111.01 & 111.02 - Ontwerp van sectoraal akkoord 2023-2024

05/10/2023

In het Paritair comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren werd op 31 augustus 2023 een ontwerp van sectoraal akkoord 2023 – 2024 gesloten (PC 111.01-02).

We geven u hierna de grote lijnen van dit akkoord.

1. Koopkrachtpremie (consumptiecheque)

In deze sector wordt een koopkrachtpremie voorzien en is opting-out mogelijk.

Voorwaarden:

Een koopkrachtpremie van minimaal 200 € wordt toegekend in alle ondernemingen met een ROA in 2022 van 3% of meer.

Onder ROA wordt verstaan, de Return on Assets, zijnde het bedrijfsresultaat (code 9901 van de jaarrekening) gedeeld door het totaal van de balans (code 10/49 of 20/58).

Ondernemingen die voldoen aan de minimumdrempel en die bovendien in 2022 een bedrijfsresultaat (code 9901) boeken dat voldoet aan de onderstaande criteria, dienen een hogere koopkrachtpremie toe te kennen. De volgende bedragen zijn van toepassing:

  • 350 € : als code 9901 in 2022 ≥ 15% hoger is dan code 9901 over 2018-2021 ;
  • 500 € : als code 9901 in 2022 ≥ 25% hoger is dan code 9901 over 2018-2021 ;
  • 750 € : als code 9901 in 2022 ≥ 50% hoger is dan code 9901 over 2018-2021.
    • De parameters (ROA en code 9901) worden getoetst op het niveau van de jaarrekening (juridische entiteit).
    • In de berekening van het gemiddelde (2018-2021) wordt in de teller een bedrijfsverlies in een bepaald jaar gelijkgesteld aan 0 en wordt als jaar meegeteld in de noemer.
    • Voorbeeld : 2 jaren met bedrijfswinst ( 2018: +100 en 2019: + 100) en 2 jaren met bedrijfsverlies (2020: - 100 en 2021: - 100) geeft het volgende resultaat (100 + 100 + 0 + 0) /4 = 50.
    • Wanneer het boekjaar niet samenvalt met het kalenderjaar, telt de jaarrekening van het boekjaar met het meeste maanden in het kalenderjaar 2022 (en idem dito voor andere boekjaren in de referteperiode 2018-2021). Wanneer het boekjaar eindigt op 1/7, wordt de jaarrekening van het boekjaar dat eindigt in 2022 in rekening genomen (en idem dito voor andere boekjaren in de referteperiode 2018-2021).
    • Wanneer een boekjaar meer dan 12 maanden telt, wordt dat in de berekeningswijze gelijkgesteld met een boekjaar van 12 maanden (referteperiode voor de toepassing van de schaal is dan 4 boekjaren voorafgaand aan het boekjaar 2022).
    • Wanneer niet voor elk jaar van de periode 2018-2021 een jaarrekening beschikbaar is, wordt het gemiddelde berekend op basis van de beschikbare jaarrekeningen.
    • Wanneer de bedrijfswinst en/of de ROA geen relevante parameters zijn, dringt een opting-out zich op.

Koopkrachtpremies onder de vorm van consumptiecheques die reeds werden toegekend of toegezegd na 28 april 2023 worden toegerekend.

De koopkrachtpremie wordt uiterlijk eind 2023 uitbetaald aan arbeiders die in dienst zijn en met minstens 1 maand in dienst zijn op de datum van betaling.

De premie wordt toegekend in prorata gewerkte en gelijkgestelde dagen (zie sectorale CAO betreffende ecocheques) tussen 1 oktober 2022 en 30 september 2023.

Voor deeltijdse arbeiders en nieuwe indiensttredingen, wordt de premie toegekend prorata van de tewerkstelling in de periode tussen 1 oktober 2022 en 30 september 2023.

Arbeiders tewerkgesteld als uitzendkracht hebben recht op de koopkrachtpremie onder dezelfde voorwaarden als arbeiders in dienst van de gebruiker.

De totale kost van de koopkrachtpremies van alle werknemers kan niet hoger zijn dan 33% van de bedrijfswinst van het bedrijf in 2022. Indien nodig, dringt een proratering van het bedrag zich op.

Opting-out :

De werkgever en de vakbondsafvaardiging kunnen overeenkomen om de sectorale regeling betreffende de koopkrachtpremie niet toe te passen en in plaats daarvan te voorzien in een bedrijfsspecifieke koopkrachtpremie. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging, beslist de werkgever mits het akkoord van de meerderheid van de arbeiders.

Het akkoord inzake deze opting-out en het bedrijfseigen voordeel moeten het voorwerp uitmaken van een CAO gesloten op ondernemingsvlak ten laatste op 30 oktober 2023. In deze CAO voegt men een verantwoording toe dat men een onderneming is waar tijdens de crisis goede resultaten zijn behaald.

Bij gebreke aan ondernemings-CAO is de sectorale regeling van toepassing.

2. Mobiliteit

  • Fiets -> Verhoging van het bedrag van de vergoeding naar 0,27 €/km (met een maximumbedrag van 10,80 €/dag) vanaf 1 januari 2024.
  • Openbaar vervoer-> Verhoging van de bedragen met 12,5% vanaf 1 januari 2024. Aan de ondernemingen wordt aanbevolen om gebruik te maken van de derdebetalersregeling.
  • Ander vervoermiddel -> Verhoging van basisbedrag per km, minimumbedrag per dag en maximumbedrag per dag met 12,5%.

3. Eindejaarspremie

Aanpassing van de sectorale CAO betreffende eindejaarspremie zodat in de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant de mogelijkheid wordt gecreëerd om de eindejaarspremie om te zetten in vrije dagen of aan te wenden voor fietslease onder bepaalde voorwaarden (maximum de helft van de EJP; mits het afsluiten van een bedrijfs-cao, individueel akkoord van de werknemer ,…).

4. Ecocheques

Verlenging van mogelijkheid tot alternatieve besteding volgens dezelfde modaliteiten als in de vorige akkoorden, tegen 31 oktober 2023.

5. Fonds voor bestaanszekerheid

  • Verhoging  van de vergoedingen voor volledige werkloosheid, tijdelijke werkloosheid, ziekte, kinderopvang.
  • Uitfasering van de tussenkomst bij halftijdse landingsbanen vanaf 58 jaar (verderzetten van bestaande regime tot 31 december 2024 en van de uitkeringen voor lopende dossiers op 31 december 2024).
  • Inning van een bijkomende werkgeversbijdrage (0,19% van de in de statuten voorziene bijdragebasis maar percentage aanpassing mogelijk) bij inwerkingtreding van de door de regering aangekondigde verlaging van de werkloosheidsuitkeringen bij tijdelijke werkloosheid en de verplichte compensatie hiervan door de werkgevers (compensatie door het FBZ ten laste worden genomen). Teneinde een reserve op te bouwen om onvoorzienbare schokken in de tijdelijke werkloosheid op te vangen, zal vanaf 1 januari 2024 bovendien een werkgeversbijdrage van 0,06% worden geïnd ten gunste van het FBZ.
  • Inning van een extra bijdrage de 0,06 %  vanaf 1 juli 2023. Extra bijdrage voor bepaalde duur tot 30 juni 2025.
  • Inning, vanaf 1 januari 2024, van een bijkomende werkgeversbijdrage van 0,03% van de in de statuten voorziene bijdragebasis voor de financiering van de syndicale premies. (+ een extra bijkomende werkgeversbijdrage van 0,02% vanaf 1er januari 2025).

6. Opleiding

  • Verhoging van het overdraagbaar individueel opleidingsrecht van 24 uren naar :

    • 32 uren vanaf 2024 ;
    • 36 uren vanaf 2025 en ;
    • 40 uren vanaf 2026.
  • Verlenging tot 1 januari 2025 van de bestaande bepaling scholingsbeding.

7. SWT

Verlenging tot 30 juni 2025 van alle bestaande SWT-stelsels.

8. Tijdskrediet

  • Verlenging tot 30 juni 2025 van landingsbanen voor lange loopbaan en voor zware beroepen vanaf 55 jaar in 4/5 en halftijds arbeidsregime.
  • Versoepeling van de drempel 5%: de drempel wordt bepaald overeenkomstig het aantal arbeiders (harmonisering met PC 209).

9. Loopbaanverlof

Vanaf 1 januari 2024 wordt een 3e dag loopbaanverlof vanaf de leeftijd van 60 jaar toegekend.

10. Klein verlet

  • Gelijkstelling van de gebruikelijke afscheidsrituelen bij één van de in België erkende erediensten met de dag van de begrafenis mits mogelijkheid tot keuze tussen afscheidsrituelen of de dag van de begrafenis.
  •  Versoepelingen voor nieuw samengestelde gezinnen mits duidelijke afbakening van gezinssituaties (te bespreken bij het opstellen van de gecoördineerde tekst).

Betrokken sectoren

111.01.00-00.00 , 111.02.00-00.00