Hervorming dienstencheques in het Waalse Gewest: gemiddeld 19 contractuele uren vanaf 2022

14/12/2021

Op 8 december 2021 heeft het Waalse Gewest een decreet aangenomen tot hervorming van het dienstenchequesysteem. Eén van de nieuwigheden is de verplichting erop toe te zien dat de gemiddelde arbeidsduur van de dienstenchequewerknemers minstens 19 uur per week bereikt vanaf 2022, met een zekere soepelheid voor het 1ste kwartaal 2022.


 

In afwachting van de publicatie van het nieuwe decreet[1], vindt u hierna de informatie die door de Service Public de Wallonie werd meegedeeld.

1. Arbeidsduur: gemiddeld 19 uren

1.1. Betrokken werknemers

De nieuwe maatregelen hebben enkel betrekking op dienstenchequewerknemers die in een vestigingseenheid in Wallonië tewerkgesteld zijn.

In aanmerking genomen arbeidstijd 

De in aanmerking genomen arbeidstijd is de arbeidstijd die in de arbeidsovereenkomst is bepaald, met uitzondering van bijkomende uren en uren verricht in het kader van een 'bijlage bij de arbeidsovereenkomst' die de arbeidsregeling voor een bepaalde duur wijzigt.

1.2. Wijze van controle en overgangsperiode

De werkgever moet jaarlijks, in de loop van de maand februari, een overzicht van de gemiddelde arbeidsduur van de betrokken werknemers overmaken voor elk kwartaal van het voorafgaande jaar.

Aangezien de verplichting op 1 januari 2022 in werking treedt, moeten de eerste overzichten in de loop van februari 2023 worden verstuurd.

In de loop van 2022 zal een model van overzicht worden voorgesteld door de administratie.

Om de toepassing van de verplichting soepel te laten verlopen, wordt voorzien in een overgangsperiode: de werkgevers hebben de mogelijkheid om het eerste kwartaal 2022 niet mee te tellen als het gemiddelde van 19 uur in deze periode nog niet is bereikt.  

1.3. Vrijstelling voor nieuw erkende ondernemingen

Nieuw erkende ondernemingen zijn vrijgesteld van de verplichting om een gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van 19 uur te bereiken.

Deze verplichting is namelijk pas van toepassing vanaf het vierde kalenderjaar dat volgt op de erkenning

2. Opleiding van de werknemers

De werkgever moet jaarlijks minstens negen uur opleiding aanbieden aan elke dienstenchequewerknemer. Deeltijdse werknemers genieten deze opleidingsplicht naar rato van hun arbeidsregeling. Als de arbeidsregeling in de loop van het jaar wijzigt, dan wordt de regeling met de hoogste tewerkstelling in aanmerking genomen.

De aangeboden opleidingen kunnen in één of meer van de volgende categorieën worden gekozen:

  • goedgekeurd zijn door het Opleidingsfonds dienstencheques;
  • gesteund worden door een sectoraal opleidingsfonds;
  • plaatshebben in het kader van opleidingscheques;
  • plaatshebben in het kader van aanpassingskrediet ("crédit-adaptation");
  • plaatshebben in het kader van betaald educatief verlof.

Als een werknemer wegens overmacht niet naar een opleiding komt – bijvoorbeeld als hij arbeidsongeschikt is of verlof om dwingende redenen heeft genomen – wordt de opleiding toch in aanmerking genomen.

De werkgever moet jaarlijks een document opstellen met de opleidingen die aan elke betrokken werknemer werden aangeboden alsook het aantal uren dat ermee overeenstemt.

De bewijsstukken met betrekking tot de opleidingen moeten worden bewaard in de vestigingseenheid waar de betrokken werknemer is tewerkgesteld.

3. Overeenkomst met de gebruiker

De dienstenchequeonderneming moet een schriftelijke overeenkomst afsluiten met elke gebruiker. Deze overeenkomst moet minstens de volgende vermeldingen bevatten:

  • de toegelaten taken;    
  • een herinnering van het verbod tot discriminatie en intimidatie in het kader van de uitvoering van de overeenkomst;    
  • volgens welke modaliteiten een geplande prestatie kan worden geannuleerd; 
  • volgens welke modaliteiten de erkende onderneming de eventuele schade aan goederen of personen in het kader van de uitvoering van de overeenkomst herstelt;
  • als de gebruiker materiaal of producten ter beschikking stelt, de verplichte kenmerken van het materiaal of de producten;      
  • als de activiteiten in de woningvan de gebruiker worden uitgevoerd, volgens welke modaliteiten de erkende onderneming zich naar de woningvan de gebruiker kan begeven om toe te zien op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

4. Bezoek van de arbeidsplaats

De werknemer moet vóór de eerste uitvoering van de werkzaamheden of buurtdiensten in de woning van de gebruiker worden begeleid naar de plaats waar de prestaties worden uitgevoerd, dit om toe te zien op het welzijn van de werknemers tijdens de uitvoering van hun werk.

5. Deelname aan de informatiesessie over dienstencheques

De onderneming moet minstens één persoon tellen die in de voorbije drie jaar heeft deelgenomen aan de informatiesessie over dienstencheques georganiseerd door l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi en de Service Public de Wallonie.

 


[1] zie ontwerp van decreet tot wijziging van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, door het Waalse parlement aangenomen op 08/12/2021: http://nautilus.parlement-wallon.be/Archives/2021_2022/PARCHEMIN/706.pdf