Retroactieve loonsverhogingen kinderopvang, IBO’s, en diensthoofden diensten voor opvanggezinnen

26/10/2021

Op 20 oktober werden in de schoot van het paritair comité 331 meerdere cao’s gesloten die o.m. voorzien in een retroactieve:

  • verhoging van de sectorale minimumbarema’s voor vergunde organisatoren van kinderopvang in subsidietrappen 2B, 2A en 3;
  • verhoging van de effectieve lonen  in de erkende & gesubsidieerde buitenschoolse (kinder)opvang (IBO’s);
  • introductie van een sectorale minimumbarema’s voor pedagogische coaches in de kinderopvang;
  • de verhoging van het MV1bis-barema voor dienstverantwoordelijken van diensten voor opvanggezinnen.

De verhogingen komen er in uitvoering van het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA6) voor de Vlaamse social profit-sectoren.
Ter volledigheid: er werd tevens een cao gesloten inzake het vernieuwend project werknemersstatuut van de kindbegeleider in de gezinsopvang. Hierop gaat dit actua-artikel niet verder in.
 

1. Verhoging sectorale minimumbarema’s voor de door de Vlaamse Gemeenschap vergunde pc331-organisatoren van kinderopvang die een trap 2A- of  3-subsidiëring genieten.

De sectorale minimumbarema’s alsook het sectorale gewaarborgd minimumloon worden op hetzelfde niveau gebracht als deze voor de GID-deelsector van het PC331 (= de zogenaamde ‘gezondheidsinrichtingen & -diensten’), waarvoor de sectorale minimumbarema’s & gewaarborgd minimumloon reeds in de zomer werden verhoogd.

De verhoging kent wel een belangrijk verschil met deze voor de GID’s, met name inzake het retroactief karakter . De verhoging voor de trap 2A- en trap 3-kinderopvang treedt retroactief in werking vanaf 1 mei 2021 (terwijl dit voor de GID’s reeds vanaf 1 maart 2021 was).
Werknemers die inmiddels uit dienst zijn, zijn niet uitgesloten. Ook zij hebben dus recht op deze retroactieve verhoging, althans voor de genoten bezoldigingen vanaf 1 mei 2021.

Net zoals bij de GID’s gaat de retroactieve verhoging gepaard met een schrapping van de haard- en standplaatsvergoeding. In de plaats hiervan stijgen de maandwedden. Ook werden de baremaschalen verlengd met bedragen tot 35 jaar baremieke anciënniteit.
En net zoals voor de GID’s blijft een gekende potentiële vergetelheid/valkuil bestaan voor de werknemers met nul of één jaar baremieke anciënniteit en die verloond worden volgens het L4-barema. In deze situatie stemt het sectoraal minimum overeen met het iets hogere sectorale gewaarborgd minimumloon omdat die hoger ligt dan het L4-baremaloon met deze baremieke anciënniteit. In realiteit gelden de L4-baremabedragen dus pas vanaf twee jaar baremieke anciënniteit!
 

Toevoeging aan de functieclassificatie: pedagogische coach

Vanaf 1 mei 2021 geldt voor pedagogische coaches het MV1-barema als sectoraal minimum. Dit wel op voorwaarde dat de werknemer minstens een graduaatsopleiding of bachelor in de menswetenschappen of agogische richting afrondde.
Let wel: mogelijk is dit MV1-barema vooralsnog niet verschuldigd voor de pedagogisch coaches ingevolge de financieringsvoorwaarde (zie verder).
 

Herinnering: indexering in oktober!

Noteer dat de sectorale minimumbarema’s op de koop toe geïndexeerd worden vanaf 1 oktober. De retroactieve baremaverhoging voor de prestaties vanaf 1 mei tot en met 30 september zal bijgevolg gepaard gaan met lagere baremabedragen en een lager gewaarborgd minimumloon dan de bedragen die gelden vanaf 1 oktober.

U kan de nieuwe barema-bedragen hier consulteren (bron: Vlaams Welzijnsverbond):

 

Gevolgen van de retroactiviteit

Het retroactief karakter van de verhoging heeft uitwerking op de voordelen die sinds 1 mei 2021 zijn toegekend of die gebaseerd zijn op het maandloon van mei 2021 of later, bijvoorbeeld:

  • de procentuele flexibiliteitstoeslagen & overloon voor prestaties sinds 1 mei 2021;
  • de eindejaarspremie voor 2021 die reeds werd betaald n.a.v. een uitdiensttreding en die berekend werd op basis van een maandwedde van mei 2021 of later (bij een uitdiensttreding voor oktober van het betrokken jaar wordt de eindejaarspremie berekend op basis van de wedde van de laatste volledige maand in dienst).

Desgevallend moeten dus ook o.m. deze voordelen geregulariseerd worden op basis van de nieuwe maandbarema's.

 

Nieuw MV1bis-barema ook voor dienstverantwoordelijken in de diensten voor opvanggezinnen

Het barema voor dienstverantwoordelijken in de diensten voor opvanggezinnen werd geregeld door een aparte collectieve arbeidsovereenkomst. Het barema van deze medewerkers wordt nu geregeld door de nieuwe cao (lees: een retroactieve verhoging van het MV1bis-barema). De toekenning van dit barema’s wordt, met ingang van 1 mei, wel onderworpen aan een minimale diplomavereiste, met name ten minste  niet-universitair hoger onderwijs zoals vereist volgens de vergunningsvoorwaarden.

 

Beperking financieringsvoorwaarde

Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe cao – 1 mei 2021 - geldt er enkel nog een financieringsvoorwaarde voor de volgende werknemers:

  • personeel dat niet rechtstreeks gesubsidieerd is;
  • personeel in de buitenschoolse opvang georganiseerd door een erkend kinderdagverblijf volgens artikel 7§2 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 24/06/1997.

 

2. Verhoging sectorale minimumbarema’s & eindejaarspremie voor de  door de Vlaamse Gemeenschap vergunde   pc331-organisatoren van kinderopvang die een trap 2B-subsidiëring genieten

Op 1 april 2021 stegen reeds de sectorale minimumbarema’s en de eindejaarspremie voor de trap 2B-kinderopvang . Dit als gevolg van de zogenaamde ‘5e fase’ van de geleidelijke evolutie in de richting van de loonvoorwaarden die gelden in de trap 2A- en trap 3-kinderopvang.
Een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst voorziet nu een tweede verhoging, die retroactief vanaf 1 mei 2021 in werking treedt. Net zoals voor de trap 2A- en trap 3-kinderopvang verdwijnt de haard- en standplaatsvergoeding, die ook hier plaats maakt voor een hogere bedragen van de maandwedden. En ook hier werden de baremaschalen verlengd met bedragen tot 35 jaar baremieke anciënniteit.
Niet alleen de barema’s stijgen, maar eveneens het sectoraal gewaarborgd minimumloon.
Werknemers die inmiddels uit dienst zijn, zijn niet uitgesloten. Ook zij hebben dus recht op deze retroactieve verhoging.

Toevoeging aan de functieclassificatie: pedagogische coach

Vanaf 1 mei 2021 geldt, net zoals in de trap 2A- en 3-kinderopvang voor pedagogische coaches het MV1-barema als sectoraal minimum. Dit eveneens op voorwaarde dat de werknemer minstens een graduaatsopleiding of bachelor in de menswetenschappen of agogische richting afrondde.
Qua financieringsvoorwaarde is louter vereist dat men de structurele subsidiëring als 2B-kinderopvang geniet.

Herinnering: indexering in oktober!

Noteer dat ook de sectorale minimumbarema’s voor de trap 2B-kinderopvang op 1 oktober geïndexeerd worden. De retroactieve baremaverhoging voor de prestaties vanaf 1 mei tot en met 30 september zal dus gepaard gaan met lagere baremabedragen en een lager gewaarborgd minimumloon dan de bedragen die gelden vanaf 1 oktober.

U kan de nieuwe barema-bedragen hier consulteren (bron: Vlaams Welzijnsverbond):

Gevolgen van de retroactiviteit

Net zoals in de trap 2A- & 3-kinderopvang heeft het retroactief karakter van de verhoging uitwerking op de voordelen die sinds 1 mei 2021 zijn toegekend en die gebaseerd zijn op het maandloon van mei 2021 of later, bijvoorbeeld procentuele flexibiliteitstoeslagen en overloon voor prestaties sinds 1 mei 2021.
Zo ook voor de eindejaarspremie voor 2021 die reeds werd betaald n.a.v. een uitdiensttreding sinds 1 mei 2021. Dit brengt ons wel tot het volgende punt.

Afwijking eindejaarspremie 2021: bijkomende complexiteit

Voor de eindejaarspremie van 2021 voorziet de nieuwe cao voorziet een afwijking op de normale berekeningswijze . Deze afwijking is van toepassing op de eindejaarspremies die op 1 mei 2021 of later werden/worden toegekend (= datum van inwerkingtreding van de nieuwe cao).

De afwijking bestaat er uit dat men drie eindejaarspremies moet berekenen en van elk bedrag X/12e moet nemen om de finaal verschuldigde eindejaarspremie te bepalen. Meer specifiek bestaat de eindejaarspremie van 2021 voor
(a) 3/12e van de eindejaarspremie berekend overeenkomstig fase 4;

(b) 1/12e van de eindejaarspremie berekend overeenkomstig fase 5 zoals ze gold voor de recente baremaverhoging;

(c) 8/12e van de eindejaarspremie berekend overeenkomstig fase 5 na de recente baremaverhoging (zie hoger voor de bedragen).

De bedragen voor de eerste twee delen (= 3/12e & 1/12e ) kunnen hieronder geconsulteerd worden:

Uiteraard moet het bedrag desgevallend nog gereduceerd worden in functie van de niet-gelijkgestelde schorsings- en inactiviteitsperioden en in functie van de gemiddelde contractuele tewerkstellingsbreuk tijdens de referteperiode. Voor deze pro rata-berekeningen blijven dezelfde regels gelden als voor de eindejaarspremie in de trap 2A- & 3-kinderopvang. Dus bijvoorbeeld geen wijziging van de lijst van gelijkgestelde schorsingsperioden.

Herinner, wederom: op oktober 2021 indexeren de sectorbarema’s. Indien het recht op de eindejaarspremie in oktober, november of december geopend wordt, moet men voor het procentueel deel bijgevolg rekening houden met de in oktober geïndexeerd baremabedragen, en dat voor alle drie delen!
Herinner tot slot – en als klap op de vuurpijl – dat het vaste deel van de eindejaarspremie in november geïndexeerd wordt!

Wijziging berekeningswijze eindejaarspremie vanaf 2022

De betrokken cao voegt een bijkomende berekeningsmodaliteit toe voor de eindejaarspremies van 2022 en later: vanaf 2022 stemt de eindejaarspremie in principe steeds overeen met het bedrag dat zou worden toegekend in de maand oktober.
Eén uitzondering: indien men in het betrokken jaar voor oktober uit dienst gaat, wordt rekening gehouden met de eindejaarspremie die zou moeten worden toegekend tijdens laatste volledige maand in dienst.
 

3. Verhoging voor de erkende & gesubsidieerde initiatieven voor buitenschoolse (kinder)opvang (IBO)

Kindbegeleiders

De kindbegeleiders tewerkgesteld in een erkend en gesubsidieerd initiatief voor buitenschoolse opvang (IBO) genieten met ingang van 1 januari 2021 een verhoging van hun maandwedde.

De verhoging bedraagt op voltijdse basis 3.287,87 euro bruto en moet toegekend worden onder de vorm van een verhoging van de maandwedde. Voor een voltijder dus in principe 273,99 euro bruto per maand. Dit bedrag wordt onderworpen aan hetzelfde in indexatiesysteem als dat voor o.m. de trap 2A- & 3-kinderopvang (= indexatie vanaf de 2e maand volgend op de maand van de spilindexoverschrijding ). Volgens onze berekening stemt het jaarbedrag vanaf oktober 2021 overeen 3353,63 euro, wat neerkomt op 279,47 euro per maand voor een voltijder.
Samengevat: voor de te regulariseren periode van 1/1/2021 t.e.m. 30/9/2021 geldt het maandbedrag van 273,99 euro/VTEQ, en vanaf 1/10/2021 tot aan de volgende indexering een maandbedrag van 279,47 euro. Uiteraard voor een voltijder met een volledig bezoldigde maand.

Er geldt wel een plafond! De verhoging moet enkel toegepast wordt voor zover het nieuwe herziene trap 2A- & 3-barema B2A nog niet is bereikt (voor dit B2A-barema: zie eerder, zijnde de nieuwe herziene baremabedragen voor de trap 2A- & 3-kinderopvang).
In voorkomend geval, meer specifiek indien de werknemer hierdoor boven dit B2A-barema zou uitstijgen, mag de werkgever de maandelijkse verhoging dus plafonneren tot het van toepassing zijnde B2A-baremabedrag. Om het toepasselijke B2A-baremabedrag te berekenen moet de werkgever o.i. rekening houden met de baremieke anciënniteit berekend met inbegrip van de verplicht over te nemen anciënniteit bij vorige werkgevers zoals ze geld in de trap 2A- en 3-kinderopvang.
Voor de goede orde: de cao legt werkgever niet op om het B2A-barema toe te kennen. Het betreft louter een plafonneringsregeling.

Uit de bewoordingen van de cao leiden we af dat deze verhoging onderdeel uitmaakt van de reguliere maandwedde en bijgevolg bijvoorbeeld
- op dezelfde wijze pro rata gereduceerd wordt in functie van o.m. onbezoldigde afwezigheden;
- en ook meegenomen moeten worden in de berekeningsbasis van bijvoorbeeld overloon en een eindejaarspremie (voor zover uiteraard aan de orde).

De cao treedt in werking vanaf 1 januari 2021. Voormelde verhoging geldt dus ook voor werknemers die reeds uit dienst zijn en die in 2021 prestaties en/of bezoldigde afwezigheden genoten. Desgevallend moeten ook andere voordelen geregulariseerd worden (bijvoorbeeld procentuele toeslagen en overloon voor prestaties die sinds 1 januari 2021 werden geleverd, en desgevallend ook eindejaarspremies die reeds zijn uitbetaald n.a.v. uitdiensttredingen dit jaar).  

Andere medewerkers: lineaire verhoging & nieuw indexeringsmechanisme

Voor de andere medewerkers van erkende en gesubsidieerde initiatieven voor buitenschoolse opvang (IBO)  geldt, vanaf 1 mei 2021:

  1. een lineaire loonsverhoging  met 1,7%, en dit zolang de werknemer nog geen 25 jaar baremieke anciënniteit kent.;
  2. een lineaire loonsverhoging volgens onderstaande tabel vanaf 25 jaar baremieke anciënniteit:

Baremieke anciënniteit in jaren

 

25

1,8845%

26

2,0555%

27

2,2139%

28

2,3606%

29

2,4965%

30

2,6225%

31

2,7391%

32

2,8471%

33

2,9470%

34

3,0397%

35 en volgende

3,1254%

 

Al deze verhogingen moeten op maandbasis toegepast worden op het brutoloon (*) dat op de betrokken werknemer van toepassing was voorafgaand aan 1 mei 2021. Klaarblijkelijk worden toekomstige indexering op dit brutoloon toegevoegd aan de berekeningsbasis. Toekomstige indexeringen kunnen de loonsverhoging dus niet opeten en hierdoor teniet doen.
De procentuele verhogingen zijn overigens niet cumulatief. Voorbeeld ter illustratie: bij het bereiken van 25 jaar baremieke anciënniteit komt het percentage van 1,8845% in de plaats van 1,7%.

(*) De cao-tekst is niet eenduidig over het vraagstuk of het percentage toegepast moet worden op het brutoloon dat van toepassing was voorafgaand 1 mei – dus zonder rekening te houden met, in voorkomend geval, toekomstige baremieke verhogingen – dan wel op basis van de weddenschaal die gehanteerd werd voorafgaand aan 1 mei (dus wel met inbegrip van eventuele toekomstige baremieke verhogingen). Bij nauwkeurige analyse van de cao-tekst lijkt de eerste interpretatie het meest verdedigbaar. Indien bvb. administratieve werknemer een barema geniet, kan deze de procentuele verhoging dus geheel of gedeeltelijke opeten, waardoor deze procentuele verhoging geheel/gedeeltelijke niet moet worden toegekend.
 

De cao voorziet geen bepalingen voor de werknemers die pas ten vroegste op 1 mei 2021 in dienst traden of die in de toekomst in dienst treden. Zuiver juridisch gezien gelden de procentuele verhogingen niet voor hen.

Voor de niet-kindbegeleideres van erkende & gesubsidieerde IBO’s wijzigt de betrokken cao ook het tijdstip van de sectoraal verplichte indexatie: indexatie vanaf de tweede maand volgend op de spilindexoverschrijding (i.p.v. de eerste maand volgend op de spilindexoverschrijding, die merkwaardig genoeg wel behouden blijft voor de kindbegeleiders, met uitzondering van voornoemde maandelijkse toeslag.

 

Bronnen:

Betrokken sectoren

331.00.10-00.00