0502 1001 Bijzondere berekeningswijze van het vakantiegeld voor sommige bedienden

Paritair (sub-)Comité nr.:
202.00.00-00.00

Bijwerking: 12/02/1996
Geldig vanaf: 01/01/1969
Geldig tot: 31/12/2001

In artikel 40 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders werd bepaald dat de Koning, op advies van het bevoegde paritair comité, voor sommige bedienden wier wedde hetzij geheel, hetzij voor een deel veranderlijk is, andere wijzen van berekening van het enkel en dubbel vakantiegeld dan deze bepaald in voormeld koninklijk besluit, kan toestaan.

 

In toepassing van dit artikel 40 verscheen in het Belgisch Staatsblad van 2 juli 1969 het koninklijk besluit van 16 mei 1969 tot vaststelling van een bijzondere berekeningswijze van het vakantiegeld voor sommige bedienden van de winkels en de filialen welke vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor levensmiddelenbedrijven met talrijke bijhuizen. Dit besluit werd gewijzigd door koninklijke besluiten van 26 augustus 1970 (Belgisch Staatsblad 9 september 1970) en 21 december 1989 (Belgisch Staatsblad 27 januari 1990). Wij geven hierna de integrale tekst van dit besluit.

 

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de bedienden wier loon hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk veranderlijk is, van de winkels en de filialen welke vallen onder de bevoegdheid van het Nationaal Paritair Comité voor levensmiddelenbedrijven met talrijke bijhuizen (lees: Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren).

 

Artikel 2

Wanneer de bediende vakantie neemt, betaalt de werkgever hem :

1°    een bedrag dat, voor elke vakantiedag waarop hij recht heeft wegens het aan tal gepresteerde of gelijkgestelde maanden dienst bij de werkgever in de loop van het vakantiedienstjaar, gelijk is aan het dagelijks gemiddelde van het brutoloon dat hij bij de werkgever verdiend heeft voor elke maand of gedeelte van een maand van het vakantiedienstjaar, eventueel vermeerderd met een overeenkomstig artikel 4 bepaald fictief loon voor met effectief gewerkte dagen gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking ;

2°    per maand in de loop van het vakantiedienstjaar bij deze werkgever gepresteerde teerde of gelijkgestelde dienst een toeslag die gelijk is aan 1/12 van 85 % van het maandgemiddelde van het onder 1° bedoelde loon.

Elk maandgedeelte dat de bediende bij de werkgever in dienst is geweest in de loop van het vakantiedienstjaar, geeft aanleiding tot toekenning van een vakantiegeld evenredig aan de hierboven bedoelde bedragen.

 

Artikel 3

Het vakantiegeld voor de tijdens het vakantiedienstjaar gewerkte of hiermede gelijkgestelde periodes gedurende dewelke de betrokkene in dienst is geweest van een andere werkgever, of gedurende welke hij als werkman werkzaam is geweest, bestaat uitsluitend uit het bedrag of de bedragen die hem daarvoor werden betaald door die werkgever of door een vakantiefonds.

 

Artikel 4

Het fictief dagloon voor met effectief gewerkte dagen gelijkgestelde dagen van werkonderbreking, is gelijk aan het dagelijks gemiddelde van het brutoloon bij de werkgever verdiend voor de effectief gewerkte dagen van het vakantiedienst jaar.

Indien de bediende tijdens dat dienstjaar niet heeft gewerkt, wordt het fictief dagloon berekend op basis van het brutoloon die hij werkelijk verdiend heeft tijdens het laatste vakantiedienstjaar in de loop waarvan hij gewerkt heeft in dienst van deze werkgever.

 

Artikel 5

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1969 en zal voor de eerste maal worden toegepast voor de vakantie die in 1969 wordt genomen.

 

Artikel 6

Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.

 

 

 


Historiek
01/01/2016 31/12/2999 0502 Bijkomend vakantiegeld
01/01/2002 31/12/2015 0502 0503 Aanvullend vakantiegeld
01/04/1993 31/12/2001 0502 0503 Aanvullend vakantiegeld
01/01/1969 31/12/2001 0502 1001 Bijzondere berekeningswijze van het vakantiegeld voor sommige bedienden