0701 Arbeidsduur

Paritair (sub-)Comité nr.:
126.00.00-01.00

Bijwerking: 23/03/2015
Geldig vanaf: 01/01/1989
Geldig tot: 30/06/2016

gemiddelde arbeidsduur van 38 uur

In het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor bedienden werd op 29 mei 1989 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden. Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 6 augustus 1990 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1990.

Wij geven U hierna de bepalingen betreffende de arbeidsduur.

CAO van 29/05/1989

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en bedienden van de ondernemingen, welke tot de bevoegdheid behoren van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden.

Onder "bedienden" wordt verstaan, de mannelijke en vrouwelijke bedienden.

(...)

HOOFDSTUK VII - Arbeidsduur

Wekelijkse arbeidsduur op jaarbasis

a) Ondernemingen met 10 werknemers en meer

Artikel 19

In de ondernemingen die 10 en meer werknemers tewerkstellen is de gemiddelde arbeidsduur berekend op jaarbasis, vastgesteld op 38 uur.

b) Ondernemingen met minder dan 10 werknemers

Artikel 20

§1 In de ondernemingen die minder dan 10 werknemers tewerkstellen bedraagt de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur op jaarbasis 39 uur.

§2 De ondernemingen met minder dan 10 werknemers, die geen gebruik maken van onderstaande overgangsregeling moeten de gemiddeld wekelijkse arbeidsduur, berekend op jaarbasis, vanaf 1 januari 1990 terugbrengen tot 38 uur.

Deze ondernemingen dienen de premie van 2 pct. op het jaarloon voorzien voor 30 april 1990 niet te betalen.

c) Overgangsregeling

De ondernemingen met minder dan 10 werknemers mogen evenwel tot 31 december 1991 een wekelijkse arbeidsdregime van gemiddeld effectief 39 uur behouden op voorwaarde dat zij vanaf 1 januari 1990 een maandloon uitbetalen, verhoogd met 1/38e. Deze bijkomende uren worden aan het gewone tarief betaald. De

ondernemingen die de overgangsregeling toepassen, zijn niet vastgesteld van de betaling van de premie op 30 april 1990.
 

Algemene bepalingen

Artikel 21

§1 De normale wekelijkse arbeidsduur wordt over 5 dagen gespreid, uitgezonderd voor gevallen van dringende noodzaak omwille van de uitbating.

In de ondernemingen welke zowel bedienden als werklieden tewerkstellen, zijn de wekelijkse arbeidsduur en de arbeidstijdregeling van het bediendenpersoneel dat leiding geeft aan en toezicht houdt over de werklieden, evenwel dezelfde als die van het werkliedenpersoneel.

§2 Indien de activiteit van de onderneming een arbeidsduur van 40 uren per week noodzakelijk maakt, is het aan de werkgevers om de inhaalrustdagen voor de verwezenlijking van de arbeidstijdverkorting op jaarbasis vast te stellen.

Artikel 22

Met het oog op de verwezenlijking van de onder de artikelen 19 en 20 bedoelde verkorting van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, dient rekening te worden gehouden met de inhaalrustdagen die reeds op het vlak van de onderneming aan alle bedienden worden toegekend bovenop de rustdagen die voortvloeien uit de wettelijke bepalingen en uit de sectoriële collectieve arbeidsovereenkomsten van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor bedienden. Het gaat in dit geval om de eventuele plaatselijke feestdagen, feestdagen van de gemeenschappen of andere dagen die collectief aan alle werknemers worden toegekend.

Artikel 23

Onverminderd de wettelijke bepalingen worden in de ondernemingen of sectoren waar bij collectieve arbeidsovereenkomst specifieke regelingen werden overeengekomen op het stuk van de organisatie van de arbeidstijd voor de werklieden, dezelfde modaliteiten toegepast op het bediendenpersoneel van die ondernemingen of sectoren, voor zover dit personeel ressorteert onder het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor bedienden.

Commentaar : In toepassing van dit artikel zijn de modaliteiten inzake arbeidstijdorganisatie, zoals zij zijn vastgesteld overeenkomstig de maatregelen genomen in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf (PC 124), eveneens van toepassing op het bediendenpersoneel van de bouwbedrijven.

Hieruit volgt dat:

  • De bediende gebonden moet zijn door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik van de toekenning van de rustdagen;

  • De bediende die ontslag neemt in de loop van het jaar en die niet meer verbonden is door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik dat de rustdagen worden toegekend, er niet kan van genieten;

  • De bediende die in de loop van het jaar in dienst treedt en die verbonden is door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik dat de rustdagen worden toegekend, er volledig kan van genieten;

  • De bediende die ontslagen wordt door zijn werkgever in de loop van het jaar en wiens overeenkomst een einde neemt in de periode van 60 dagen die voorafgaan aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, recht heeft op de volledige betaling van de rustdagen;

  • De bediende die ontslagen wordt door zijn werkgever in de loop van het jaar en wiens overeenkomst een einde neemt vóór de periode van 60 dagen die voorafgaat aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, enkel recht heeft op de rustdagen die binnen de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen. De bediende die verbonden was met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur van minstens drie maanden welke een einde nam in de periode van 60 dagen voorafgaand aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, heeft recht op de betaling van een gedeelte van de rustdagen. 
               

De bedienden ontvangen voor elke rustdag waarop zij recht hebben, hun normale loon ten laste van de werkgever (betaling van het maandloon zonder dat het aantal rustdagen in mindering wordt gebracht).

(...)

HOOFDSTUK X - Slotbepalingen

Opheffingsbepaling

Artikel 32

Worden opgeheven :

  • de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 1976 met betrekking tot de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen (koninklijk besluit van 30 augustus 1976, Belgisch Staatsblad van 7 oktober 1976);

  • de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 1979 betreffende de arbeidsvoorwaarden en bezoldigingen (koninklijk besluit van 26 juni 1979, Belgisch Staatsblad van 22 november 1979) gewijzigd door de collectieve

  • de arbeidsovereenkomst van 18 december 1980 (koninklijk besluit van 3 april 1981, Belgisch Staatsblad van 12 mei 1981) en stilzwijgend gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 15 maart 1983 (koninklijk besluit van 18 juli 1983, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1983) van 23 februari 1984 (koninklijk besluit van 7 augustus 1984, Belgisch Staatsblad van 7 september 1984) betreffende de aanwending van de loonmatiging voor de tewerkstelling, van 30 januari 1985 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid (koninklijk besluit 22 oktober 1985, Belgisch Staatsblad van 22 november 1985), van 26 februari 1987 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de verhoging van de koopkracht (koninklijk besluit van 9 september 1987, Belgisch Staatsblad van 25 september 1987) en van 9 maart 1989 betreffende het sectorieel akkoord 1989-1990 voor de jaren 1989 en 1991;

  • de artikelen 14 en 20 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 9 maart 1989;

HOOFDSTUK XI - Duur van de overeenkomst

Artikel 33

Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1989.

Met uitzondering van artikel 30, wordt zij gesloten voor een onbepaalde duur en kan door één der partijen opgezegd worden, mits een opzegging van drie maanden, gericht bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden en aan de ondertekenende organisaties.

Artikel 30 wordt gesloten voor een bepaalde duur ingaand op 1 januari 1989 en eindigend op 31 december 1991.

Commentaar : In een bijlage tot deze CAO wordt aan de ondernemingen die zowel bedienden als arbeiders indienst hebben, aanbevolen op hun bedienden geen langere wekelijkse arbeidsduur toe te passen dan op hun arbeiders.


Historiek
01/07/2016 31/12/2999 0701 Arbeidsduur
01/01/1989 30/06/2016 0701 Arbeidsduur