040103 Verloningssysteem in de banksector

Paritair (sub-)Comité nr.:
310.00.00-00.00

Bijwerking: 23/10/2018
Geldig vanaf: 01/01/2009
Geldig tot: 24/06/2018

De reglementering inzake het verloningssysteem in de banksector is, voor werknemers tewerkgesteld in het Paritair Comité voor de banken te vinden in:

  • de CAO van 2 juli 2007 ter invoering van een nieuw loonbeleid in de banksector (koninklijk besluit van 17 maart 2008; Belgisch Staatsblad van 29 mei 2008);
  • de CAO van 3 juli 2008 tot vaststelling van het verloningssysteem in de banksector (geregistreerd op 25 juli 2008 onder het nr. 88953/CO/310; bericht van neerlegging in het Belgisch Staatsblad van14 augustus 2008), gewijzigd door een collectieve arbeidsovereenkomst van 22 april 2009 (geregistreerd op 12 mei 2009 onder het nr. 92072/CO/310; bericht van neerlegging in het Belgisch Staatsblad van 15 juni 2009);
  • de CAO van 18 december 2008 betreffende de Bijlage bij de CAO van 3 juli 2008 tot vaststelling van het verloningssysteem in de banksector - Commentaar sociale partners (geregistreerd op 26 januari 2009 onder het nr. 90418/CO/310; bericht van neerlegging in het Belgisch Staatsblad van 6 februari 2009).

Wij gevenu hierna de tekst van deze CAO.

A. CAO van 2 juli 2007

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied en draagwijdte van de overeenkomst

Artikel 1

De partijen die deze collectieve arbeidsovereenkomst ondertekenen hebben kennis genomen van de brief van 16 februari 2007 van de Minister van Werk, Peter Vanvelthoven, aan de Voorzitters van de Paritaire comités.

Overeenkomstig de besluiten in het Interprofessioneel akkoord 2007-2008 van 2 februari 2007, en met verwijzing naar de Europese Richtlijn 2000/78 van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep en de daaruit voortvloeiende regelgeving en rechtspraak, verzoekt de minister van Werk de sociale partners om de huidige leeftijdsgebonden verloningssystemen te herzien en ze om te vormen, aan de hand van andere onderscheidingscriteria dan de leeftijd, met inachtneming van de budgettaire en sociale neutraliteit.

De sociale partners stellen vast dat de in het Paritair Comité voor de banken geldende loonschalen voorzien in een differentiatie op basis van de leeftijd van de werknemer. Het is steeds de bedoeling van de sociale partners geweest, zowel bij de werkgevers- als bij de werknemersorganisaties, om de werknemers een correct, billijk en niet-discriminerend conventioneel verloningssysteem te bieden.

Het tot nu toe geldende conventioneel systeem voor de werknemers die onder het Paritair Comité ressorteren, voldeed in hun ogen uiteraard aan die verwachtingen. Het werd dan ook regelmatig verlengd. De partijen wensen erop te wijzen dat die ondertekening en verlenging gebeurden tijdens de uitoefening van hun wettelijke vertegenwoordiging van de werkgevers en hun werknemers, zoals bepaald in het algemeen kader van het overleg in België en meer bepaald bij de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, en dat het huidige systeem dan ook berust op een ruime consensus onder hen die rechtstreeks erbij zijn betrokken.

Wel stellen de ondertekenende partijen vast dat Europese richtlijn 2000/78/EG aanleiding kan geven tot een aantal nieuwe vereisten inzake niet-discriminatie, meer bepaald in het licht van de recente uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Zj worden geconfronteerd met de moeilijkheid om onmiddellijk bestaande bezoldigingsregels om te zetten in nieuwe stelsels waarbij geen controversiële onderscheidingscriteria meer gehanteerd worden.

Vandaar dat ze overeenkomen om zo snel mogelijk het in het Paritair Comité geldende conventioneel verloningssysteem opnieuw te bekijken op basis van die nieuwe vereisten en daarin alle wijzigingen aan te brengen die nodig zijn opdat het systeem aan die vereisten voldoet. Zij zijn van oordeel dat in afwachting daarvan een tijdelijke handhaving van het huidig systeem kadert in een legitiem doel, en duidelijk niet disproportioneel is aan de doelstellingen van de Europese en nationale regelgeving.

Artikel 2

Rekening houdend met wat voorafgaat, verbinden de sociale partners zich ertoe om uiterlijk 1 januari 2009 een nieuw loonbeleid voor de banksector te ontwikkelen.

De huidige leeftijdsgebonden verloningssystemen (leeftijdsgebonden loonschalen op sector- of ondernemingsniveau) blijven van toepassing totdat het nieuwe verloningssysteem is ingevoerd en uiterlijk 1 januari 2009.

Vanaf dan zal het in de banksector verboden zijn om verloningssystemen gekoppeld aan de leeftijd van de medewerker in te voeren of toe te passen.

Met het oog op de invoering van het nieuwe loonbeleid wordt een sectorwerkgroep opgericht die het Paritair Comité in staat moet stellen vóór 30 juni 2008 een beslissing te nemen inzake het verloningssysteem voor de sector.

Nu reeds worden de ondernemingen in de sector verzocht om het overleg aan te vatten op niveau van de geëigende organen om tegen 30 juni 2008 de compatibiliteit met de voorschriften van onderhavige CAO na te gaan, zodat ze ten laatste tegen 1 januari 2009 kunnen geïmplementeerd worden.

Artikel 3

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen welke tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de banken behoren.

HOOFDSTUK II - De toepassing van de nieuwe verloningsmechanismen

Artikel 4

Bij de toepassing van de nieuwe verloningssystemen zoals beschreven in deze CAO, zal rekening worden gehouden met het principe van de budgettaire en sociale neutraliteit ten opzichte van de geplande evolutie van het huidige systeem, in de veronderstelling dat het was blijven bestaan; dit betekent dat die toepassing niet tot gevolg mag hebben dat het bruto maandloon van de medewerkers lager zal zijn dan dat vóór de inwerkingtreding van het nieuwe systeem, en evenmin dat de totale loonmassa gaat stijgen alleen als gevolg van de invoering van de nieuwe mechanismen.

HOOFDSTUK III - Het nieuwe verloningssysteem op sectorniveau

Artikel 5

Het Paritair Comité voor de banken zal een nieuw baremiek verloningssysteem uitwerken dat ten laatste op 1 januari 2009 in werking zal treden.

De banken hebben de mogelijkheid hun eigen verloningssysteem te ontwikkelen binnen de voorwaarden opgenomen in hoofdstuk IV van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 6

Dit sectorale verloningssysteem moet voldoen aan de volgende criteria:

  • het toepassingsgebied zal op zijn minst de medewerkers omvatten die onder het huidige systeem vallen;
  • het systeem zal berusten op een automatische voortgang die niet langer leeftijdsgebonden is, maar steunt op één of meer andere objectieve criteria die het Paritair Comité zal bepalen, zoals bijvoorbeeld ervaring;
  • het systeem biedt de waarborg dat onmiddellijk en rechtstreeks gebruik kan worden gemaakt van de minimumdrempels uit het schema voor elk beroep, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de huidige sectorregels inzake andere aspecten van het loonbeleid (13e maand, ...);
  • het systeem zal steunen op een functieclassificatie die gebonden is aan een loonschema;
  • de minimumlonen in dit nieuwe verloningssysteem zijn de aanvangslonen welke voortvloeien uit de vigerende CAO bepalingen;
  • de vier bestaande categorieën omschreven in de CAO van 17 februari 1977 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden (uitvoerend personeel) en de drie bestaande categorieën omschreven in de CAO van 23 september 1976 betreffende de arbeidsen loonvoorwaarden van het kaderpersoneel blijven behouden.

Het Paritair Comité voor de banken zal tegen einde juni 2008 de verschillende referentiefuncties, zoals vermeld in de CAO van 17 februari 1977 tot vaststelling van de arbeids- en loonsvoorwaarden, actualiseren, zodat de vergelijkbaarheid met de functies die in de banken worden uitgeoefend mogelijk wordt, en zonder dat dit een verhoging van de loonkosten voor gevolg mag hebben, en dit in vergelijkbare omstandigheden.

De leden van het Paritair Comité zullen zich bij deze oefening laten bijstaan door een externe consulent, in gemeenschappelijk overleg gekozen en ten laste van het Paritair Fonds voor de professionele en syndicale vorming in de banksector.

Bij het beëindigen van deze actualisering van de referentiefuncties van de huidige classificaties, zal het paritair comité onderzoeken of het nodig is om de werkzaamheden verder te zetten met het oog op een aanpassing van de classificatiemethodologie.

Artikel 7

In het kader van de werkzaamheden van het Paritair comité zoals beschreven in voomoemde artikelen, zullen de sociale partners beslissen of er wijzigingen moeten worden aangebracht in de sectorbepalingen betreffende de loonvoorwaarden.

Na die werkzaamheden zullen al die bepalingen worden gecoördineerd: ze zullen worden opgeheven in de bestaande teksten en worden overgenomen in een nieuwe sector-CAO.

HOOFDSTUK IV - Verloningssystemen op bankniveau

Artikel 8

De banken die leeftijdsgebonden ondernemingsverloningssystemen toepassen zullen in de plaats daarvan nieuwe verloningsystemen ontwikkelen.

Artikel 9

Deze nieuwe verloningssystemen zullen op andere criteria dan de leeftijd zijn gebaseerd.

Hun toepassingsgebied zal de werknemers omvatten bedoeld in de actueel vigerende systemen en zij zullen hun criteria van automatische loonevolutie bepalen; zij zullen de waarborg bieden dat onmiddellijk en rechtstreeks gebruik kan worden gemaakt van de sectorminimumdrempels uit het schema voor elk beroep.

Ze zullen steunen op een functieclassificatie die gebonden is aan een loonschema en zullen niet minder voordelig mogen zijn dan de toepassing van het nieuwe verloningssysteem op sectorniveau zoals bedoeld in artikel 5.

Artikel 10

Bij de toepassing van die ondernemingsverloningssystemen zal bovendien rekening worden gehouden met de in artikel 4 beschreven principes.

Artikel 11

De invoering van deze nieuwe verloningssystemen en de financiële gevolgen ervan (de manier waarop de in artikels 8 en 9 voorziene principes worden vertaald) op de loonevolutie van de werknemers zullen het voorwerp uitmaken van overleg in de bevoegde organen van de ondememingen.

Zij zullen vastgelegd worden bij bedrijfs-CAO, te sluiten voor 1 januari 2009, in de ondememingen waar de huidige leeftijdsgebonden barema's eveneens bij CAO zijn overeengekomen.

Artikel 12

Elke onderneming zal, onverminderd een specifiek ondememingsverloningssysteem, alle functies situeren in de sectorale classificatie.

HOOFDSTUK V - Slotbepalingen

Artikel 13

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd en kan opgezegd worden door een van de partijen, mits naleving van een opzeggingstermijn van drie maanden.

Deze opzegging wordt gericht aan de Voorzitter van het Paritair comité voor de banken bij een ter post aangetekende brief.

B. CAO van 3 juli 2008

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van artikel 5 van de CAO van 2 juli 2007 ter invoering van een nieuw loonbeleid in de banksector, en heeft tot doel een nieuw baremiek verloningssysteem uit te werken dat ingang neemt per 1 januari 2009.

Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en de werknemers welke tot de bevoegdheid van het paritair comité voor de banken behoren en dit toepassingsgebied is hetzelfde als dat van:

  • de CAO van 23 september 1976 betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden van het kaderpersoneel;
  • de CAO van 17 februari 1977 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden.

HOOFDSTUK II - Verloningssysteem

Sectie I - Ervaringsbarema

Artikel 2

De minimum maandlonen van toepassing op de in artikel 1 bedoelde personeelsleden, worden op 1 januari 2009 vastgesteld volgens de bij deze CAO opgenomen ervaringsbarema.

Dit ervaringsbarema bepaalt de minimumlonen in elke categorie volgens de ervaring die de werknemer heeft. Het bij deze CAO opgenomen ervaringsbarema heeft betrekking op mei-juni 2008. Het wordt op 1 januari 2009 automatisch vervangen door een op die datum geactualiseerde versie, rekening houdend met de indexeringen.

Sectie II - Aanvangslonen

Artikel 3

§1. De aanvangslonen zijn de lonen die in de ervaringsbarema worden voorzien voor 0 ervaringsjaren.

§2. Voor de categorieën 1 tot 4 wordt het aanvangsloon vastgesteld op niveau 3 van de ervaringsbarema, rekening houdend met een voltooide opleiding van het niveau "bachelor".

Indien de werknemer niet over een dergelijke opleiding beschikt, is het ervaringsniveau 0 van toepassing.

§3. Voor de categorieën Kader I, II en III wordt het aanvangsloon vastgesteld minimaal op niveau 4 van het ervaringsbarema, rekening houdend met een voltooide opleiding van het niveau "master".

Indien de werknemer niet over een dergelijke opleiding beschikt, wordt eventueel niveau 3 toegepast als de opleiding van het niveau "bachelor" is, zoniet is het ervaringsniveau 0 van toepassing.

Indien het behaalde masterdiploma een normaal langere studieperiode dan 4 jaar betreft, wordt daar eveneens mee rekening gehouden, en wel zo dat elk bijkomend afgewerkt opleidingsjaar recht geeft op een bijkomend ervaringsjaar, met een maximum van 7 jaar.

§4. Voor werknemers die geen houder zijn van een bachelor- of mastergetuigschrift, wordt beroepsopleiding die aanleiding geeft tot een diploma en/of een getuigschrift in aanmerking genomen voor de aanrekening van ervaringsjaren en dit met een maximum van 3 jaar.

§5. Voor de aanrekening van ervaringsjaren is geen cumul mogelijk tussen studieperiodes en andere ervaringsperiodes.

§6. In geval een werknemer bij de aanwerving al over ervaring beschikt, kan deze volgens de bepalingen van artikel 5 in aanmerking worden genomen.

Sectie III - De evolutie van de lonen in functie van de ervaring

Artikel 4

Vanaf het aanvangsloon verhogen de minimum maandlonen naar gelang de ervaring van de werknemer toeneemt, en volgens het schema dat in het ervaringsbarema is bepaald.

Artikel 5

§1. Onder ervaring wordt verstaan: de uitoefening van de beroepsactiviteit bij de werkgever waar hij werd aangeworven.

Voor de toekenning van ervaringsjaren wordt geen onderscheid gemaakt tussen voltijdse of deeltijdse prestaties.

§2. Wordt met ervaring, zoals bedoeld in §1, gelijkgesteld:

  1. de beroepservaring verworven in andere ondernemingen, vallend onder de paritaire comité's n°310 (banken), 308 (spaarbanken), 309 (beursvennootschappen), 325 (openbare kredietinstellingen), 306 (verzekeringen) of 307 (verzekeringsmakelaars), evenals bedrijven uit andere paritaire comités die bankactiviteiten verrichten;
  2. de beroepservaring verworven buiten de ondernemingen bedoeld onder a), als loontrekkende, als zelfstandige of als statutair ambtenaar, met een maximum van 20 jaar;
  3. elke ervaring in een professioneel milieu (zoals werkstages, vrijwilligerswerk), met een maximum van 5 jaar.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de beroepservaring verworven in een gelijkaardige onderneming in een andere Staat op dezelfde wijze in aanmerking genomen als de in Belgïe verworven beroepservaring.

§3. Volgende schorsingen van de arbeidsovereenkomst bij de bank welke gepaard gaan met een vervangingsinkomen uitgekeerd door een socialezekerheidsregeling in Belgïe, of in een andere Staat, worden gelijkgesteld met beroepservaring zoals bedoeld in §1:

  1. de periodes van deeltijdse schorsing wegens tijdskrediet, thematische verloven en arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in de wetgeving terzake;
  2. de periodes van voltijdse schorsing wegens, ziekte, arbeidsongeval en beroepsziekte, zoals bedoeld in de wetgeving terzake
  3. de periodes van voltijdse schorsing wegens thematische verloven inclusief tijdskrediet om thematische redenen, zoals bedoeld in de wetgeving terzake, met een maximum van 3 jaar;
  4. de andere periodes van voltijdse schorsing wegens tijdskrediet met een maximum van 1 jaar.

§4. De periodes van volledige werkloosheid met uitkeringen, toegekend door een socialezekerheidsregeling in Belgïe of in een andere Staat, worden gelijkgesteld met beroepservaring met een maximum van 3 jaar.

§5. Voor de aanrekening van professionele ervaring mag geen enkele gelijkstellingsperiode gecumuleerd worden met een periode van beroepsactiviteit of met een andere gelijkstellingsperiode.

Artikel 6

De toekenning van de loonsverhogingen volgens de ervaringsbarema is afhankelijk van het feit dat de beroepservaring met twaalf maanden toegenomen is sedert de aanwerving of in voorkomend geval, sinds de laatste loonsverhoging ingevolge de ervaringstoename.

Als de werknemer zich in een fase van de ervaringsbarema bevindt waar een loonsverhoging pas wordt toegekend na een toename van de beroepservaringervaring met twee jaar, is dit vierentwintig maanden in plaats van twaalf maanden.

De praktische toepassing hiervan evenals de berekeningsvoorbeelden worden in een afzonderlijke bijlage opgenomen.

Sectie IV - Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Artikel 7

De bedragen van het ervaringsbarema worden gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex, maandelijks vastgesteld door de bevoegde federale overheidsdienst.

De aanpassing vindt om de twee maanden plaats met een percentage dat gelijk is aan de procentuele wijziging van het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexcijfers van de vier voorafgaande maanden, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexcijfers van de derde tot de zesde maand voorafgaand aan de aanpassing.

De aanpassing bedoeld in het vorige lid gebeurt voor de eerste keer op 1 maart 2009.

HOOFDSTUK III - Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 8

§1. Voor de personeelsleden die in dienst zijn op 31 december 2008, zal - in afwijking van wat voorafgaat - vanaf 1 januari 2009 het aantal jaren ervaring dat voor hen voor het verleden zal in aanmerking genomen worden, gelijk zijn aan het aantal jaren dat in de ervaringsbarema overeenstemt met het bedrag dat op hen van toepassing was op 31 december 2008 (maar geïndexeerd per 1 januari 2009).

§2. De eerste verhoging binnen een zelfde categorie na 2008 gaat in de eerste dag van de twaalfde maand welke volgt op de laatste baremieke verhoging die het sectoraal minimumloon van de betrokken werknemer in 2008 onderging.

Voor die werknemers die zich in een faze van de ervaringsbarema bevinden waar slechts om de twee jaar een baremieke verhoging van het baremaloon voorzien is, zal de eerste verhoging ingaan de eerste dag van de vierentwintigste maand welke volgt op de laatste baremieke verhoging die het sectoraal minimumloon van de betrokken werknemer voor 2009 onderging.

§3. Voor de werknemers die in de loop van 2008 zijn in dienst getreden en van wie het sectoraal minimumloon in 2008 nog geen baremieke verhoging heeft ondergaan, zal de eerste verhoging na 2008 ingaan de eerste dag van de maand volgend op de verjaardag van hun indiensttreding.

§4. Daarna zullen de verhogingen telkens worden toegekend nadat de ervaring is toegenomen met twaalf maanden of vierentwintig maanden, naargelang het geval.

Artikel 9

De sociale partners engageren zich om met absolute prioriteit, en ten laatste op 31 oktober 2008:

  • de bestaande diverse sectorale conventionele bepalingen inzake het loonsysteem te onderzoeken;
  • en te beslissen in welke mate deze dienen behouden te worden, gewijzigd of opgeheven.

Artikel 10

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2009.

Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan opgezegd worden door een van de partijen, mits naleving van een opzeggingstermijn van drie maanden, die ten vroegste op 1 oktober 2009 kan ingaan.

Deze opzegging wordt gericht aan de Voorzitter van het Paritair comité voor de banken bij een ter post aangetekende brief.

C. CAO van 18 december 2008 betreffende de Bijlage bij de CAO van 3 juli 2008 tot vaststelling van het verloningssysteem in de banksector - Commentaar sociale partners

1. Geen cumul tussen verschillende ervaringsperiodes.

1.1 GEEN CUMUL TUSSEN STUDIEPERIODES EN ANDERE ERVARINGSPERIODES

Artikel 3, §5, van de CAO dient zo te worden begrepen dat een zelfde periode waarin het betrokken personeelslid gestudeerd heeft maar ook een andere ervaringsperiode heeft doorlopen (bijv. beroepsarbeid), slechts eenmaal als ervaringsperiode kan worden aangerekend.

1.2. GEEN CUMUL TUSSEN PERIODES VAN BEROEPSACTIVITEIT, GELIJKGESTELDE PERIODES EN ANDERE GELIJKGESTELDE PERIODES

In artikel 5, §5, van de CAO wordt bevestigd dat een zelfde periode waarin het betrokken personeelslid een beroepsactiviteit heeft uitgeoefend of een gelijkstelling heeft verkregen, slechts eenmaal als ervaringsperiode kan worden aangerekend (geen cumul mogelijk met een andere gelijkstellingsperiode).

2. Opmerking vooraf

In artikel 2, tweede lid, van de CAO is bepaald: "Het bij deze cao opgenomen ervaringsbarema heeft betrekking op mei-juni 2008. Het wordt op 1 januari 2009 automatisch vervangen door een op die datum geactualiseerde versie, rekening houdend met de indexeringen."

Voor de berekeningsvoorbeelden die hierna volgen, gaan we fictief ervan uit dat er sinds 1 mei 2008 geen evolutie in de index meer is geweest.

Gemakshalve gaat hierbij de ervaringsloonschaal uit de CAO van 3 juli 2008 voor mei-juni 2008.

3. Praktische toepassing van de loonsverhogingen volgens het ervaringsbarema (artikel 6 van de CAO).

3.1 ARTIKEL 6, EERSTE LID, VAN DE CAO:

"De toekenning van de loonsverhogingen volgens het ervaringsbarema is afhankelijk van het feit dat de beroepservaring met twaalf maanden toegenomen is sedert de aanwerving ofin voorkomend geval, sinds de laatste loonsverhoging ingevolge de ervaringstoename."

Voorbeeld:

Iemand met een bacheloropleiding wordt aangeworven op 1 januari 2009 en wordt gepositioneerd op niveau 3 van categorie 4. Het baremaloon bedraagt 1.906,08 EUR. Hij/zij zal in het barema opklimmen naar niveau 4 van categorie 4 op 1 januari 2010 (behalve wanneer zich een niet gelijkgestelde schorsing voordeed in 2009).

Hij/zij zal daarna in dezelfde catégorie telkens naar het volgende niveau opklimmen na twaalf maanden ervaringsopbouw (behoudens toepassing van artikel 6, tweede lid van de CAO, zie hierna).

3.2. ARTIKEL 6, TWEEDE LID, VAN DE CAO:

"Als de werknemer zich in een fase van het ervaringsbarema bevindt waar een loonsverhoging pas wordt toegekend na een toename van de beroepservaring met twee jaar, is dit vierentwintig maanden in plaats van twaalf maanden."

Voorbeeld:

De werknemer uit ons eerste voorbeeld bereikt later in dezelfde categorie 28 ervaringsjaren. Zijn/haar baremaloon zal op dat ogenblik, berekend volgens het huidige barema, 2.906,10 EUR bedragen. Vermits het baremabedrag voor 29 ervaringsjaren hetzelfde is, zal hij/zij pas 24 ervaringsmaanden later de volgende verhoging (tot 2.954,29 EUR, ervaringscoëfficient 30) ontvangen.

4. Berekening van de ervaring op het ogenblik van de indiensttreding (artikel 3, §6, van de CAO)

4.1. Artikel 3, § 6, van de CAO:

In geval een werknemer bij de aanwerving al over ervaring beschikt, kan deze volgens de bepalingen van artikel 5 in aanmerking worden genomen.

Voorbeeld:

Op 1 januari 2009 wordt een werknemer in dienst genomen in categorie 4. Hij genoot een opleiding op « masterniveau » die normaal 5 jaar duurt. Zijn diploma heeft hij na 6 jaar studie behaald.

Tijdens de periode vóór zijn indienstneming kreeg hij gedurende 14 maanden een uitkering als volledig werkloze.

Als loontrekkende heeft hij voordien gedurende 12 maanden beroepservaring opgedaan.

Op het ogenblik van zijn indienstneming is ervaringsniveau 5 van toepassing, rekening houdend met het opleidingsniveau van de werknemer.

Komt eveneens in aanmerking en wordt gelijkgesteld met beroepservaring:

  • de beroepservaring als loontrekkende (12 maanden);
  • de periode als uitkeringsgerechtigde volledig werkloze (14 maanden).

De werknemer zal op 1 januari 2009 in dienst worden genomen in niveau 7 van de ervaringsloonschaal voor categorie 4.

Het baremaloon bedraagt 2.078,79 EUR.

Vervolgens zal de werknemer opklimmen tot het volgende ervaringsniveau in dezelfde catégorie, telkens na twaalf maanden ervaring (behalve bij toepassing van artikel 6, tweede lid, zie hierboven).

Op 1 januari 2010 komt hij in niveau 8 van categorie 4 van de loonschaal (behalve wanneer zich een niet gelijkgestelde schorsing voordeed in 2009).

5. Gelijkstelling met beroepservaring van de periodes waarin de arbeidsovereenkomst wordt geschorst (artikel 5, § 3, van de CAO).

5.1. Artikel 5, §3, van de CAO:

"Volgende schorsingen van de arbeidsovereenkomst bij de bank welke gepaard gaan met een vervangingsinkomen, worden gelijkgesteld met beroepservaring zoals bedoeld in §1:

  1. de periodes van deeltijdse schorsing wegens tijdskrediet, thematische verloven en arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in de wetgeving terzake;
  2. de periodes van voltijdse schorsing wegens, ziekte, arbeidsongeval en beroepsziekte, zoals bedoeld in de wetgeving terzake;
  3. de periodes van voltijdse schorsing wegens thematische verloven inclusief tijdskrediet om thematische redenen, zoals bedoeld in de wetgeving terzake, met een maximum van 3 jaar;
  4. de andere periodes van voltijdse schorsing wegens tijdskrediet met een maximum van 1 jaar."

Voorbeeld:

Op 19 augustus 2009 bevalt een werkneemster van een kind.

Op haar verzoek gaat het moederschapsverlof (15 weken) in op 3 augustus 2009 en eindigt het op 13 november 2009.

De periode waarin de arbeidsovereenkomst als gevolg van het moederschapsverlof is geschorst, wordt gelijkgesteld met beroepservaring. Met die periode zal rekening worden gehouden bij de berekening van de 12 maanden ervaringsopbouw die de overgang naar het hogere niveau in de ervaringsloonschaal verantwoordt (behalve bij toepassing van artikel 6, tweede lid, zie hierboven).

Worden eveneens gelijkgesteld met beroepservaring in de zin van artikel 5, § 3, b, de periodes van invaliditeit, moederschapsbescherming, zwangerschapsverlof en profylactisch verlof.

6. Overgangsbepalingen voor personeel in dienst op 31 december 2008 (artikel 8 van de CAO).

6.1. ARTIKEL 8, §1:

"Voor de personeelsleden die in dienst zijn op 31 december 2008, zal - in afwijking van wat voorafgaat - vanaf 1 januari 2009 het aantaljaren ervaring dat voor hen voor het verleden zal in aanmerking genomen worden, gelijk zijn aan het aantaljaren dat in het ervaringsbarema overeenstemt met het bedrag dat op hen van toepassing was op 31 december 2008 (maar geïndexeerd per 1 januari 2009)."

Voorbeeld:

Een personeelslid (3de categorie) is geboren in september 1979 en is dus per einde 2008 29 jaar oud. Met toepassing van het leeftijdsbarema bedraagt zijn baremaloon 2.233,12 EUR. Overeenkomstig het ervaringsbarema als bijlage bij de CAO, stemt dat bedrag overeen met 11 volbrachte ervaringsjaren.

6.2. ARTIKEL 8, §2, EERSTE LID:

"De eerste verhoging binnen een zelfde categorie na 2008 gaat in de eerste dag van de twaalfde maand die volgt op de laatste baremieke verhoging die het sectoraal minimumloon van de betrokken werknemer in 2008 onderging".

Voorbeeld:

Zelfde personeelslid als in vorig voorbeeld. Betrokkene heeft in 2008 een verhoging gekregen tijdens de maand na zijn verjaardag, dus in oktober 2008. In 2009 zal zijn baremaloon in oktober verhoogd worden tot 2.284,62 EUR, wat overeenstemt met 12 volbrachte ervaringsjaren.

6.3. ARTIKEL 8, §2, TWEEDE LID:

"Voor die werknemers die zich in een fase van het ervaringsbarema bevinden waar slechts om de tweejaar een baremieke verhoging van het baremaloon voorzien is, zal de eerste verhoging ingaan de eerste dag van de vierentwintigste maand die volgt op de laatste baremieke verhoging die het sectoraal minimumloon van de betrokken werknemer vóór 2009 onderging. "

Voorbeeld 1:

Een personeelslid (2de categorie) is geboren in mei 1966.

In juni 2008 is zijn baremiek maandloon verhoogd van 2.371,11 EUR tot 2.391,35 EUR, wat overeenstemt met de leeftijd van 42 jaar. In het nieuwe barema stemt dit overeen met 24 jaren ervaring. In het nieuwe barema zien we dat dit bedrag pas na 26 jaren ervaring verhoogt tot 2.411,59 EUR. In ons geval zal het personeelslid zijn eerste verhoging na 2008 krijgen in juni 2010. (Indien de leeftijdsbarema's van toepassing zouden gebleven zijn, had hij ook twee jaar moeten wachten op dezelfde verhoging).

Voorbeeld 2:

Een personeelslid (2de categorie) is geboren in mei 1965.

In juni 2008 is zijn baremiek maandloon van 2.391,35 onveranderd gebleven, omdat hij in een fase zit waarin slechts om de twee jaar een verhoging plaatsvindt. Hij/zij zal in juni 2009 een verhoging krijgen tot 2.411,59 EUR.

6.4. ARTIKEL 8, §3:

"Voor de werknemers die in de loop van 2008 in dienst zijn getreden en van wie het sectoraal minimumloon in 2008 nog geen baremieke verhoging heeft ondergaan, zal de eerste verhoging na 2008 ingaan de eerste dag van de maand volgend op de verjaardag van hun indiensttreding."

Voorbeeld:

Iemand die in mei 1980 is geboren, treedt in september 2008 in dienst. Hij zal zijn eerste verhoging van het baremaloon krijgen in september 2009.

6.5. ARTIKEL 8, §4:

"Daarna zullen de verhogingen telkens worden toegekend nadat de ervaring is toegenomen met twaalf of vierentwintig maanden, al naargelang het geval."

In de hierboven vermelde voorbeelden zullen de tweede en volgende verhogingen van het baremaloon na 2008 dus afhankelijk zijn van de opbouw - door prestaties of via gelijkstellingen - van 12 of 24 maanden ervaring.

7. Algemene opmerking bij artikelen 6 en 8 van de CAO

Indien zich tussen de laatste baremieke verhoging op basis van leeftijd en de eerste baremieke verhoging op basis van ervaring, of - na 31 december 2008 - tussen twee opeenvolgende verhogingen op basis van ervaring, een verhoging van categorie of een promotie van uitvoerende bediende tot kaderlid voordoet, zal de tussentijdse verhoging van het baremaloon die daarmee in voorkomend geval gepaard gaat, het hierboven geschetste schema niet wijzigen tenzij men ingevolge deze categoriewijziging of promotie terecht komt in een fase van het barema waarin men opnieuw recht heeft op een jaarlijkse verhoging.

Voorbeeld 1:

Zie het voorbeeld onder 6.2. Stel dat betrokkene per 1 juli 2009 overgaat van de 3de naar de 4de categorie van het uitvoerend bediendenpersoneel. Zijn baremaloon zal in juli 2009* verhogen tot 2.303,69 EUR (baremacijfer 4de categorie, 11 ervaringsjaren), en in oktober 2009 tot 2.359,92 EUR (4de categorie, 12 ervaringsjaren).

Tweede voorbeeld:

Zie het eerste voorbeeld uit 6.3. Daar hebben we gezien dat het personeelslid na zijn eerste verhoging 24 maanden moet wachten, d.w.z. tot juni 2010, om een nieuwe baremieke verhoging te krijgen.

Indien echter de betrokkene bijvoorbeeld op 1 januari 2009 overgaat naar de 3de categorie uitvoerend personeel, zal zijn baremaloon in januari 2009 verhoogd worden tot 2.637,78 EUR (categorie 3, ervaringscoëfficiënt 24)*. Vervolgens zal zijn baremaloon in juni 2009 verhoogd worden tot 2.659,85 EUR, omdat men in 3de categorie na 25 jaar ervaring nog een jaarlijkse verhoging krijgt (in tegenstelling tot de 2de categorie).

*Er weze aan herinnerd dat deze baremieke verhoging ingevolge promotie in twee stappen van teikens 50% wordt toegekend in toepassing van artikelen 26 en 50 van de CAO van 17 februari 1977.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
22/04/2009
Registratienr
92072
Geldig van
01/01/2009
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
27/04/2009
Registratiedatum
12/05/2009
Onderwerp
loonvoorwaarden
BS Bericht van neerlegging
15/06/2009
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
15/06/2009
Gepubliceerd in het B.St. van
01/10/2009
Keywords
LONEN

Datum CAO
18/12/2008
Registratienr
90418
Geldig van
01/01/2009
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
22/12/2008
Registratiedatum
26/01/2009
Onderwerp
loonvoorwaarden
BS Bericht van neerlegging
06/02/2009
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
10/10/2010
Gepubliceerd in het B.St. van
09/11/2010
Keywords
LONEN

Datum CAO
03/07/2008
Registratienr
88953
Geldig van
01/01/2009
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
10/07/2008
Registratiedatum
25/07/2008
Onderwerp
verloningssysteem in de banksector
BS Bericht van neerlegging
14/08/2008
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
15/06/2009
Gepubliceerd in het B.St. van
01/10/2009
Keywords
LONEN

Datum CAO
02/07/2007
Registratienr
84247
Geldig van
-
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
09/07/2007
Registratiedatum
08/08/2007
Onderwerp
een nieuw loonbeleid
BS Bericht van neerlegging
09/10/2007
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
17/03/2008
Gepubliceerd in het B.St. van
29/05/2008
Keywords
LONEN, FUNCTIECLASSIFICATIE

Historiek
25/06/2018 31/12/2999 040103 Verloningssysteem in de banksector
01/01/2009 24/06/2018 040103 Verloningssysteem in de banksector