen dat indien het op het vlak van de onderneming reeds toegekende voordeel gunstiger is dan de toe te kennen compensatie van 20%, dit voordeel wordt toegepast. In het andere geval moet de compensatie van 20% per uur toegekend worden.

3.3. De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de compensatie van 20 % toekennen in de vorm van een toeslag of van inhaalrust. De inhaalrust toegekend op basis van deze 20 % wordt beschouwd als arbeidstijd zowel voor de berekening van de arbeidstijd als voor de verloning.De compensatie in de vorm van inhaalrust wordt ten laatste opgenomen binnen zes maanden na het leveren van de te compenseren prestatie. Ten voorlopige titel en zolang er onvoldoende middelen in de sector voorhanden zijn, zullen de toe te kennen compensaties, per werknemer en per jaar, beperkt worden tot maximum zes dagen of hun equivalent in toeslagen.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
20/02/2017
Registratienr
138776
Geldig van
01/03/2017
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
16/03/2017
Registratiedatum
21/04/2017
Onderwerp
functieclassificaties en loonvoorwaarden voor de sector van de sportcentra
BS Bericht van neerlegging
02/05/2017
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
07/01/2018
Gepubliceerd in het B.St. van
24/01/2018
Keywords
LONEN, EINDEJAARSPREMIE, ANCIËNNITEITSPREMIE, AFSCHEIDSPREMIE, FUNCTIECLASSIFICATIE, ARBEIDSDUURFLEXIBILITEIT, OVERUREN, DEELTIJDSE ARBEID, OUDERE WERKNEMERS-EXCL.AANV. PENSIOEN, BRUGPENSIOEN(SWT),TIJDSKREDIET

Historiek
01/03/2017 31/12/2999 0703 Overschrijding van de arbeidsduurgrenzen
01/01/2005 28/02/2017 0703 Overschrijding van de arbeidsduurgrenzen
03/08/1999 31/12/2004 0703 Overschrijding van de arbeidsduurgrenzen
03/08/1999 31/12/2004 0703 Overschrijding van de arbeidsduurgrenzen