0302 Beroepenclassificatie

Paritair (sub-)Comité nr.:
111.01.03-00.00, 111.01.05-00.00, 111.02.03-00.00, 111.02.05-00.00

Bijwerking: 17/06/2009
Geldig vanaf: 01/01/2009

CAO 15/12/2008 - KB 10/11/2009 - BS 11/02/2010 en CAO 16/02/2009 - KB 19/05/2010 - BS 04/08/2010

klasse 1 = code 01, klasse 2 = code 02, klasse 3 = code 03, klasse 4 = code 04, klasse 5 = code 05, klasse 6 = code 06, klasse 7 = code 07, klasse 8 = code 08, klasse 9 = code 09, klasse 10 = code 10, klasse 11 = code 11

In het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw werd op 15 december 2008 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten over de classificatiemethode, gesloten in de gewestelijke paritaire sectie arbeiders voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, Oost-Vlaanderen.  Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 10 november 2009 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 11 februari 2010.

In hetzelfde paritair comité werd op 16 februari 2009 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten over minimumloonschaal, in de gewestelijke paritaire sectie arbeiders voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, Oost-Vlaanderen.  Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 19 mei 2010 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 4 augustus 2010.

Wij geven u hierna de bepalingen betreffende de beroepenclassificatie en vervolgens enkele belangrijke praktische schikkingen.  Uit praktische overwegingen hebben wij de door de aangeslotenen van Group S – Sociaal Secretariaat vzw te gebruiken codes voor de beroepskwalificatie geintegreerd in de tekst van de CAO; het gaat om de cijfers in vetjes.

CAO 15 december 2008

HOOFDSTUK I - ALGEMEENHEDEN

Artikel 1 - Toepassingsgebied

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Comité voor de Metaal-, Machine- en Elektrische bouw, gevestigd in Oost-Vlaanderen.

Zij is niet van toepassing op de ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder arbeiders verstaan, de arbeiders en arbeidsters.

Artikel 2 - Duurtijd

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking vanaf 1 januari 2009 en wordt afgesloten voor onbepaalde duur.

leder van de partijen kan aan deze collectieve arbeidsovereenkomst een einde stellen, mits een vooropzeg van drie maanden in acht te nemen, per aangetekende brief te richten aan de andere partij en aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de Metaal-, Machine- en Elektrische bouw.

HOOFDSTUK II - UITWERKING

Artikel 3 - Algemene omkadering

3.1. Een classificatiemethode voor de arbeiders werd uitgewerkt; zij wordt de MSC-methode Oost-Vlaanderen genoemd. MSC-methode Oost-Vlaanderen staat voor Metaal Sectoren Classificatiemethode Oost-Vlaanderen.

3.2. Zij is gesteund op een vergelijking van functiekenmerken met daaraan gekoppeld een puntenstelsel. leder functiekenmerk wordt onderverdeeld in een aantal afweegfactoren om toe te laten de mate van belangrijkheid te bepalen bij het beoordelen van de functie.

3.3. De som van de onderling afgewogen elementen geeft aanleiding tot het toekennen van een bepaalde klasse en dit volgens een vooraf bepaalde puntenindeling.

3.4. De methode geeft geen aanleiding tot evaluatie of waardeschatting van de uitvoerder; ook werktempo of efficiëntie waarmee de taken worden uitgevoerd komen niet in aanmerking voor beoordeling. Een classificatietoepassing gaat er immers van uit dat alle deeltaken van de functie op een normaal tempo en met goede kwaliteit uitgevoerd worden.

Artikel 4 - Technische omkadering

4.1. Deze classificatiemethode werd uitgewerkt door classificatie-experten van AGORIA Oost- en West-Vlaanderen en van de vakbonden, verenigd in een Technische Commissie (TC). De eventuele aanpassing van elementen/criteria van de methode in de toekomst, kan slechts door hen gebeuren.

4.2. De eventuele wijzigingen aan de methode zullen verankerd worden in een daartoe af te sluiten collectieve arbeidsovereenkomst tussen de ondertekenende partijen.

4.3. De methode bevat 11 klassen. Aan iedere klasse is een puntenwaarde gekoppeld volgens volgende functiegradering:

Klasse 1 : van 0,5 tot 2,0 punten.

Klasse 2: van 2,5 tot 4,0 punten.

Klasse 3: van 4,5 tot 6,0 punten.

Klasse 4: van 6,5 tot 8,0 punten.

Klasse 5: van 8,5 tot 10,0 punten.

Klasse 6: van 10,5 tot 12,5 punten.

Klasse 7: van 13,0 tot 15,0 punten.

Klasse 8: van 15,5 tot 18,0 punten.

Klasse 9: van 18,5 tot 21,0 punten.

Klasse 10: van 21,5 tot 24,5 punten.

Klasse 11 : van 25,0 tot 30,0 punten.

4.4. Om de methode te kunnen toepassen dienen functiebeschrijvingen opgesteld te worden volgens een gestandaardiseerde manier (zie bijlage).

4.5. Het betreft een analytische methode gebaseerd op functiekenmerken (zie bijlage).

Artikel 5 - Sociale omkadering

5.1. Algemeen principe: het paritair invoeren van deze methode in een ondememing, gebeurt op vrijwillige basis en na gemeenschappelijk akkoord tussen de syndicale delegatie (of bij ontstentenis de vakbondsorganisaties) en de werkgever.

5.2. Het uitvoeren in een ondememing van het bepaalde onder 5.1. gebeurt slechts voorzover tussen AGORIA Oost- en West-Vlaanderen en de sectorale provinciale vakbondssecretarissen van de drie vakbonden voor de provincie Oost-Vlaanderen hiertoe opdracht gegeven wordt aan de TC.

5.3. In de ondememingen waar reeds een bepaalde classificatiemethode bestaat en waar men voor alle of een gedeelte van de functies wenst over te stappen naar de MSC-methode Oost-Vlaanderen, dient hieromtrent eerst een akkoord afgesloten te worden tussen de syndicale delegatie (of bij ontstentenis de vakbondsorganisaties) en de werkgever.

 

BlJLAGE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 15 DECEMBER 2008 BETREFFENDE DE CLASSIFICATIEMETHODE IN DE METAALSECTOR VAN DE PROVINCE OOST-VLAANDEREN

Functiekenmerken metaal sectoren classificatiemethode (MSC-methode) Oost-Vlaanderen:

1. Vorming

Onder "vorming" wordt begrepen: het weten van feiten en het kennen van gegevens, zowel afzonderiijk als in hun onderlinge samenhang, die vereist zijn voor de uitvoering van de functie.  Dit beperkt zich niet enkel tot kennis en functietechnische vaardigheden. Het is een compilatie van diverse theoretische en praktische inzichten en verworvenheden die men zich eigen kan maken door studie (dag- of gelijkgesteld onderwijs) en/of ervaring en bijscholing.

De vorming vereist voor de uitoefening van de functie omvat:

• basisopleiding gekoppeld aan inwerktijd;

• talenkennis.

1.1. Basisopleiding

Voor de basisopleiding moet het schools niveau ingeschat worden dat noodzakelijk geacht wordt voor de uitoefening van de functies en niet wat gesteld wordt als aanwervingseis. Het gewenste niveau kan bereikt worden door het volgen van dagonderwijs, gelijkgeschakeld avondonderwijs of bedrijfsopleiding.

Naast de verworven basisopleiding vereist de uitoefening van de functie ook een bepaalde inwerktijd. De in aanmerking te nemen inwerktijd betreft de strikt noodzakelijke tijd voor het verwerven van de vereiste taakgerichte kennis om de te beoordelen functie volgens normale maatstaven van productiviteit en kwaliteit uit te voeren.

1.2. Kennis van vreemde talen

Alleen de kennis van vreemde talen die voor een correct uitoefenen van de functie een bijkomende opleiding vereist (= de vereiste waarmede en de mate waarin de talen moeten gekend zijn) dient hier beoordeeld, echter rekening houdend met het niveau vervat in het leerprogramma gekoppeld aan de beoordeelde basisopleiding.

2. Inspanning

2.1. Kennisintensiteit

Hierbij wordt nagegaan welke opmerkzaamheid en doorzicht, in combinatie met de vorming (basisopleiding + kennis van vreemde talen), vereist wordt bij de uitoefening van de functie, getoetst aan de mogelijke ondersteuning door derden.

Enerzijds gaat men na in welke mate men afwisselend beroep doet op kennis van verschillend niveau binnen eenzelfde techniek. Dit betekent dat de mate waarmee de functiehouder de controle van het arbeidsproces moet begrijpen, analyseren, oordelen en bijsturen, wordt bepaald.

Anderzijds wordt de mate waarin de functiehouder voor technische begeleiding kan of moet terugvallen op derden, beoordeeld. Dit wordt beïnvloed door de zelfstandigheid van handeling, onafhankelijkheid en mogelijkheid tot initiatief.

2.2. Kennistoepassing

Onder kennistoepassing moet worden verstaan het wisselen tussen de kennisdomeinen bij de uitoefening van de functie. Hierbij moet beoordeeld worden of de functiehouder steeds identieke taken (binnen eenzelfde techniek en technologie) uitoefent, ofwel meer samenhangende (gespreid over meerdere vakgebieden), ofwel meerdere technieken en technologieën opgedragen wordt bij al dan niet samenhangende activiteiten.

Permanente vorming

Onder dit criterium begrijpen wij de noodzakelijke permanente vorming orn de technologische en arbeidsorganisatorische evolutie van de functie te volgen, door zelfstudie, bedrijfsopleidingen of avondonderwijs. Bijgevolg wordt de noodzaak en de gevraagde bijkomende kennis beoordeeld nodig om aan de polyvalentie en de flexibiliteit van de functie te voldoen, zoals opgenomen in de kennistoepassing. 

Permanente vorming op het vlak van techniek richt zich vooral naar handigheid en bijkomend naar kennis, op het vlak van technologie vooral naar kennis en bijkomend op handigheid.

2.3. Lichamelijke inspanning

De lichamelijke inspanning beoordeelt de mate waarmee de spieren of spiergroepen belast worden, de opbouwwijze van deze belasting, de lichaamshouding waarin dit gebeurt en de wijze waarop de gehanteerde last bewogen wordt.

De spierbelasting bestaat uit een statische of een dynamische belasting.

3. Verantwoordelijkheden

Onder dit hoofdcriterium vallen de verantwoordelijkheden die inherent zijn aan de functie.

3.1. Verantwoordelijkheid voor eigen werk

De verantwoordelijkheid voor eigen werk betreft de zelfstandigheid bij de uitvoering van het werk, de mogelijke schade aan producten (door anderen geproduceerd of zelf vervaardigd) met herwerken van het product tot gevolgt alsook de mogelijke schade aan hulpmiddelen. Dit betekent dat het afbraakrisico moet beoordeeld worden.

3.2. Verantwoordelijkheid voor bedrijfsrelaties

Bij de beoordeling van deze factor houdt men rekening met de schade die aan de goede werking van een team, groep, dienst, eigen bedrijf of imago van het bedrijf kan berokkend worden door gebrek aan sociale vaardigheden (communicatievaardigheden, omgangsvormen, beroepskennis, kennis aan veiligheidsmaatregelen,...).

Deze verantwoordelijkheid kan zich zowel op een hiërarchisch niveau situeren (= leiding geven aan een groep personen) als op een niet-hiërarchisch niveau (= stimuleren tot het goed uitoefenen van de opdrachten).

Bij dit criterium is het van belang met wie contacten onderhouden worden en in welk verband. Deze contacten moeten steeds in een structurele organisatievorm deel uitmaken van de functie.

4. Arbeidsrisico's 

4.1. Veiligheidsrisico's

De kans tot een ongeval wordt beperkt door het nemen van een aantal preventieve maatregelen (collectief of individueel).

De doelstelling is hier te beoordelen in welke mate nog risico's voor arbeidsongevallen blijven bestaan.

Tevens wordt rekening gehouden met een hinderlijke houding bij de uitoefening van de opgedragen taken. 

4.2. Welzijnsrisico's

De werkomstandigheden die het algemeen welzijnsgevoel van de functiehouder nadelig beïnvloeden en bovendien de omvang en de nauwkeurigheid van het gepresteerde werk verminderen, dienen onder dit criterium beoordeeld te worden.

Een reeks van elementen die verbonden zijn aan de grondstoffen, middelen, hulpstoffen of het werkmidden die een reeks ongemakken voor de functiehouder betekenen dienen in dit verband in aanmerking genomen te worden. Temperatuursinvloeden, vochtigheidsinvloeden, stof en vuil, tocht, koude en warmte, dampen en wasems, olie en vet veroorzaken een bepaalde hinder bij de uitoefening van de functie.

CAO 16 februari 2009

HOOFDSTUK I

Artikel 1 -Toepassingsgebied

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Comité voor de Metaal-, Machine- en Elektrische Bouw gevestigd in Oost-Vlaanderen.

Zij is niet van toepassing op de ondememingen die bruggen en metalen gebinten monteren en evenmin op de ondememingen bedoeld in artikel 5 punt 5. Zij is evenmin van toepassing op Volvo Cars & Volvo Group Belgium (Volvo Europa Truck).

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder arbeiders verstaan, de arbeiders en arbeidsters.

Artikel 2 - Duurtijd

Deze collectieve arbeidsovereenkomst gaat in op 1 januari 2009.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur, doch elk der partijen kan er een einde aan stellen, mits een vooropzeg van drie maanden in acht te nemen, per aangetekende brief te richten aan de andere partij en aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité voor de Metaal-, Machine- en Elektrische bouw.

Artikel 3

De collectieve arbeidsovereenkomst dd. 16 juni 1997 (B.S. 28 december 2001), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst dd. 8 juli 2002 (B.S. 10 februari 2004) m.b.t. de minimum loonschaal wordt opgeheven vanaf de algemeen verbindend verklaring van onderhavige CAO.

Commentaar: de CAO van 16 juni 1997 wordt opgeheven vanaf 19 mei 2010.

HOOFDSTUK II - UITWERKING

Artikel 4 - Technische omkadering en huishoudelijk reglement

1. Het minimumbarema is gekoppeld aan de MSC-classificatiemethode Oost-Vlaanderen voor de arbeiders zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst dd 15/12/2008, registratienummer 90439/CO/1110102.

De onderstaande klassenomschrijving is louter en alleen indicatief en kan niet gebruikt worden om een reëel uitgeoefende functie in een onderneming, reëel te klasseren. Dit blijft het domein van de classificatiedeskundigen die een functie klasseren op basis van alle elementen, voorzien in de MSC-classificatiemethode.

klasse 1

- onmiddellijke inzetbaarheid van de functiehouder, zonder enige schoolse opleiding

- vast repeterende taken onder continu toezicht -100 % nacontrole ; draagt geen verantwoordelijkheid tot fout

- geen enkel negatief aspect aanwezig m.b.t de arbeidsomgeving

- de taken voorzien geen gebruik van handgereedschap

Code: 01

klasse 2

- inzetbaarheid van de functiehouder kan zonder enige schoolse opleiding mits een inwerktijd van minder dan 1 werkdag

- vast repeterende taken onder continu toezicht -100 % nacontrole ; draagt geen verantwoordelijkheid tot fout

- geen enkel negatief aspect aanwezig m.b.t de arbeidsomgeving

- taken eisen het gebruik van courant handgereedschap

Code: 02

klasse 3

- inzetbaarheid van de functiehouder kan na een korte interne opleiding (minder dan 1 dag) en een inwerktijd van minder dan 1 week

- vast opgelegde taken onder toezicht

- eventuele fouten zijn direct detecteerbaar en voor de oplossing kan steeds beroep gedaan worden op ondersteuning

- max. 1 invloedsfactor kan voorkomen in de arbeidsomstandigheden

- taken kunnen het gebruik van vooringestelde machines eisen

Code: 03

klasse 4

- inzetbaarheid van de functiehouder eist een algemene basiskennis met een inwerktijd van minder dan 1 week

- wisselende taken, binnen één activiteitsdomein en onder toezicht

- eventuele fouten zijn direct detecteerbaar en zijn op te lossen door het herwerken van het eigen werk

-  taken kunnen het gebruik eisen van vooringestelde machines

- max. 1 invloedsfactor in de arbeidsomstandigheden

Code: 04

klasse 5

- inzetbaarheid van de functiehouder vereist een beroepsgerichte opleiding met een inwerktijd van meer dan 1 week tot 1 maand

- wisselende taken binnen 1 activiteit en onder toezicht

- evt. fouten zijn direct detecteerbaar en op te lossen door het herwerken van eigen werk

- storingen in het werkverloop kunnen door eigen inspanningen bijgestuurd worden

- taken kunnen het gebruik eisen van vooringestelde machines

- enkel atmosferische omstandigheden kunnen de werkzaamheden beïnvloeden

Code: 05

klasse 6

- inzetbaarheid van de functiehouder eist een lager secundaire technische scholing

- wisselende taken binnen gelijkwaardige activiteiten en onder toezicht

- fouten zijn via steekproeven detecteerbaar en zijn op te lossen door het herwerken van het eigen werk op reeds bewerkte producten

- taken kunnen het gebruik eisen van vooringestelde machines met eenduidige instructies voor eventuele bijregeling van de machineparameters

- oordeelkundig gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen vereist zijn

Code: 06

klasse 7

- inzetbaarheid van de functiehouder eist een lager secundaire technische scholing

- wisselende taken binnen gelijkwaardige activiteiten en zonder begeleiding

- fouten zijn via steekproeven detecteerbaar en op te lossen door het herwerken van het eigen werk op reeds bewerkte producten

- taken kunnen het gebruik eisen van vooringestelde machines met instructies voor eventuele bijregeling van de machineparameters

- oordeelkundig gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen is van belang bij de uitvoering van de taken

Code: 07

klasse 8

- inzetbaarheid van de functiehouder eist een hoger secundaire technische scholing

- de wisselende taken, zonder begeleiding, eisen een omschakeling tussen meerdere technieken en technologieën

- taken eisen zelfstandige instelling van de machine op basis van eenduidige instructies

- fouten zijn via steekproeven detecteerbaar en op te lossen door het herwerken mits inschakeling van bijkomende middelen (mensen en/of productiemiddelen)

- oordeelkundig gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen is van belang bij de uitvoering van de taken

Code: 08

klasse 9

- inzetbaarheid van de functiehouder eist een hoger secundaire technische scholing

- de wisselende taken, zonder begeleiding, eisen een omschakeling tussen meerdere technieken en technologieën

- taken eisen zelfstandige instelling en bijregeling van de productiemiddelen op basis van instructies en werktekeningen

- fouten zijn pas in het verder verloop van het productieproces detecteerbaar en op te lossen door het herwerken mits inschakeling van bijkomende middelen (mensen en/of productiemiddelen)

- oordeelkundig gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen is van belang bij de uitvoering van de taken

Code: 09

klasse 10

- inzetbaarheid van de functiehouder eist een hoger secundaire technische scholing

- onvoorziene taken, zonder begeleiding, eisen een omschakeling tussen meerdere technieken en technologieën

- taken eisen zelfstandige instelling en bijregeling van de middelen op basis van mondelinge instructies, schetsen en/of werktekeningen

- fouten zijn pas in het verder verloop van het productieproces detecteerbaar en op te lossen door het herwerken mits inschakeling van bijkomende middelen (mensen en/of productiemiddelen)

- oordeelkundig gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen is van belang bij de uitvoering van de taken

Code: 10

klasse 11

- inzetbaarheid van de functiehouder eist een hoger secundaire technische scholing

- onvoorziene taken hebben betrekking op niet-samenhangende activiteiten

- taken eisen zelfstandige instelling en bijregeling van de middelen op basis van mondelinge instructies, schetsen en/of werktekeningen

- fouten zijn pas detecteerbaar op basis van het bekomen resultaat en leiden tot verstoring van de bedrijfsprocessen

- oordeelkundig gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen is van belang bij de uitvoering van de taken

Code: 11

2. Een Provinciale Paritaire Technische Classificatiecommissie (PPTC) wordt samengesteld waarin de classificatiedeskundigen van de drie vakbonden en Agoria Oost- en West-Vlaanderen zetelen (zie namen in bijlage). Het secretariaat van de PPTC is gevestigd op het adres van Agoria Oost- en West-Vlaanderen (zetel Gent) en wordt beheerd en gecoordineerd door de classificatiedeskundige van Agoria Oost- en West-Vlaanderen.

De ondertekenende partijen erkennen de essentiële en bepalende rol van deze PPTC die de toegewezen opdrachten, zoals hieronder omschreven, autonoom en onafhankelijk afhandelt.

3. Opdrachten van het secretariaat van de PPTC en opdrachten van de PPTC

3.1 Algemene opdracht

3.1.1 Opdracht van het secretariaat van de PPTC

Het secretariaat van de PPTC formuleert een voorstel van advies enerzijds, en formuleert een voorstel van antwoord op de vragen anderzijds, gesteld door de externe dienst Toezicht op de Sociale Wetten over de toewijzing van een functie aan een loonklasse, gekoppeld aan de minimum loonschaal, telkens deze dienst daarom verzoekt.

Het secretariaat van de PPTC legt dit voorstel van advies of dit voorstel van antwoord per mail voor aan de overige leden van de PPTC die 4 werkdagen (te verlengen met de vakantieperiodes vermeld in artikel 4 3.2 a) de tijd hebben om dit voorstel tot advies/antwoord te bekrachtigen, dan wel hun opmerkingen aan het secretariaat van de PPTC over te maken.

Na deze termijn van 4 werkdagen (vermeerderd met vermelde verlengingen) wordt het voorstel van advies/antwoord definitief, tenzij minstens één lid van de PPTC bezwaar heeft gemaakt. Bij bezwaar dient het voorstel tot advies of het voorstel tot antwoord besproken te worden op de eerstkomende vergadering van de PPTC, met als doel om tot advies/antwoord te komen.

Het secretariaat van de PPTC maakt na deze procedure de adviezen en antwoorden over aan de externe dienst Toezicht op de Sociale Wetten.

3.1.2 Opdracht van de PPTC

De PPTC beoordeelt en beslecht op een definitieve wijze (evenwel zonder afbreuk te doen aan gerechtelijke uitspraken) de betwistingen, gerezen tussen een werkgever en één of meerdere arbeiders over de toewijzing van een functie aan een loonklasse gekoppeld aan de minimum loonschaal.

De PPTC vervult deze algemene opdracht volgens de modaliteiten en timing voorzien in punt 3.2.

In voorkomend geval beantwoordt de PPTC de vragen, gesteld door de gevatte rechtbank en verduidelijkt de door haar beslechte betwistingen.

3.2 Specifieke opdracht

a) Het geschil ontstaat tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst bii een werkgever

Procedure en timing (geldt voor alle maanden van het jaar met uitzondering van de paas- en kerstvakantie en de maanden juli en augustus).

1ste stap: tijdstip x = datum van ontvangst van de betwisting op het secretariaat van de PPTC

De betwistende partij zijnde de arbeider en/of zijn vakbond bezorgt het secretariaat van de PPTC schriftelijke informatie over de betwisting, volgens de standaard, opgesteld door de PPTC en te bekomen op het secretariaat van de PPTC.

Een arbeider kan als betwistende partij deze informatie ook door zijn vakbond bezorgen aan de PPTC en in deze zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een erkende vakorganisatie.

2de stap: x + 7 kalenderdagen

Het secretariaat van de PPTC bezorgt voormelde schriftelijke informatie uiterlijk 7 kalenderdagen na ontvangst aan alle leden van de PPTC, aan de tegenpartij en aan de provinciale vakbondssecretarissen.

3de stap: x + 28 kalenderdagen

Is de tegenpartij niet akkoord met de inhoud van de schriftelijke informatie dan kan zij bij de PPTC schriftelijk reageren en argumenteren op basis van technische elementen. Dit gebeurt uiterlijk op x + 28 kalenderdagen.

Is er geen reactie binnen de vooropgestelde termijn, dan wordt dit beschouwd alsof de tegenpartij zich akkoord verklaart met de aan de PPTC overgemaakte documenten.

4de stap: x + 56 kalenderdagen

Op basis van de schriftelijke informatie, ingediend door de betwistende partij en op basis van de eventuele reactie door de verwerende partij, beoordeelt en beslecht de PPTC het geschil. Deze uitspraak gebeurt uiterlijk op x + 56 kalenderdagen en wordt, ondertekend door alle leden van de PPTC, schriftelijk overgemaakt aan de betwistende, de verwerende partij en aan de provinciale vakbondssecretarissen binnen de 7 kalenderdagen na de uitspraak.

Ongeacht de mogelijk verdere procedure treedt de Masse met het daaraan gekoppelde minimumloon in werking op datum x, tenzij een akkoord tussen de betwistende partijen of tenzij een rechterlijke uitspraak een andere ingangsdatum voorziet.

5de stap: x + 84 kalenderdagen: beroep

Ten laatste op x + 84 kalenderdagen kan bij het secretariaat van de PPTC gemotiveerd beroep ingediend worden tegen deze beslissing via brief. De postdatum is bepalend.

Op zijn beurt informeert het secretariaat van de PPTC de leden van de PPTC en alle andere betrokken partijen (cfr. 2de stap) binnen de 7 kalenderdagen na ontvangst van het beroep.

Wordt binnen deze termijn geen beroep ingediend, dan is de besiissing op x + 56 definitief en moet deze beslissing in uitvoering gebracht worden.

6de stap: x + 126 kalenderdagen

De PPTC beslecht op definitieve wijze de betwisting. Een verslag, met de beslissing van de toe te kennen klasse wordt opnieuw schriftelijk overgemaakt aan alle betrokken partijen (cfr. 4de stap).

De beslissing is definitief. De toekenning van de klasse met het daaraan gekoppeld minimumloon geldt vanaf datum x, tenzij een akkoord tussen de betwistende partijen of tenzij een rechterlijke uitspraak een andere ingangsdatum voorziet.

Zowel tijdens de 4de stap x + 56 kalenderdagen als tijdens de 6de stap x + 126 kalenderdagen kan de PPTC ter plaatse afstappen om de betwiste functie in de onderneming te observeren, de partijen bijkomende vragen te stellen of andere "onderzoeksdaden" te doen die het haar mogelijk maakt het dossier te beoordelen. In dit geval wordt de timing voor de gehele procedure opgeschort en verlengd met de duur gelijk aan de duur bepaald door de PPTC met een maximum van 28 kalenderdagen.

b) Het geschil ontstaat na de uitvoering van de arbeidsovereenkomst bij een werkgever.

De procedure en timing bestaan enkel uit de stappen 1 tot en met 4.

(...)

Praktische schikkingen

Krachtens artikel 15 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten, moet voor iedere werknemer op de individuele rekening worden vermeld:

- de functie die hij hoofdzakelijk uitoefent bij de werkgever;

- de beroepskwalificatie die hem door de werkgever wordt toegekend, overeenkomstig de beschikkingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden, of overeenkomstig de bepalingen van de besluiten waarbij forfaitaire lonen worden bepaald voor de toepassing van de wetgeving op de sociale zekerheid.

De aangeslotenen van Group S – Sociaal Secretariaat vzw worden bijgevolg verzocht zowel de functie (omschrijving) als de beroepskwalificatie (code) te vermelden op het identiteitsformulier van iedere nieuw aangeworven arbeider en ons tevens iedere wijziging dienaangaande in de loop van de tewerkstelling mede te delen.


Historiek
01/01/2009 31/12/2999 0302 Beroepenclassificatie