070301 Kleine flexibiliteit

Paritair (sub-)Comité nr.:
311.00.00-00.00

Bijwerking: 13/07/2020
Geldig vanaf: 01/07/1999

De kleine flexibiliteit is mogelijk volgens enkele modaliteiten.

1. Algemeen

Het stelsel van kleine flexibiliteit (artikel 20bis van de wet van 16 maart 1971) biedt de werkgever de mogelijkheid om zijn werknemers te laten werken volgens alternatieve uurregelingen die afwijken van de normale grenzen van de dagelijkse en/of wekelijkse arbeidsduur.

De overschrijding van de dag‑ en weekgrens zonder betaling van overloon kan worden toegestaan door een sector- of ondernemings-cao of door het arbeidsreglement.

De cao of het arbeidsreglement vermelden tenminste:

  • de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur alsook het aantal uren te presteren binnen de referteperiode waarvan de duur één jaar niet mag overschrijden;
  • het aantal uren dat mag gepresteerd worden onder of boven de daggrens (vastgesteld in het uurrooster vermeld in het arbeidsreglement) zonder dat de meer of minder gepresteerde uren 2 uren mogen overschrijden en zonder dat de daggrens 9 uren mag overschrijden;
  • het aantal uren dat mag gepresteerd worden onder of boven de weekgrens (vastgesteld in het uurrooster vermeld in het arbeidsreglement) zonder dat de meer of minder gepresteerde uren 5 uren mogen overschrijden en zonder dat de weekgrens 45 uren mag overschrijden.

Opmerking op de referteperiode: de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk annualiseert de referteperiode voor alle stelsels van kleine flexibiliteit die vanaf 1 februari 2017 worden ingevoerd: in een stelsel van kleine flexibiliteit moet de normale arbeidsduur voortaan gemiddeld over een jaar worden nageleefd. De wet staat de werkgever echter toe een andere periode van 12 opeenvolgende maanden dan het kalenderjaar vast te stellen bij cao of in het arbeidsreglement.

Een referteperiode van minder dan een jaar in een stelsel van kleine flexibiliteit dat al op 1 februari 2017 al bestaat, blijft ongewijzigd: de sectorale en ondernemingscao's inzake kleine flexibiliteit die uiterlijk op 31 januari 2017 op de griffie van de dienst collectieve arbeidsbetrekkingen van de FOD Werkgelegenheid werden neergelegd blijven als zodanig van toepassing. Hetzelfde geldt voor de bepalingen die uiterlijk op 31 januari 2017 werden opgenomen in het arbeidsreglement tot invoering van de kleine flexibiliteit. Een referteperiode van minder dan een jaar kan dus blijven bestaan in een stelsel van kleine flexibiliteit dat vóór 1 februari 2017 werd ingevoerd.

2. PC 311

In het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken werd op 23 september 2019 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de arbeidsduur (nr. 154515/CO/311).

In de ondernemingen waarbinnen een syndicale delegatie werd samengesteld kan de annualisering van de wekelijkse arbeidsduur bij toepassing van het artikel 20bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 slechts ingevoerd worden bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op het niveau van deze onderneming. In de bedrijven waarbinnen geen syndicale afvaardiging werd samengesteld, moeten de voorstellen tot wijziging van het arbeidsreglement die de annualisering van de arbeidsduur inhouden ter goedkeuring voorgelegd worden aan het Paritair comité alvorens in werking te kunnen treden.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
23/09/2019
Registratienr
154515
Geldig van
01/01/2020
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
27/09/2019
Registratiedatum
17/10/2019
Onderwerp
arbeidsduur
BS Bericht van neerlegging
04/11/2019
Algemeen verbindend verklaring
Gevraagd
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
07/01/2020
Gepubliceerd in het B.St. van
30/01/2020
Keywords
ARBEIDSDUUR IN UREN, ARBEIDSDUURVERMINDERING, BETAALDE VERLOFDAG (GEEN ADV- OF COMPENSATIEDAG) EN FEESTDAG, ARBEIDSDUURMODALITEITEN, ARBEIDSDUURFLEXIBILITEIT, OVERUREN, DEELTIJDSE ARBEID

Historiek
01/07/1999 070301 Kleine flexibiliteit