1901 Fonds voor Bestaanszekerheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
302.00.00-00.00

Bijwerking: 29/07/2011
Geldig vanaf: 09/05/2011
Geldig tot: 08/05/2011

De bijdragen worden geïnd door de RSZ.

In het Paritair Comité voor het hotelbedrijf werd op 9 mei  2011 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010 tot vaststelling van de statuten van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven. Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd neergelegd op de Griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 27 mei 2011 onder het nr. 104241/CO/302. Deze CAO werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 4 oktober 2011 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 november 2011.

Wij geven u hierna de tekst van de CAO. 

A. Oprichting

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het Hotelbedrijf.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder werknemers verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.

Artikel 2

De collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1979, tot oprichting van een Fonds voor Bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, gesloten in het Paritair Comité voor het Hotelbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 oktober 1979, en gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1986, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 december 1986 werd opgeheven en vervangen door de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 april 1987, gesloten in het Paritair Comité voor het Hotelbedrijf, houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het Waarborg en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café en aanverwante bedrijven, algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 14 april 1988 en herhaaldelijk gewijzigd.

Artikel 3

De collectieve arbeidsovereenkomst van 3 april 1987, gesloten in het Paritair Comité voor het Hotelbedrijf, houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het Waarborg en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café en aanverwante bedrijven, algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 14 april 1988 en alle wijzigingen worden opgeheven en vervangen door onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 4

Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2011, met uitzondering van hoofdstuk IV, afdeling 2, onderafdeling 2 "Uitbetaling eindejaarspremie" van de statuten van het Fonds dat in werking treedt op het ogenblik dat de eindejaarspremie, met refertejaar 2011, verschuldigd is aan de werknemers. De eindejaarspremies met een refertejaar voorafgaand aan 2011 blijven de statuten van het Fonds volgen zoals vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 april 1987 houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het Waarborg en Sociaal Fonds voor de hotel- restaurant-, café en aanverwante bedrijven.

Zij wordt gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door één van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het Hotelbedrijf en lid van de raad van beheer van het Fonds, mits een opzeggingstermijn van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het Hotelbedrijf.

Artikel 5

Statuten van het Fonds

Hoofdstuk I - Benaming, zetel, doel, duur

Artikel 1

Er wordt met ingang van 1.1.1980, een Fonds voor Bestaanszekerheid opgericht onder de benaming "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven".

Voor de toepassing van deze statuten wordt onder "Fonds" verstaan: het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven".  

Artikel 2

De maatschappelijke zetel van het Fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Anspachlaan, 111 met een administratieve zetel avenue Gouverneur Bovesse, 35 te 5100 Jambes.

Artikel 3 

Het Fonds heeft tot doel:

§1. het innen van bijdragen nodig voor het verwezenlijken van zijn doelstellingen.

§2. het toekennen en uitbetalen van sociale voordelen aan de aangesloten leden van één van de organisaties, vertegenwoordigd in het Fonds, in de sectoren welke ressorteren onder de bevoegdheid van het P.C. voor het hotelbedrijf.

§3. het bevorderen van de tewerkstelling en de beroepsopleiding.

§4. het verzekeren van de betaling van een eindejaarspremie aan de werknemers, zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, behoudens alle gevallen van faillissement, volledig verdwijnen of insolvabiliteit van de onderneming die zich vanaf 1 januari 1988 voordoen.

§5. het dragen van de administratieve kosten, veroorzaakt door de uitbetaling van de eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor de werkgevers.

§6. het betalen vanaf 1.4.1987 van de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen zoals bedoeld bij de C.A.O. nr. 17 van 19.12.1974, de C.A.O. van 9.7.1987, gesloten in het P.C. voor het hotelbedrijf en de C.A.O. van 22.3.1989, gesloten in het P.C. voor het hotelbedrijf, tot toekenning van het conventioneel brugpensioen.

§7. het inrichten van vormingscursussen en bedrijfsstages ter bevordering van de tewerkstelling van risicogroepen, vermeld in het K.B. van 2.2.1989 tot uitvoering van art. 138 van de programmawet van 30.12.1988.

§8. het betalen vanaf 1 januari 1997 van de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, zoals bedoeld bij de C.A.O. nr. 17, gesloten op 19.12.1974 in de N.A.R., tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 16.1.1975 en de C.A.O. van 14.5.1997, gesloten in het P.C. voor het hotelbedrijf, betreffende de toekenning van het conventioneel brugpensioen op 55/56 jaar.

§9. het betalen vanaf 1 januari 1997 van de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties zoals bedoeld bij de C.A.O. nr. 55, gesloten op 13.7.1993 in de N.A.R., tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties en de C.A.O. van 14.5.1997, gesloten in het P.C. voor het hotelbedrijf, betreffende de toekenning van het halftijds brugpensioen.

§10. de terugbetaling van de loon- en organisatiekosten zoals voorzien in art. 9 tot en met 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 10 van 25.6.1997, gesloten in het P.C. voor het hotelbedrijf, betreffende de uitvoering van het protocolakkoord van 14.5.1997 - vorming van syndicale afgevaardigden, algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 10.8.1998.

§11. op vraag van een werkgever, het organiseren van het administratief beheer van het recht op "outplacement" voor werknemers van 45 jaar en ouder die worden ontslagen, en dit in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 van 10 juli 2002, gesloten in de Nationale Arbeidsraad.

§12. Het verdelen en ter beschikking stellen van de financiële middelen die in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 mei 2011 houdende wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende vorming en tewerkstelling werden ontvangen en dit ten voordele van drie regionale V.Z.W.'s "Centrum voor Vorming en Vervolmaking in de Horecasector".

De financiële middelen zullen in de schoot van het Fonds tussen de drie V.Z.W.'s verdeeld worden naar evenredigheid met de loonmassa aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en dit volgens de uitbatingszetels van de ondernemingen in ieder gewest (Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Vlaams en Waals Gewest) voor zover deze gegevens bij de RSZ beschikbaar zijn voor de werkgevers die onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het Hotelbedrijf ressorteren.

Onder opschortende voorwaarde en enkel in die mate dat de regionale vormingscentra hun statutair vastgelegde vormingswerkzaamheden ontwikkelen, en in functie daarvan, financiële middelen nodig hebben, zullen deze effectief te hunner beschikking gesteld worden, door het Fonds, verhoudingsgewijs tot hun behoeften en doorgestort worden overeenkomstig de procedure goedgekeurd door de Raden van Beheer van het Fonds en de drie regionale vormingscentra.

Hoofdstuk II - Toepassingsgebied

Artikel 4

Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers en de werknemers bedoeld in artikel 1 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst.

Hoofdstuk III - Beheer

Artikel 5

Het Fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit afgevaardigden van de werkgevers- en werknemersorganisaties.

Deze raad bestaat uit tweeëntwintig leden, hetzij elf afgevaardigden van de werkgevers, die over de drie gewesten worden verdeeld (drie mandaten voor het Waalse gewest, vier mandaten voor het Vlaamse gewest en vier mandaten voor het Brusselse gewest) en elf afgevaardigden van de werknemers.

De leden van de raad van beheer worden aangeduid door de betrokken organisaties van werkgevers en werknemers, in eerste orde onder de gewone en plaatsvervangende leden van het P.C. voor het hotelbedrijf en in de tweede orde onder de leden van de in het Fonds vertegenwoordigde organisaties.

Hun mandaat eindigt wanneer de organisatie waartoe het lid behoort hiertoe een aangetekend schrijven, ondertekend door zijn statutair bepaalde voorzitter richt aan de voorzitter van het Fonds.

Artikel 6

De raad van beheer duidt in zijn midden een voorzitter aan voor een periode van drie jaar, deze is herkiesbaar.

Artikel 7

De raad van beheer vergadert op bijeenroeping van de voorzitter. De voorzitter is gehouden de raad minstens eenmaal per jaar bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van de raad erom verzoeken.

De oproepingen moeten de agenda vermelden. De verslagen worden opgemaakt door de directeur van het Fonds.

Alle beslissingen worden met eenparigheid van stemmen genomen. De stemming is geldig indien er wordt aan deelgenomen door ten minste elf leden en iedere regionale werkgeversorganisatie, vertegenwoordigd in het Fonds, en iedere werknemersorganisatie, vertegenwoordigd in het Fonds, aanwezig is. 

Artikel 8

De raad van beheer heeft tot opdracht het Fonds te beheren en alle maatregelen te treffen welke nodig blijken voor zijn goede werking. Hij bezit de meest uitgebreide machten voor het beheer en de leiding van het Fonds.

De raad van beheer treedt in al zijn handelingen op en handelt in rechte bij monde van de voorzitter of de daartoe aangestelde afgevaardigde beheerder.

De beheerders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat, zij gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan ten gevolge van hun beheer en ten opzichte van de verbintenissen van het Fonds.

Artikel 9

De raad van beheer kan zijn machten geheel of ten dele overdragen aan één of meerdere van zijn leden of zelfs aan derden.

Artikel 10

Het geregionaliseerd administratief beheer van het Fonds wordt door de regionale werkgeversorganisaties, vertegenwoordigd in het Fonds, waargenomen. De financiële middelen, welke voor dit beheer zijn bestemd, zullen in de schoot van het Fonds tussen de drie V.Z.W.'s verdeeld worden naar evenredigheid met de loonmassa aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en dit volgens de uitbatingszetels van de ondernemingen in ieder gewest (Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Vlaams en Waals Gewest) voor zover deze gegevens bij de RSZ beschikbaar zijn, en dit voor de eerste maal voor het jaar 1980, op basis van de cijfers van het derde jaar dat eraan voorafgaat en vanaf het jaar 2005 op basis van de cijfers van het tweede jaar dat eraan voorafgaat.

Hoofdstuk IV - Financiering

Afdeling 1 - Bijdragen en contributies

Artikel 11

Het Fonds beschikt over de bijdragen en contributies welke worden gestort door de werkgevers van de ondernemingen welke ressorteren onder het P.C. voor het hotelbedrijf.

Artikel 12

§1. Vanaf 1 januari 1997 wordt een bijdrage geïnd van de werkgevers ten belope van 0,60% van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor het berekenen van de sociale zekerheidsbijdragen. Deze bijdrage wordt in het eerste kwartaal 2008 verhoogd tot 0,80% en vanaf het tweede kwartaal 2008 teruggebracht tot 0,70%.

§2. Vanaf 1 januari 1997 wordt, in uitvoering van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen een aanvullende bijdrage geïnd van de werkgever ten belope van 0,10% van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor het berekenen van de sociale zekerheidsbijdragen, teneinde de vormingscursussen en de bedrijfsstages, vermeld in artikel 3, 8°, ingevoegd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989, algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 22 november 1989, te financieren.

§3. Teneinde de financiering van de syndicale vorming te verzekeren, wordt vanaf 1 januarie 1998 een bijkomende bijdrage geïnd van 0,05% van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor het berkenen van de sociale zekerheidsbijdragen van werknemers tewerkgesteld in bedrijven met gemiddeld 50 werknemers of meer. Het gemiddeld aantal werknemers wordt bekomen door het aantal werknemers, aangegeven op het einde van elk kwartaal van de referteperiode, op te tellen en dit totaal te delen door het aantal kwartalen van de referteperiode waarvoor een aangifte bij de RSZ werd ingediend. De referteperiode loopt vanaf het 4de kwartaal van het kalenderjaar -2 tot en met het 3de kwartaal van het kalenderjaar -1.

§4. Vanaf het eerste kwartaal 2008 wordt van de werkgever een bijkomende bijdrage van 0,70% geïnd, berekend op grond van het volledig loon van de werknemer zoals bedoeld in art. 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers teneinde de initiatieven vermeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 augustus 2001 betreffende de vorming en tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard door het K.B. van 4 september 2002 en meerdere malen gewijzigd, te financieren. Deze bijdrage wordt vanaf het tweede kwartaal 2008 teruggebracht tot 0,60%.

§5. Ten einde de uitbetaling van een eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers te verzekeren, zoals bepaald in art. 3 §4 van de statuten, int het Fonds een contributie van 12% van de totale brutoloonmassa die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen en dit ten belope van het totale bedrag van de verschuldigde eindejaarspremies en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers.

Artikel 13

De in art. 12 §1 tot en met §4 vermelde bijdragen kunnen alleen gewijzigd worden bij een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het P.C. voor het hotelbedrijf en algemeen verbindend verklaard bij K.B.

Artikel 14

De bijdragen, vermeld in art. 12 §1 tot en met §4 worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Afdeling 2 - Eindejaarspremie

Onderafdeling 1 - Voorafbetalingen en administratieve verplichtingen

Artikel 15

§1. De werkgevers vermeld in art. 1 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst zijn verplicht maandelijks en uiterlijk de 15e van de daaropvolgende maand de voorafbetalingen vermeld in art. 12 §5 van onderhavige statuten te storten aan het Fonds.

§2. De werkgevers die, op het ogenblik van inwerkingtreding van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst niet vrijgesteld waren van de maandelijkse voorafbetalingen, kunnen, op hun verzoek en bij een ter post aangetekende brief gericht aan het Fonds voor 31 maart van het kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, door het Fonds ontslagen worden van de maandelijkse voorafbetalingen en dit voor onbepaalde duur. De werkgevers vrijgesteld van de maandelijkse voorafbetalingen zijn er in elk geval toe gehouden bij middel van een eenmalige betaling, voor 10 januari van het volgende kalenderjaar, het totaalbedrag van de eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers te storten aan het Fonds, vermeerderd met de gemiddelde intrestvoet die het Fonds ontvangen heeft in de loop van dat kalenderjaar, en berekend op de helft van het totale bedrag van de eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever.

§3. Het verzoek tot ontheffing van de maandelijkse voorafbetalingen kan enkel worden gedaan door werkgevers die ten minste 3 jaar op regelmatige wijze hun maandelijkse voorafbetaling betaalden volgens de modaliteiten bepaald in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, behoudens een afwijking toegestaan door de Raad van Beheer van het Fonds.

Artikel 16

De wettelijke inhoudingen en sociale zekerheidsbijdragen van toepassing op de eindejaarspremie zullen door het Fonds betaald worden aan het Ministerie van Financiën en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Artikel 17

§1. De werkgevers bedoeld in art. 1 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst zullen tweemaal per jaar en dit op uiterlijk 20 juli en 10 januari, aangifte doen van alle werknemers die in het betrokken semester in hun onderneming tewerkgesteld werden en dit bij middel van een document dat hen door het Fonds ter beschikking zal gesteld worden. Hierbij zullen de werkgevers alle informaties, die het Fonds nodig acht om onderhavige statuten uit te voeren, verschaffen. Aan de werkgevers zal het Fonds een controlestaat laten geworden van de betaalde premies.

§2. Bij gebrek aan aangifte op 10 januari zoals bedoeld in de vorige paragraaf, is de werkgever een forfaitaire schadevergoeding verschuldigd van € 495, zonder dat dit bedrag lager kan zijn dan de werkelijk geleden schade. Bovendien gaat voor die werkgevers ontheven van maandelijkse voorafbetalingen, het voordeel van deze vrijstelling van voorafbetaling verloren.

Artikel 18

§1. Bij gebrek aan betaling voorzien in art. 12 §5 en 15 §1 en 2, en bij niet naleving van de administratieve verplichtingen voortspruitend uit onderhavige statuten zijn de strafbepalingen voorzien door de wet van 7.1.1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, gewijzigd door de wet van 18.12.1968, van toepassing op de werkgevers.

§2. Het niet betalen van de voorafbetalingen door de werkgevers aan het Fonds binnen de in art. 15 §1 en 2 vermelde termijnen geeft aanleiding tot het aanrekenen van een verwijlinterest aan de wettelijke interestvoet. Bovendien gaat in die gevallen, voor de werkgevers ontheven van de maandelijkse voorafbetalingen het voordeel van deze vrijstelling verloren.

Deze verwijlinterest loopt voor de, van de voorafbetalingen niet ontslagen werkgevers, vanaf de 15de van de maand volgend op het trimester waar voor één of meerdere verschuldigde bedragen niet werden betaald en is verschuldigd tot op de dag van betaling.

§3. Voor de overeenkomstig artikel 15 §2 van de voorafbetalingen ontslagen werkgevers loopt de in artikel 18 §2 vermelde verwijlintrest vanaf 15 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarvoor de eenmalige betaling is verschuldigd tot op de dag van de betaling.

Artikel 19

Het Fonds zal alle rechtsmiddelen aanwenden om de bijdragen vermeld in art. 12 §5 en 15 §1 en §2 in te vorderen, en de naleving van de administratieve verplichtingen voortvloeiend uit onderhavige statuten te garanderen.

Artikel 20

De eventuele ontvangen voorafbetalingen in uitvoering van art. 15 §1 van onderhavige statuten zullen door het Fonds overgemaakt worden aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers, en dit voor een bedrag, dat maximaal gelijk is aan de eindejaarspremie waarop de ontslagen werknemers recht hebben, vermeerderd met de sociale zekerheidsbijdragen.
Het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers zal aanspraak kunnen maken op de betaling na de voorlegging van de nodige bescheiden aan het Fonds.

Onderafdeling 2 - Uitbetaling eindejaarspremie

Algemeen principe

Artikel 21

§1. Zodra het recht op en het bedrag van de eindejaarspremie zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010 van een individuele werknemer onomstotelijk vast staat betaalt het Fonds deze individueel verschuldigde premie uit aan de werknemer, overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van beheer van het Fonds.

§2. Voorafgaand aan de betaling zoals voorzien in §1 van dit artikel ontvangt de werkgever een controlestaat. Deze controlestaat vermeldt zowel het netto bedrag van de eindejaarspremie per werknemer, de door de werkgever verschuldigde bijdragen op deze premie(s) als de totale schuld van de werkgever t.a.v. het Fonds.

§3. De werkgever beschikt over een termijn van 10 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van deze controlestaat om deze schriftelijk te verbeteren, of op gemotiveerde wijze zijn bezwaar uit te drukken.

§4. Bij uitblijven van enige reactie van de werkgever (verbeteringen of bezwaar) binnen de 10 kalenderdagen, wordt de schuld van de werkgever t.a.v. het Fonds geacht vast te staan.

§5. In geval van onenigheid tussen werkgever en een individuele werknemer over het recht op en/of over bedrag van de verschuldigde eindejaarspremie zal de meest gerede partij de zaak voorleggen aan de arbeidsrechtbank. 
De individuele premie zals geacht worden onomstotelijk vast te staan vanaf het ogenblik dat de veroordeling van de werkgever tot betaling van de eindejaarspremie en de daarop verschuldigde bijdragen kracht van gewijsde gekregen heeft.

§6. In geval van faillissement van de werkgever, dient de werknemer zijn aanvraag in bij het FSO door middel van het formulier F1.

Aangifte beschikbaar, voldoende voorafbetaling

Artikel 22

Voor werknemers van werkgevers voor wie voldoende voorafbetalingen bedoeld in artikel 15 §1 en §2 van onderhavige statuten beschikbaar zijn, en voor wie, overeenkomstig artikel 17 van onderhavige statuten een aangifte beschikbaar is, wordt de eindejaarspremie uitbetaald na naleving van de procedures voorzien in artikel 21 §1 tot en met 4.

Aangifte beschikbaar, onvoldoende voorafbetalingen

Artikel 23

§1. Voor werknemers van werkgevers voor wie geen of onvoldoende voorafbetalingen beschikbaar zijn en voor wie de premie werd aangegeven, zal de individuele premie geacht worden onomstotelijk vast te staan. De eindejaarspremie wordt uitbetaald na naleving van de procedures voorzien in artikel 21 en vanaf het ogenblik dat de veroordeling van de werkgever tot betaling van de eindejaarspremie en de daarop verschuldigde bijdragen kracht van gewijsde heeft gekregen.

§2. Vooraleer het Fonds zal overgaan tot prefinanciering van de verschuldigde eindejaarspremie zal de werknemer het door het Fonds ter beschikking gesteld F1 formulier en subrogatieformulier ondertekend aan het Fonds terugbezorgen.

Geen aangifte beschikbaar, onvoldoende voorafbetaling

Artikel 24

§1. Vanaf 1 februari van het kalenderjaar dat volt op het kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, wordt het recht op en het bedrag van de eindejaarspremie van de individuele werknemers die op basis van de documenten opgesomd in §3 van dit artikel het bedrag van hun eindejaarspremie kunnen bewijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, en hiervan aangifte doen bij het Fonds, geacht onomstotelijk vast te staan. De eindejaarspremie wordt uitbetaald na naleving van de procedures voorzien in artikel 21 en vanaf het ogenblik dat de veroordeling van de werkgever tot betaling van de eindejaarspremie en de daarop verschuldigde bijdragen kracht van gewijsde heeft gekregen.

§2. Voor de werknemers bedoeld in art. 25 §1 van onderhavige statuten, die op basis van de documenten opgesomd in §3 van dit artikel het bedrag van hun eindejaarspremie kunnen bewijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, en hiervan aangifte doen bij het Fonds, wordt het recht op en het bedrag van de individuele eindejaarspremie geacht onomstotelijk vast te staan vanaf de eerste dag van de tweede maand die volgt op het ontslag door de werkgever.

§3. Vooraleer wordt overgegaan tot enige prefinanciering zullen de betrokken werknemers de hiernavolgende documenten overmaken aan het Fonds: werkloosheidsbewijs C4, individuele loonfiche van het hele kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, formulier F1 en een ondertekend subrogatiedocument ten voordele van het Fonds.

Artikel 25

§1. Voor de werknemers die door de werkgever worden ontslagen in de loop van het kalenderjaar zal de werkgever uiterlijk op het einde van de maand die volgt op het ontslag aangifte doen bij middel van een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier van het bedrag van de eindejaarspremie waarop de betrokken werknemers recht hebben. Bij gebrek aan aangifte is artikel 17 §2 van onderhavige statuten van toepassing.

§2. Het Fonds zal aan de werknemers bedoeld in voorgaande paragraaf de eindejaarspremie uitbetalen na naleving van de procedures voorzien in artikel 21 van onderhavige statuten en vanaf het ogenblik dat de veroordeling van de werkgever tot betaling van de eindejaarspremie en de daarop verschuldigde bijdragen kracht van gewijsde heeft gekregen.

Artikel 26

Uiterlijk op 30 mei van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, zal het Fonds het verschil tussen de voorafbetalingen en het door de werkgever aangegeven totale bedrag aan eindejaarspremies, en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers terugstorten aan de betrokken werkgever. Bij ontstentenis van terugbetaling binnen deze termijn zullen verwijlintresten verschuldigd zijn.

Artikel 27

De eindejaarspremies bedoeld in art. 13 derde alinea van de C.A.O. van 27 juli 2010 tot toekenning van een eindejaarspremie die niet door de werknemers worden geïnd blijven eigendom van het Fonds.

Hoofdstuk V - Begrotingen, rekeningen

Artikel 28

Het dienstjaar neemt een aanvang op 1 oktober en sluit op 30 september.

Artikel 29

Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand december, een begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.
Uiterlijk op 1 mei 2015 zal een evalutie worden gemaakt van de inkomende en uitgaande geldstromen met betrekking tot prefinanciering van de eindejaarspremies.

Artikel 30

De raad van beheer van het Fonds en de door hem aangewezen revisors of accountants zullen jaarlijks een schriftelijk verslag uitbrengen over de activiteiten van het Fonds.

Hoofdstuk VI - Ontbinding, vereffening

Artikel 31

Het Fonds kan enkel worden ontbonden krachtens een eenparige beslissing van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

Het P.C. voor het hotelbedrijf beslist over de bestemming van de goederen en waarden van het Fonds, na kwijting van het passief door deze goederen en waarden een bestemming te geven, welke overeenstemt met het doel waartoe het Fonds is opgericht. De leden van de raad van beheer treden als vereffenaars op.

 

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
09/05/2011
Registratienr
104241
Geldig van
09/05/2011
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
13/05/2011
Registratiedatum
27/05/2011
Onderwerp
wijziging van de statuten van een fonds voor bestaanszekerheid
BS Bericht van neerlegging
15/06/2011
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
04/10/2011
Gepubliceerd in het B.St. van
23/11/2011
Keywords
EINDEJAARSPREMIE, FONDSEN VOOR BESTAANSZEKERHEID

Historiek
01/10/2017 31/12/2050 1901 Fonds voor bestaanszekerheid: statuten
01/01/2014 30/09/2017 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
28/06/2012 31/12/2013 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
20/09/2011 27/06/2012 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
09/05/2011 19/09/2011 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2011 08/05/2011 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
09/05/2011 08/05/2011 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2010 31/12/2010 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/10/2007 31/12/2009 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/03/2005 30/09/2007 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/1997 28/02/2005 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid