Werkbaar en wendbaar werk: Europese grens van de arbeidstijd

Van 
83098

De wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk herhaalt de Europese grens van de arbeidstijd : de arbeidstijd, overuren inbegrepen, mag gemiddeld niet meer bedragen dan 48 uur per week over een periode van 4 maanden.

Er bestaat al lang een Europese grens van de arbeidstijd. Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd verplicht de lidstaten om de arbeidstijd te beperken tot 48 uur per week, eventueel  gemiddeld over een periode die niet langer mag zijn dan 4 maanden.

Tot op heden waren de regels inzake de beperking van de arbeidstijd in België in overeenstemming met de Europese wetgeving. De wet betreffende werkbaar en wendbaar werk voert nu echter nieuwe categorieën overuren in waarvoor inhalen niet verplicht is, staat de cumulatie toe van verschillende afwijkingen waarbij inhalen niet verplicht is, verhoogt de interne grens en verlengt de duur van de referteperiode voor de naleving van de grenzen van de arbeidsduur.

In deze context verduidelijkt de wet werkbaar en wendbaar werk dat de wettelijke afwijkingen op de arbeidstijd geen afbreuk doen aan de toepassing van de Europese richtlijn, met andere woorden:  de Europese grens van de arbeidstijd moet worden nageleefd.

De wekelijkse arbeidstijd van 48 uur moet dan ook gemiddeld worden nageleefd over een referteperiode van 4 maanden, overuren inbegrepen, tenzij ze het gevolg zijn van een voorgekomen of dreigend ongeval.

Er moet ook aan worden herinnerd dat de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie inzake het begrip arbeidstijd ruimer kan zijn dan het begrip dat in de Belgische wetgeving wordt gebruikt (voor grenzen die lager liggen dan die van de richtlijn). Slapende wachtdienst op het werk moet volgens het Hof volledig als arbeidstijd worden beschouwd wat niet noodzakelijk het geval is in bepaalde sectorale regelingen op basis van artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971. Zo beschouwt het Hof de verplaatsingstijd van de werknemer van zijn woonplaats naar zijn eerste klant eveneens als arbeidstijd.

Bron: wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk (BS van 15 maart 2017)