19 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten

Paritair (sub-)Comité nr.:
319.01.00-00.00

Bijwerking: 02/06/2015
Geldig vanaf: 15/12/2014
Geldig tot: 31/12/2014

De bijdragen worden door de RSZ geïnd.

In het Paritair Comité van de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en diensten van de Vlaamse Gemeenschap, werd op 20 juli 1989 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en de vaststelling van zijn statuten.

Deze CAO werd algemeen verbindend verklaard door een Koninklijk Besluit van 9 april 1990 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12 mei 1990.

Zij werd gewijzigd door:

  • CAO van 15 april 1991 (K.B. 14/05/1992; B.S. 12/06/1992);
  • CAO van 24 juni 1991 (K.B. 14/05/1991; B.S. 12/06/1992);
  • CAO van 15 juni 1993 (K.B. 24/01/1994; B.S. 21/04/1994);
  • CAO van 27 juni 1995 (K.B. 04/10/1996, B.S. 26/03/1997);
  • CAO van 20 juni 1997 (K.B. 07/01/2001, B.S. 25/01/2001);
  • CAO van 10 mei 1999 (K.B. 16/02/2001, B.S. 29/03/2001);
  • CAO van 18 juni 2001 (K.B. 16/02/2006; B.S. 04/05/2006);
  • CAO van 24 juni 2003 (K.B. 09/01/2005; B.S. 21/02/2005);
  • CAO van 30 juni 2005 (K.B. 02/05/2006; B.S. 26/05/2006);
  • CAO van 16 maart 2007 (K.B. 12/09/2007; B.S. 15/10/2007);
  • CAO van 4 december 2008 (K.B. 19/04/2010; B.S. 23/06/2010);
  • CAO van 20 september 2010 (K.B. 21/02/2011; B.S. 01/04/2011);
  • CAO van 10 december 2012;
  • CAO van 10 december 2014 (K.B. 24/03/2015 ; B.S. 31/03/2015).

Op 9 december 2003 werden er twee collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten. Eén betreffende de arbeidsvoorwaarden in de niet-gesubsidieerde sociaal verhuurkantoren.  Zij werd neergelegd op de griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd onder het nummer 73567/CO/319.01. De andere betreffende de gesubsidieerde huurdersbonden en sociaal verhuurkantoren. Zij werd neergelegd op de griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd onder het nummer 73566/CO/319.01.

Zij bepalen dat de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juli 1989 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid vanaf  9 december 2003 ook van toepassing is op:

  • de niet-gesubsidieerde sociaal verhuurkantoren;
  • de gesubsidieerde huurdersbonden en sociaal verhuurkantoren.

De gecoördineerde versie van de CAO van 20 juli 1989 vindt u hierna.

CAO van 20 juli 1989

A. OPRICHTING

Artikel 1

Bij onderhavige collectieve areidsovereenkomst en bij toepassing van de Wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voorbestaanszekerheid, richt het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen een fonds voor bestaanzekerheid op, waarvan de statuten hierna zijn vastgesteld.

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is  van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de inrichtingen welke ressorteren en onder de Vlaamse Gemeenschap en onder het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen.

Onder inrichtingen wordt verstaan zowel instellingen als diensten.

Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel.

Artikel 3

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking op 1 juli 1989 en is gesloten voor onbepaalde tijd, met uitzondering van artikel 8.  Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd voor 30 juni van ieder jaar, met uitwerking op 1 januari van het daaropvolgend jaar.  De opzegging dientbetekend te worden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, en waarvan deze laatste een kopie aan elk der ondertekenende partijen laat geworden.

B. STATUTEN

HOOFDSTUK I - Benaming en maatschappelijke zetel

Artikel 4

Met ingang van 1 juli 1989 wordt er een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd “Sociaal Fonds voor de Vlaamse opvoedings-en huisvestingsinrichtingen” (afgekort “Sociaal Fonds” V.O.H.I.) en waarvan de zetel gevestigd is Sainctelettesquare 13-15 ter 1000 Brussel. Deze zetel kan bij unanieme beslissing van het beheerscomité, voorzien bij artikel 13, elders overgeplaatst worden.

HOOFDSTUK II - Doel

Artikel 5

Het fonds verzekert de financiering, de toekenning en de vereffening van aanvullende sociale voordelen ten behoeve van de werknemers tewerkgesteld in de Vlaamse inrichtingen ressorterend onder de bevoegdheid van het Paritair Comité van de opvoedings-en huisvestingsinrichtingen, voorzover deze voordelen bij collectieve arbeidsovereenkomsten zijn vastgesteld die in de schoot van voornoemd paritair comité afgesloten zijn en bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaard werden.

Het fonds verzekert tevens de financiering van tewerkstellings- en opleidingsinitiatieven, onder meer ten behoeve van risicogroepen zoals bedoeld bij de Programmawet van 30 december 1988.  In het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst aangaande de bevordering van initiatieven tot tewerkstelling en vorming van voornoemde risicogroepen, gesloten op 1 juni 1989 in het Paritair Comité van de opvoedins-en huisvestingsinrichtingen, heeft het fonds inzonderheid als taak de daartoe door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geïnde bijdragen te ontvangen, te beheren en toe te wijzen voor de objectieve waarvoor ze bestemd zijn.

HOOFDSTUK III - Financiering

Artikel 6

De geldmiddelen van het fonds bestaan uit bijdragen gestort door de werkgevers die én onder de bevoegdheid van hogergenoemd paritair comié ressorteren én onder die van de Vlaamse Gemeenschap, evenals uit de eentuele interestopbrengst van deze gekapitaliseerde bijdragen.

Artikel 7

§1. het bedrag van de bijdragen wordt bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Comité van de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, en bij koninklijk besluit algemeen bindend verklaard, bepaald in functie van de opdrachten die het paritair comité aan het sociaal fonds wil toevertrouwen.

§2. bij beslissing van het beheerscomité van het fonds, voorzien bij artikel 13, goedgekeurd in het paritair comité, kunnen de bijdragen derwijze bepaald worden dat een nnodig geachte financiële reserve wordt verzekerd.

Artikel 8

Voor de periode van 1 juli 1989 tot en met 31 december 1990 wordt het bedrag van de bijdrage vastgesteld op 0,18% van de brutolonen.  In afwijking op de bepalingen van het 1e lid wordt de inning voor de periode van 1 juli 1989 tot 31 december 1989, vervangen door een inning van 0,36% van de brutolonen over het 4e kwartaal 1989.  Bijgevolg geschiedt er geen inning voor het 3e kwartaal 1989.

Artikel 8bis

Voor de periode van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1992 wordt het bedrag van de bijdrage vastgesteld op 0,25% van de brutolonen.  De inning voor de periode van 1 januari 1991 tot en met 30 juni 1992, wordt vervangen door een inning van 0,50% van de brutolonen betaald over het vierde kwartaal 1991 en het eerste en tweede kwartaal 1992.

De inning voor de periode van1 juli 1992 tot en met 31 december 1992 wordt vervangen door inning van 0,25% van de brutolonen betaald over het derde en vierde kwartaal 1992.

Bijgevolg geschiedt er geen inning voor het eerste, tweede en derde kwartaal 1991.

(CAO 24 juni 1991)

Artikel 8ter

Voor de periode van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1994, wordt het bedrag van de bijdrage per kwartaal vastgesteld op 0,15% van de brutolonen.

De inning voor de periode van 1 januari 1993, wordt vervangen door een inning van 0,60% van de brutolonen betaald over het vierde kwartaal 1993.

Bijgevolg geschiedt er geen inning voor het eerst, twee en derde kwartaal 1993.

(CAO 15 juni 1999)

Artikel 8 quarter

Voor de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1995, wordt het bedrag van de bijdrage per kwartaal vastgesteld op 0,15% van de brutolonen.  Voor de periode van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1996, wordt het bedrag van de bijdrage per kwartaal vastgesteld op 0,20% van de brutolonen.

De inning voor de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1996, wordt vervangen door een inning van 0,35% van de brtolonen betaald over het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal 1996.  Bijgevolg geschiedt er geen inning voor het eerste, tweede, derd en vierde kwartaal 1995.

(CAO 27 juni 1995)

Artikel 8 quinquies

Voor de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998, wordt het bedrag van de bijdrage per kwartaal vastgesteld op 0,20% van de brutolonen.

Er geschiedt geen inning voor het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal 1997.

(CAO 20 juni 1997)

Artikel 8 sexies

Voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000, wordt het bedrag van de bijdrage vastgesteld op 0,10% van de brutolonen.

De inning voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 wordt vervangen door een inning van 0,20% van de brutolonen betaald over het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal van het jaar 2000.  Er geschiedt bijgevolg geen inning voor het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal van 1999.

(CAO 10 mei 1999)

Artikel 8 septies

Voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 wordt geen bijdrage geïnd. Voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 wordt een bijdrage geïnd van 0,20% tijdens elk van de 4 kwartalen.

Artikel 8 octies

Voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 wordt geen bijdrage geïnd. Voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 wordt een bijdrage geïnd van 0,20% tijdens elk van de 4 kwartalen.

Artikel 8 nonies

Voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 wordt geen bijdrage geïnd. Voor de période van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 wordt een bijdrage geïnd van 0,20% tijdens elk van de 4 kwartalen.

Artikel 8 decies

Voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 wordt geen bijdrage geïnd. Voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 wordt een bijdrage geïnd van 0,20% tijdens elk van de 4 kwartalen.

Artikel 8, 11de

Voor het eerste kwartaal en het tweede kwartaal van 2009 wordt geen bijdrage geïnd.

Voor het derde kwartaal en het vierde kwartaal van 2009 wordt een bijdrage geïnd van 0,20%.

Voor het jaar 2010 wordt een bijdrage geïnd van 0,10% voor elk van de vier kwartalen.

Artikel 8, 12de

Voor de jaren 2011 en 2012 wordt een bijdrage geïnd van 0,10 % voor elk van de acht kwartalen.

Artikel 8, 13de

Voor de jaren 2013 en 2014 wordt een bijdrage geïnd van 0,10% voor elk van de acht kwartalen.

Artikel 9

De bijdrage worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bij toepassing van artikel 7 van de Wet van 7 januari 1985 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid;

Artikel 10

De administratiekosten van het fonds worden elk jaar vastgesteld door het paritair beheerscomité voorzien bij artikel 13.

Deze kosten worden in eerste instantie gedekt door de renten van de kapitalen voortkomend van de storting van de bijdragen, en eventueel bijkomend door een afhouding op de voorziene bijdragen en waarvan het bedrag vastgelegd is door het voornoemd beheerscomité.

HOOFDSTUK IV - Rechthebbenden – toekenning en vereffening van de voordelen

Artikel 11

De werknemers van de inrichtingen bedoeld onder artikel 2 hebben recht op de sociale voordelen waarvan het bedrag, de aard en de toekenningsvoorwaarden worden bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in het Paritair Comité van de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen.

Artikel 12

De uitbetaling van de voordelen kan in geen enkel geval afhankelijk gemaakt worden van de betaling der verschuldigde bijdragen door de werkgever.

HOOFDSTUK V - Beheer

Artikel 13

Het fonds wordt beheerd door een paritair beheerscomité bestaande uit 10 effectieve ledenbeheerders.

Deze leden worden aangeduid door en onder de leden van het betrokken paritair comité, voor de helft op voordracht van de beroepsorganisaties van de werkgevers, en voor de andere helft op voordracht van de werkenemersorganisaties.  De leden van het beheerscomité worden aangesteld voor dezelfde periode als deze  van hun mandaat van lid van het Paritair Comité van de opvoedings- en huisverstingsinrichtingen.

Het mandaat van een lid in het beheerscomité vervalt door ontslag, overlijden of wanneer zijn mandaat als lid van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen een einde neemt of wegens ontslaggegeven door de organisatie die hem vooredragen heeft.  Het nieuw lid voltooit desgevallend het mandaat van zijn voorganger.  De mandaten van de leden van het beheerscomité zijn hernieuwbaar.

Artikel 14

De beheerdersvan het fonds gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan in verband met verbintenissen van het fonds.  Hun verantwoordelijkheid beperkt zich tot de uitvoering van het mandaat van beheer dat  zij ontvangen hebben.

Artikel 15

Het beheerscomité beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden voor het beheer en de administratie van het fonds, binnen de limieten gesteld door de wet of deze statuten.

Tenzij andersluidende beslissing van het beheerscomité treedt deze laatste in al zijn handelingen op en handelt het in rechte via de voorzitter en de ondervoorzitter gezamelijk, elk desgevallend vervangen door een afgevaardigde beheerder, door het beheerscomité daartoe aangesteld.

Het beheerscomité heeft onder meer als opdracht:

  1. over te gaan tot de eventuele aanwerving en afdanking van het personeel van het fonds;
  2. controle te doen en alle nodige maatregelen te treffen voor de uitvoering van deze statuten;
  3. de administratiekosten alsmede het aandeel van de jaarlijkse inkomsten, die deze dekken, vast te stellen;
  4. tijdens de maand juni van elk jaar schriftelijk verslag over te maken aan het Paritair Comité van de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen over de vervulling van zijn zending.

Artikel 17

Het beheerscomité vergadert minstens eenmaal per semester ter zetel van het fonds, hetzij op uitnodiging van de voorzitter ambtshalve handelend, hetzij op vraag van ten minste de helft der leden van het beheerscomité, evenals op vraag van een der vertegenwoordigde organisaties.

De uitnodigingen moet n de agenda bevatten.  De notulen worden opgemaakt door de secretaris, aangewezen door het beheerscomité, en onder erkend door degene die de vergadering heeft voorgezeten.  Uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter en de ondervoorzitter ondertekend.

Artikel 18

Het beheerscomité kan slechts geldig vergaderen en beslissen indien minstens de helft zowel van de leden van de werknemersafvaardiging als van de leden van de werkgeversafvaardiging aanwezig is.  De beslissingen van het beheerscomité worden in beginsel getroffen bij eenparigheid van stemmen van de aanwezige leden, behoudens andersluidende bepalingen in het huishoudelijk reglement dat door het beheerscomité wordt opgesteld.

HOOFDSTUK VI - Controle

Artikel 19

Overeenkomstig artikel 12 van de Wet van 7 januari 1958 gewijzigd door de Wet van 14 maart 1960 en de Wet van 18 december 1968 duidt het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen minstens één expert boekhouder aan ter controle van het beheer van het fonds.

Deze moet minstens eenmaal per jaar verslag uitbrengen bij het Paritair Comité van de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen.

Bovendien licht hij het beheerscomité van het fonds regelmatig in over de resultaten van zijn onderzoeken en doet de aanbevelingen die hij nodig acht.

HOOFDSTUK VII - Balans en rekeningen

Artikel 20

Elk jaar vanaf 1990 wordt op 31 december de “balans en rekeningen” van het verlopen dienstjaar afgesloten.  De eerste “balans en rekeningen” zal de stratperiode van 1989 includeren.

HOOFDSTUK VIII - Ontbinding en vereffening

Artikel 21

Het fonds is opgericht voor een onbepaalde tijd, Het wordt ontbonden door het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisverstingsinrichtingen ingevolge een gebeurlijke vooropzeg, zoals voorzien door artikel 3.  Voornoemd paritair comité beslist over de bestemming van de goederen en  waarden van het fonds na betaling van het passief.  Deze bestemming moet in overeenstemming zijn met het doel waartoe het fonds werd opgericht.

Het voornoemde paritair comité duidt de vereffenaars aan onder de leden van het beheerscomité.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
10/12/2014
Registratienr
126180
Geldig van
15/12/2014
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
23/01/2015
Registratiedatum
24/03/2015
Onderwerp
overplaatsing van de sociale zetel van het Sociaal Fonds voor de Vlaamse opvoedings- en huisvestingsinrichtingen
BS Bericht van neerlegging
31/03/2015
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
23/08/2015
Gepubliceerd in het B.St. van
23/09/2015
Keywords
FONDSEN VOOR BESTAANSZEKERHEID

Historiek
01/01/2015 31/12/2999 19 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten
01/01/2021 31/12/2050 19 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten
15/12/2014 31/12/2014 19 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten
01/01/2013 14/12/2014 19 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten
01/07/1989 31/12/2012 19 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten