0401 Bezoldigingsvoorwaarden

Paritair (sub-)Comité nr.:
309.00.00-00.00

Bijwerking: 10/06/2009
Geldig vanaf: 01/01/2009
Geldig tot: 30/06/2009

In het Paritair Comité voor de beursvenootschappen werd op 8 januari 2009 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot vaststelling van de loonvoorwaarden vanaf 1 januari 2009. Zij werd neergelegd op de Griffier van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 27 januari 2009 onder het nr. 90453/CO/309. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 6 februari 2009. 

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel een nieuw baremiek verloningssysteem in te voeren en is van toepassing op de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor beursvennootschappen (PC 309.00) en op hun werkgever.

Onder werknemers worden zowel de vrouwelijke als mannelijke arbeiders en bedienden verstaan.

Artikel 2

De minimum maandlonen van toepassing op de in artikel 1 bedoelde werknemers, worden op 1 januari 2009 vastgesteld volgens de bij deze CAO opgenomen ervaringsbarema.

Dit ervaringsbarema bepaalt de minimumlonen in elke categorie volgens de ervaring die de werknemer heeft.

Het bij deze CAO opgenomen ervaringsbarema is gebaseerd op het leeftijdsbarema van september 2008. Het wordt op 1 januari 2009 automatisch vervangen door een op die datum geactualiseerde versie, rekening houdend met de indexering van november 2008 en januari 2009.

Artikel 3

Het maandelijks minimum aanvangsloon toepasselijk op de werknemers, wordt vanaf 1 januari 2009 als volgt bepaald:

  1. 1.182,70 EUR voor de eerste categorie, op het niveau 0 ervaringsjaren;
  2. 1.183,14 EUR voor de tweede categorie, op het niveau 0 ervaringsjaren;
  3. 1.488,28 EUR voor de derde categorie, op het niveau 3 ervaringsjaren (cfr. een geslaagde opleiding van het niveau bachelor);
  4. 1.646,66 EUR voor de vierde categorie, op het niveau 5 ervaringsjaren (cfr. een geslaagde opleiding van het niveau master).

Indien de werknemer niet over de vereiste opleiding beschikt is het ervaringsniveau 0 van toepassing.

Indien het behaalde masterdiploma een normaal langere studieperiode van 4 jaar betreft zal elk bijkomend en bovendien geslaagd opleidingsjaar recht geven op een bijkomend ervaringsjaar, met een maximum van 2 jaar.

Voor werknemers die geen houder zijn van een bachelor of mastergetuigschrift, wordt beroepsopleiding die aanleiding geeft tot een diploma en/of een getuigschrift in aanmerking genomen voor de aanrekening van ervaringsjaren en dit met een maximum van 3 jaar.

Artikel 4

§1. Onder ervaring wordt verstaan: de uitoefening van de beroepsactiviteit bij de werkgever waar hij werd aangeworven.

Voor de toekenning van ervaringsjaren wordt geen onderscheid gemaakt tussen voltijdse of deeltijdse prestaties.

§2. Wordt met ervaring, zoals bedoeld in § 1. gelijkgesteld:

  1. de beroepservaring verworven in andere ondernemingen, vallend onder de paritaire comités 306, 307, 308, 309, 310 en 325 evenals bedrijven uit andere paritaire comités die bank en/of beursactiviteieten verrichten.
  2. de beroepservaring verworven buiten de ondernemingen bedoeld onder a), met een maximum van 20 jaar.
  3. elke ervaring in een professionaal milieu (zoals werkstages, vrijwilligerswerk) met een maximum van 5 jaar.

§3. Volgende schorsingen van de lopende arbeidsovereenkomst welke gepaard gaan met een vervangingsinkomen, worden gelijkgesteld met beroepservaring zoals in § 1.:

  1. de periodes van deeltijdse schorsing wegens tijdskrediet, thematische verloven en arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in de wetgeving terzake;
  2. de periodes van voltijdse schorsing wegens ziekte, invaliditeit, moederschapsbescherming, moederschapsverlof en profylactisch verlof, arbeidsongeval of beroepsziekte, zoals bedoeld in de wetgeving terzake;
  3. de periodes van voltijdse schorsing wegens thematische verloven inclusief tijdskrediet om thematische redenen zoals bedoeld in de wetgeving terzake, met een maximun van 3 jaar;
  4. de andere periodes van voltijdse schorsing wegens tijdskrediet met een maximum van 1 jaar.

§4. De periodes van uitkeringsgerechtigde werkloosheid worden gelijkgesteld met beroepservaring met een maximum van 3 jaar.

§5. Voor de aanrekening van beroepservaring mag geen enkele gelijkstellingsperiode gecumuleerd worden met een periode van beroepsactiviteit of met een andere gelijkstellingsperiode.

Artikel 5

De opklimming in de loonschaal loopt voor al de in artikel 3 opgesomde categoriën is afhankelijk van het feit dat de beroepservaring met twaalf maanden is toegenomen sedert de laatste loonverhoging. Deze aanpassing zal eenmaal per jaar gebeuren ten laatste in de loop van de maand januari.

Voor de werknemers die in dienst zijn gekomen in het vorige kalenderjaar zal een aanpassing gebeuren in de loop van de maand januari van het daaropvolgende jaar indien de datum indiensttreding gelegen is tussen 1 januari en 30 juni.

Het bedrag van de aanpassing is minimum gelijk aan het verschil tussen het baremaloon van het nieuwe ervaringsjaar en het baremaloon van het juist onderliggende ervaringsjaar.

Voor deeltijdse werknemers wordt een pro-rata berekening toegepast in verhouding tot hun prestaties.

Artikel 6

De bedragen van het ervaringsbarema worden gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex, maandelijks vastgesteld door de bevoegde federale overheidsdienst.

De aanpassing vindt om de twee maanden plaats met een percentage dat gelijk is aan de procentuele wijziging van het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexcijfers van de vier voorafgaande maanden, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexcijfers van de derde tot de zesde maand voorafgaand aan de aanpassing.

De aanpassing bedoeld in het vorige lid gebeurt voor de eerste keer op 1 maart 2009.

Artikel 7

Voor de werknemers die in dienst zijn op 31 december 2008, zal - in afwijking wat voorafgaat - vanaf 1 januari 2009 het aantal jaren ervaring dat voor hen voor het verleden in aanmerking genomen zal worden, gelijk zijn aan het aantal jaren dat in het ervaringbarema overeenstemt met het bedrag dat op hen van toepassing was op 31 december 2008 (maar geindexeerd per 1 januari 2009).

Artikel 8

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009 en is gesloten voor onbepaalde duur. Hij kan eventueel worden opgezegd door één van de partijen mits inachtneming van een opzeggingstermijn van 3 maanden. Opzegging geschiedt bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de beursvennootschappen.

Bijlage 1

De maandelijks minimum aanvangslonen worden voor de werknemers met een arbeidsovereenkomst verschillend van een studentenovereenkomst per 1 januari 2009 als volgt vastgesteld: (deze cijfers dienen nog geactualiseerd te worden)

(...)

Bijlage 2

De maandelijks minimum aanvangslonen worden, voor de werknemers met een studentenovereenkomst, per 1 januari 2009 als volgt vastgesteld:

(...)

Commentaar: voor de minimumbezoldigingen, zie onze sectorale documentatie Hfst. 0402.


Historiek
17/11/2017 31/12/2999 0401 Bezoldigingsvoorwaarden
01/01/2016 16/11/2017 0401 Bezoldigingsvoorwaarden
01/07/2009 31/12/2015 0401 Bezoldigingsvoorwaarden
01/01/2009 30/06/2009 0401 Bezoldigingsvoorwaarden
01/01/2007 31/12/2008 0401 Bezoldigingsvoorwaarden
01/01/2005 31/12/2006 0401 Bezoldigingsvoorwaarden
01/01/2002 31/12/2004 0401 Bezoldigingsvoorwaarden