0403 Waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen

Paritair (sub-)Comité nr.:
201.00.00-00.00

Bijwerking: 28/07/2004
Geldig vanaf: 01/05/2004
Geldig tot: 31/08/2005

In het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel werd op 18 mei 2004 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 28 juni 2004 onder het nr. 71.711/CO/201. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 20 juli 2004.

Wij geven u hierna de nuttige bepalingen van deze CAO. De tekst wordt aangevuld met enige commentaar.

Tekst CAO

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en bedienden van de ondernemingen die tot de bevoegdheid van  het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel behoren.

§2. Om uit te maken of een werkgever 20 of meer werknemers heeft tewerkgesteld, moet men het totaal van de tewerkgestelde werknemers tellen die op 30 juni van het voorafgaande jaar in dienst waren en waarvoor bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid een aangifte werd ingediend.

§3. Onder “normale voltijdse arbeidsprestaties”, worden verstaan de werkelijke geleverde arbeid, ten belope van de wekelijkse arbeidsduur, zoals deze is vastgesteld bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971.

§4. Onder “bedienden” wordt verstaan, de mannelijke en vrouwelijke bedienden.

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing:

1°  op de bedienden die gewoonlijk zijn tewerkgesteld gedurende een periode welke minder dan een kalendermaand bedraagt ;

2°  op de personen die zijn tewerkgesteld in een familieonderneming waar gewoonlijk alleen bloedverwanten, aanverwanten of pleegkinderen arbeid verrichten onder het uitsluitend gezag van de vader, de moeder of de voogd.

HOOFDSTUK II- Beginselen

Artikel 3

Een gemiddeld minimum maandinkomen van 1.231,21 EUR wordt gewaarborgd aan de bedienden van 21 jaar of ouder die normale voltijdse arbeidsprestaties leveren en voor zover ze tewerkgesteld worden in ondernemingen met minder dan 20 werknemers.

Artikel 4

Een gemiddeld minimum maandinkomen van 1.235,92 EUR wordt gewaarborgd aan de bedienden van 21 jaar of ouder die normale voltijdse arbeidsprestaties leveren en voor zover ze tewerkgesteld worden in ondernemingen met 20 of meer werknemers.

Artikel 5

Een gemiddeld minimum maandinkomen van 1.264,57 EUR wordt gewaarborgd aan de bedienden van 21 jaar of ouder, die normale arbeidsprestaties leveren en zes maanden anciënniteit hebben in de onderneming en voor zover deze onderneming minder dan 20 werknemers tewerkstelt.

Artikel 6

Een gemiddeld minimum maandinkomen van 1.269,28 EUR wordt gewaarborgd aan de bedienden van 21 jaar of ouder, die normale arbeidsprestaties leveren en zes maanden anciënniteit hebben in de onderneming en voor zover deze onderneming 20 of meer werknemers tewerkstelt.

 

Artikel 7

Een gemiddeld minimum maandinkomen van 1.302,30 EUR wordt gewaarborgd aan de bedienden van 22 jaar of ouder, die normale voltijdse arbeidsprestaties leveren en twaalf maanden anciënniteit hebben in de onderneming en voor zover deze onderneming minder dan 20 werknemers tewerkstelt.

Artikel 8

Een gemiddeld minimum maandinkomen van 1.307 EUR wordt gewaarborgd aan de bedienden van 22 jaar of ouder, die normale voltijdse arbeidsprestaties leveren en twaalf maanden anciënniteit hebben in de onderneming en voor zover deze onderneming 20 of meer werknemers tewerkstelt.

Commentaar :      Voor de geactualiseerde bedragen van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen, zie onze omzendbrieven Hfdst.4.2. De jaarlijkse overzichten vindt u terug in onze omzendbrieven Hfdst.4.4.

Artikel 9

De bedienden van minder dan 21 jaar, die normale voltijdse arbeidsprestaties leveren, hebben recht op een gemiddeld minimum maandinkomen dat gelijk is aan navolgende percentages van het gewaarborgd inkomen bepaald bij de artikelen 3 tot en met 8:

a)  op 20 jaar

94 %

b)  op 19 jaar

88 %

c)   op 18 jaar

82 %

d)  op 17 jaar

76 %

e)   op 16 jaar en minder

70 %

Artikel 10

Voor het bediendenpersoneel dat met onvolledige dienstbetrekking is tewerkgesteld, wordt het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen, bepaald in de artikelen 3 tot en met 9, berekend naar rata van de duur van de maandelijkse arbeidsprestatie.

Artikel 11

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “gemiddeld minimum maandinkomen” verstaan:

1°  het maandloon dat is gewaarborgd door de loonschalen welke zijn vastgesteld door het paritair comité, de ondernemingsovereenkomsten of de individuele arbeidsovereenkomsten voor bedienden. In het maandloon moet zowel het vaste als het veranderlijke gedeelte worden begrepen ;

2°  de tegenwaarde per maand van de premies en andere voordelen, eventueel in natura betaald, welke worden toegekend krachtens collectieve arbeidsovereenkomsten, ondernemingsovereenkomsten, individuele arbeidsovereenkomsten voor bedienden of de gebruiken.

Artikel 12

Worden evenwel uitgesloten voor de bepaling van het gemiddeld minimum maandinkomen:

1°  de aanvullingen voor overwerk bepaald door artikel 29, §1, van de arbeidswet van 16 maart 1971;

2°  de voordelen welke worden bedoeld in de bepalingen van artikel 19, §2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ;

3°  de premies of vergoedingen welke worden uitgekeerd wegens werkelijke door de bedienden gedragen kosten;

4°  de wettelijke en aanvullende sociale prestaties die worden toegekend naar aanleiding van schorsingsperiodes van de arbeidsovereenkomst zoals ziekteuitkeringen, werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid, enkel en dubbel vakantiegeld.

Commentaar :      De voordelen bedoeld in de bepalingen van artikel 19 §2 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 28 november 1969 en die relevant zijn voor het onderhavige paritair comité zijn de volgende :

 

1.                   de vergoedingen toegekend in geval van sluiting van ondernemingen ;

2.                   de aan de werknemers verschuldigde vergoedingen, wanneer de werkgever zijn wettelijke, contractuele of statutaire verplichtingen niet nakomt, met uitzondering nochtans van de vergoedingen, verschuldigd naar aanleiding van:

a)                   de onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever;

b)                   de eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor personeelsafgevaardigden;

c)                   de eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor syndicale afgevaardigden;

d)                   de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in gemeenschappelijk akkoord;

3.            de vergoeding wegens uitwinning van de handelsvertegenwoordiger bedoeld bij artikel 101 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten ;

4.                   de bedragen die gelden als terugbetaling van de kosten die de werknemer heeft verricht om zich van zijn woonplaats naar zijn werkplaats te begeven, alsook de kosten die ten laste van zijn werkgever vallen ;

5.                   de voordelen toegekend in de vorm van arbeidsgereedschap of werkkleding ;

6.                   de bedragen die de werkgever aan de werknemer betaalt ten einde zich te kwijten van zijn verplichting om arbeidsgereedschap of werkkleding te bezorgen of om te zorgen voor kost en inwoning, wanneer de werknemer ver van zijn woning tewerkgesteld is ;

7.                   de bedragen die aan de werknemer worden toegekend wegens hun aansluiting bij een vakorganisatie ten belope van het bedrag door de Minister van Sociale Voorzorg bepaald ;

8.                   (...)

9.                   (...)

10.               de vergoeding voor de periode van arbeidsongeschiktheid met gewaarborgd loon tweede week, alsook de vergoeding verschuldigd voor de periode van arbeidsongeschiktheid met aanvulling of voorschot overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 13bis;

11.               het verschaffen van eetmalen beneden de kostprijs in het bedrijfsrestaurant;

12.               (...)

13.               (...)

14.               de geschenken in natura, in speciën of in de vorm van betaalbons, geschenkcheques genaamd, als ze een totaal bedrag van 24,79 EUR per jaar per werknemer en 24,79 EUR per jaar voor elk kind ten laste van deze werknemer niet overschrijden en toegekend worden naar aanleiding van het Sinterklaasfeest, Kerstmis of Nieuwjaar.  De geschenken in speciën of in de vorm van geschenkcheques die aan een werknemer worden overhandigd wanneer hij een eervolle onderscheiding ontvangt of ter gelegenheid van zijn pensionering, als ze een totaal bedrag van 74,37 EUR per jaar per werknemer niet overschrijden;

15.               het voordeel betreffende het persoonlijk en individueel gebruik van een voertuig ter beschikking gesteld door de werkgever;

16.               de kilometervergoeding toegekend door de werkgever aan de werknemer voor verplaatsingen met de fiets tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, voor een bedrag van maximaal 0,15 EUR per kilometer;

17.               (...)

18.               het voordeel opgeleverd door opties op aandelen, zoals bepaald bij artikel 42 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, behalve indien de prijs van de uitoefening van de optie lager is dan de op het ogenblik van het aanbod geldende waarde van de aandelen waarop de optie betrekking heeft.

HOOFDSTUK III - Toepassingsmodaliteiten

Artikel 13

§1            Op het ogenblik van de betaling van de premie voorzien in hoofdstuk V van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 oktober 2003, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 8 december 2003 (geregistreerd onder nummer 64130), wordt een afrekening opgemaakt van de betaalde maandlonen alsook van de andere toegekende voordelen, waarvan sprake in artikel 11 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, gedurende de voorafgaande twaalf maanden of het effectief gepresteerde gedeelte van deze twaalf maanden.

§2            Wanneer de afrekening waarvan sprake in §1 lager is dan het totaal van de maandbedragen van het gemiddeld minimum maandinkomen dat wordt gewaarborgd door deze collectieve arbeidsovereenkomst voor de periode waarvoor de afrekening vermeld in §1 werd opgemaakt, wordt het verschil als complement betaald op het ogenblik van de betaling van de premie waarvan sprake in hoofdstuk V van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2002, vermeld onder §1.

§3            In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst vóór de in dit artikel voorziene datum wordt de gebeurlijke aanpassing gedaan op het ogenblik zelf van de beëindiging.

Commentaar :      De afrekening van de betaalde maandbezoldigingen aangevuld met de andere in aanmerking komende voordelen (zoals de eindejaarspremie bv.) wordt jaarlijks verricht bij de betaling van de eindejaarspremie, dit is ten laatste tussen 15 en 31 december van elk jaar. Het is ook dan dat er een eventuele aanpassing moet gebeuren.

Ingeval de arbeidsovereenkomst een einde neemt vóór de datum van betaling van de eindejaarspremie in de onderneming, moeten de afrekening en de eventuele aanpassing plaats vinden op het ogenblik van de beëindiging van het contract.

Artikel 14

§1        Voor de bedienden die volledig of gedeeltelijk met een veranderlijk loon worden betaald, wordt het gemiddeld minimum maandinkomen berekend op basis van het gemiddelde van de maandinkomens van de laatste twaalf maanden of het effectief gepresteerde gedeelte van deze twaalf maanden.

§2        Voor de bepalingen van het gemiddeld minimum maandinkomen wordt geen rekening gehouden met onvolledige werkmaanden.

(...)

HOOFDSTUK V – Opheffingsbepalingen

Artikel 16

De collectieve arbeidsovereenkomst van 8 november 2001, afgesloten in het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen (geregistreerd onder nummer 60351), is opgeheven.

HOOFDSTUK VI - Slotbepalingen

Artikel 17

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur; ze treedt in werking op 1 mei 2004.

Artikel 18

Zij mag slechts worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen en zulks mits een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel en aan de ondertekenende organisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst.


Historiek
01/03/2024 31/12/2050 0403 Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen
01/02/2023 29/02/2024 0403 Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen
01/12/2022 31/01/2023 0403 Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen
01/10/2022 30/11/2022 0403 Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen
01/07/2022 30/09/2022 0403 Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen
17/12/2020 30/06/2022 0403 Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen
17/12/2020 30/11/2021 0403 Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen
23/10/2019 16/12/2020 0403 Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen
01/08/2017 22/10/2019 0403 Waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen
01/01/2015 31/07/2017 0403 Waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen
01/01/2012 31/12/2014 0403 Waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen
01/09/2005 31/12/2011 0403 Waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen
01/05/2004 31/08/2005 0403 Waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen
01/09/2001 30/04/2004 0403 Waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen
01/07/2001 31/08/2001 0403 Waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen
01/01/1999 30/06/2001 0403 Waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen