040101 Loonvoorwaarden

Paritair (sub-)Comité nr.:
201.00.00-00.00

Bijwerking: 20/05/2022
Geldig vanaf: 01/01/2022

De loonvoorwaarden (regels, bedragen en premies) worden in het hoofdstuk omschreven.

In het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel werd op 20 januari 2022 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de lonen (nr. 172550/CO/201).

Wij geven u hierna de bepalingen inzake de loonvoorwaarden.

Voor de evolutie van de minimumwedden verwijzen wij u naar onze sectorale documentatie Hfdst. 0402.

1. Minimummaandlonen van het verkooppersoneel en administratief personeel

1.1. Toepassing van de loonschalen

De loonschalen van het verkoop- en administratief personeel zijn afhankelijk van het totaal aantal verkooppersoneelsleden en winkelkassiers en worden als volgt bepaald:

  • behoren tot de eerste groep, de ondernemingen met één verkooppunt die gedurende de laatste twaalf maanden gemiddeld één tot en met tien verkooppersoneelsleden en winkelkassiers in dienst hebben alsook de ondernemingen met meerdere verkooppunten en de bedrijven van de leurhandel waarvan het totaal aantal verkooppersoneelsleden en winkelkassiers vijftien personen niet overtreft;

  • behoren tot de tweede groep, de ondernemingen met één verkooppunt die gedurende de laatste twaalf maanden gemiddeld meer dan tien verkooppersoneelsleden en winkelkassiers in dienst hebben alsook de ondernemingen met meerdere verkooppunten en de bedrijven van de leurhandel waarvan het totaal aantal verkooppersoneelsleden en winkelkassiers vijftien personen overtreft;

  • worden niet als verkooppersoneel en/of winkelkassiers beschouwd, de leerlingen die worden tewerkgesteld met een erkende leerovereenkomst in het kader van de middenstandsopleiding alsook het personeel, tewerkgesteld in het kader van het alternerend leren.

Voor de berekening van het effectief wordt het deeltijds verkooppersoneel en/of winkelkassiers respectievelijk als een hele of een halve eenheid beschouwd naargelang in de arbeidsovereenkomst een arbeidsduur van meer of minder dan de helft van de wekelijkse arbeidsduur bedongen werd.

1.2. Evolutie in de loonschalen

1.2.1. Aanvangslonen

De aanvangslonen zijn de lonen die in het ervaringsbarema worden voorzien voor 0 ervaringsjaren.

Zonder afbreuk te doen aan de anciënniteitsvereisten bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2017 betreffende de functieclassificatie, wordt het aantal jaren vereiste beroepservaring voor elke categorie als volgt bepaald:

  • 0 jaar voor een bediende categorie 1;
  • 0 jaar voor een bediende categorie 2;
  • 4 jaar voor een bediende categorie 2bis;
  • 2 jaar voor een bediende categorie 3;
  • 4 jaar voor een bediende categorie 4;
  • 4 jaar voor een bediende categorie 5.

Commentaar: voor de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de functieclassificatie, zie onze sectorale documentatie Hfdst. 03.

Deze jaren beroepservaring worden berekend rekening houdend met §1 van punt 1.2.1. en met de bepalingen van punt 1.2.2.

1.2.2. Beroepservaring

Vanaf het aanvangsloon verhogen de minimummaandlonen naargelang de ervaring van de werknemer toeneemt en volgens het schema dat in het ervaringsbarema is bepaald.

Beroepservaring is de ruimere term die het volgende omvat:

  • zowel de effectieve en gelijkgestelde professionele werkervaring bij de werkgever waar de bediende in dienst is, evenals de periodes van effectieve en gelijkgestelde beroepsprestaties die de bediende voor de indiensttreding verworven heeft als werknemer, zelfstandige of als statutair ambtenaar;

  • technische kennis en levenservaring als loyaliteit aan de onderneming.

Voor de toekenning van ervaringsjaren wordt er geen onderscheid gemaakt tussen voltijdse of deeltijdse prestaties.

1.2.3. Gelijkgestelde periodes

Aangezien de beroepservaring niet enkel in het kader van een arbeidsbetrekking maar ook levenslang wordt verworven, komen de sociale partners overeen om met de ervaring volgende zaken gelijk te stellen:

  • alle periodes binnen een professioneel milieu (o.a. interims, stages (! stages die in het kader van een opleiding plaatsvinden, zijn niet gelijkgesteld behalve wanneer deze in het kader van studieperiodes vanaf 21 jaar plaatsvinden), bepaalde duurcontracten, zelfstandig werk, ambtenaar, vrijwilligerswerk...) met uitzondering van de tewerkstelling in het kader van een studentenovereenkomst. De in de overige lidstaten van de Europese Unie voor de werknemer toepasselijke periodes van gelijkstelling zullen op dezelfde manier erkend worden.

  • de eventuele jaren van legerdienst;

  • alle periodes van contractschorsing (tijdskrediet, moederschapsverlof, thematische verloven...); evenals de periodes die gedekt zijn door de sociale zekerheid en de sociale wetgeving (werkloosheid, ziekte-invaliditeit...);

  • alle studieperiodes vanaf 21 jaar;

  • alle periodes van inactiviteit omwille van familiale motieven.

Commentaar: de gevangenschap maakt bijvoorbeeld deel uit van de uitgezonderde periodes.

1.2.4. Bepaling van de beroepservaring bij aanwerving

Op het ogenblik van de indiensttreding wordt het baremaloon van de bediende vastgesteld in overeenstemming met het beroepservaringsbarema van de klasse waartoe zijn functie behoort en op basis van de beroepservaring zoals bepaald in punten 1.2.1, 1.2.2. en 1.2.3.

De som van de beroepservaringsperioden en gelijkgestelde perioden wordt uitgedrukt in jaren en maanden.

De eerste baremieke verhoging na de indiensttreding zal gebeuren op de eerste dag van de maand nadat de bediende het eerstvolgende jaar beroepservaring heeft bereikt.

Voor de aanrekening van beroepservaring mag geen enkele gelijkstellingperiode gecumuleerd worden met een periode van beroepsactiviteit of met een andere gelijkstellingperiode.

Ingeval bij de indiensttreding het aantal jaren beroepservaring zoals bepaald in punten 1.2.1, 1.2.2. en 1.2.3. hoger ligt dan het vereist aantal jaren van het aanvangsbarema voor deze categorie, heeft de werkgever voor de categorieën 3 tot 5 de mogelijkheid de bedienden aan te werven tegen het aanvangsbarema voor ervaringsjaar 0 van deze categorie, namelijk:

  • ervaringsjaar 2 in de 3e categorie;
  • ervaringsjaar 4 in de 4e en de 5e categorie.

Het ervaringsbarema dat met hun aantal jaren beroepservaring overeenstemt, moet evenwel geleidelijk worden bereikt met jaarlijkse gelijke schijven en dit uiterlijk:

  • 1 jaar na de indiensttreding, indien de bediende minder dan 10 jaar beroepservaring heeft bij de indiensttreding;
  • 2 jaar na de indiensttreding, indien de bediende meer dan 10 maar minder dan 15 jaar beroepservaring heeft bij de indiensttreding;
  • 3 jaar na de indiensttreding, indien de bediende meer dan 15 jaar beroepservaring heeft bij de indiensttreding.

Het is wenselijk dat deze modaliteiten nauwkeurig in de schriftelijke overeenkomst worden omschreven.

Bij een nieuwe aanwerving zal de kandidaat aan de werkgever alle noodzakelijke informatie overmaken zodat deze het loon kan bepalen dat overeenkomt met de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Voorbeelden:

  1. Een administratief hulpboekhouder met 5 jaar ervaring komt in categorie 3 terecht. Men kan hem dus aanwerven tegen het loon van 2 ervaringsjaren. Maar 1 jaar erna moet die bediende het loon voor 6 ervaringsjaren hebben.
  2. Een verkoopschef met 16 jaar ervaring komt in categorie 5 terecht. Men kan hem aanwerven tegen het loon van 4 ervaringsjaren. Maar 3 jaar (want hij heeft meer dan 15 jaar beroepservaring) erna moet die bediende het loon voor 19 ervaringsjaren hebben. ==> Indiensttreding: betaald aan 4 ervaringsjaren; na 1ste jaar:  betaald volgens 9 jaar; het 2e jaar: betaald volgens 14 jaar; het 3e jaar: betaald volgens 19 jaar.

Voor het bepalen van de ervaring bij aanwerving, adviseren wij u onze verklaring van beroepservaring te gebruiken.

1.2.5. Jaarlijkse baremieke verhogingen

De sectorale baremieke verloning van de werknemer zal evolueren volgens de ervaringscurve tot op het moment dat hij het maximum bereikt heeft. Wanneer de periode van beroepservaring met 12 maanden is toegenomen sinds de laatste baremieke verhoging, stijgt het baremaloon van de bediende met een beroepservaringsjaar volgens de loonbaremaschaal op de eerste dag van de daaropvolgende maand.

In geval van verandering van categorie, zal de werknemer 'verplaatst' worden naar de ervaringscurve die overeenkomt met zijn nieuwe categorie, rekening houdend met zijn verworven ervaring.

1.3. Studentenbarema's

Vanaf 1 januari 2018 worden de sectorale jongerenbarema's van 16 tot en met 20 jaar afgeschaft.

De afschaffing slaat enkel op de sectorale jongerenbarema's. Bedrijfsbarema's voor -21 jarigen blijven behouden op voorwaarde dat zij minstens even hoog zijn als de nieuwe sectorale barema's.

De afschaffing van de sectorale jongerenbarema's geldt niet voor werknemers onder studentenstatuut (de werknemers verbonden met een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van studenten, zoals bepaald in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten). Voor de studenten wordt een apart studentenbarema ingevoerd op basis van de volgende degressiviteit:

  • 21 jaar en ouder: 100 %;
  • 20 jaar: 96 %;
  • 19 jaar: 92 %;
  • 18 jaar: 88 %;
  • 17 jaar: 84 %;
  • 16 jaar: 80 %.

Deze percentages moeten worden toegepast op het aanvangsloon (0 jaar anciënniteit) van de desbetreffende functiecategorie.

1.4. Minimumbarema's

De maandelijkse minimumlonen worden vastgesteld op 1 november 2019, ten overstaan van index 106,14, spil van de stabilisatieschijf 104,06 - 106,14 - 108,26 (basis 2013) zoals bepaald in bijlage van de CAO.

2. Minimummaandlonen van de filiaalhouders

2.1. Categorie I Filiaalhouders

Filiaalhouders die alleen voor de verkoop instaan en bij hun werkplaats een woonst genieten ten laste van de werkgever, wordt het toepasselijke minimummaandloon van categorie I toegekend.

Dit bedrag wordt verhoogd met een commissieloon dat ten minste 3 % bedraagt van de schijf van het gemiddeld maandelijks omzetcijfer hoger dan 9.710,05 EUR (index 106,14, spil van de stabilisatieschijf 104,06 - 106,14 - 108,26 (basis 2013)) en dit tot dit verhoogde bedrag het minimummaandloon van categorie II bereikt.

Dit laatste bedrag vertegenwoordigt in dat geval het minimum maandloon van de filiaalhouder.

2.2. Categorie II Filiaalhouders

Filiaalhouders die alleen voor de verkoop instaan en bij hun werkplaats geen woonst genieten ten laste van de werkgever, wordt het toepasselijke minimummaandloon van categorie II toegekend.

2.3. Categorie III Filiaalhouders

Wanneer in het filiaal 1 tot en met 10 verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers zijn tewerkgesteld, wordt aan de filiaalhouder in elk geval het toepasselijke minimummaandloon van categorie III toegekend.

2.4. Categorie IV Filiaalhouders

Wanneer in het filiaal 11 tot en met 20 verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers zijn tewerkgesteld, wordt aan de filiaalhouder in elk geval het toepasselijke minimummaandloon van categorie IV toegekend.

2.5. Categorie V Filiaalhouders

Wanneer in het filiaal meer dan 20 verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers zijn tewerkgesteld, wordt aan de filiaalhouder in elk geval het toepasselijke minimummaandloon van categorie V toegekend.

2.6. Loonelementen

Teneinde vast te stellen of het loon van de filiaalhouder de in punten 2.1. tot en met 2.5. vastgestelde minimumbedragen bereikt, wordt er rekening gehouden zowel met het vast en veranderlijk loon als met de eventueel andere voordelen in natura dan die voorzien in punt 2.1.

In het geval dat het baremaloon van de filiaalhouder lager ligt dan het loon van de gekwalificeerde eerste verkoper, moeten ook het variabel loon en de eventuele andere voordelen van allerlei aard in rekening worden gebracht. Ligt het samengestelde loon van de filiaalhouder op dat moment nog lager dan de gekwalificeerde eerste verkoper, wordt het (samengestelde) loon van de filiaalhouder opgetrokken tot dat baremaloon.

2.7. Minimumbarema's

De maandelijkse minimumlonen worden vastgesteld op 1 november 2019, ten overstaan van index 106,14, spil van de stabilisatieschijf 104,06 - 106,14 - 108,26 (basis 2013) zoals bepaald in bijlage van de CAO.

3. Gemeenschappelijke bepalingen

3.1. Kennis en gebruik van meerdere talen

De bij de collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde minimum maandlonen moeten worden beschouwd als overeenstemmend met het gebruik van één enkele taal.

De vereiste van de kennis of het gebruik in de uitoefening van een functie van meer dan één taal, rechtvaardigt niet de overgang naar een hogere categorie als de aard van de functie zelf er niet door wordt gewijzigd, maar het past ermee rekening te houden bij het vaststellen van het loon.

3.2. Bedienden die volledig of gedeeltelijk met commissielonen worden beloond

De volledig of gedeeltelijk met commissieloon beloonde bedienden kunnen elke maand aanspraak maken op de minimumloonschalen. De loonaanvullingen, welke hierdoor, eventueel, door de werkgever moeten worden betaald kunnen ambtshalve van het brutoloon van de volgende maanden worden afgehouden zodra en in de mate dat dit laatste deze minima overschrijdt.

Deze voorschotten zijn niet meer terugvorderbaar na het afsluiten van de jaarlijkse rekeningen, noch bij het einde van de arbeidsovereenkomst voor bedienden.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
20/01/2022
Registratienr
172550
Geldig van
01/01/2022
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
20/01/2022
Registratiedatum
09/05/2022
Onderwerp
Lonen
BS Bericht van neerlegging
20/05/2022
Algemeen verbindend verklaring
Gevraagd
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
15/12/2022
Gepubliceerd in het B.St. van
22/03/2023
Keywords
LONEN, JONGE WERKNEMERS: LONEN, AANWERVING, OUDERE WERKNEMERS-EXCL.AANV. PENSIOEN, BRUGPENSIOEN(SWT),TIJDSKREDIET, MINIMUMUUR- EN MAANDLONEN, JONGERENLONEN (NIET STUDENTENLONEN), STUDENTENLONEN, GEWAARBORGD GEMIDDELD MINIMUMLOON OF -INKOMEN (GGMMI CAO 43), VARIABEL LOON, LOON - ADMINISTRATIEVE EN UITBETALINGSMODALITEITEN, AANWERVING, OUDERE WERKNEMERS:ANCIËNNITEITSVERLOF,-TOESLAG,-PREMIE/AFSCHEIDSPREMIE
Tekst aangepast op
11/05/2022

Historiek
01/01/2022 31/12/2050 040101 Loonvoorwaarden
23/10/2019 31/12/2021 040101 Loonvoorwaarden
23/10/2019 23/10/2019 040101 Loonvoorwaarden
01/08/2017 22/10/2019 040101 Loonvoorwaarden
01/08/2017 01/08/2017 040101 Loonvoorwaarden
01/01/2012 31/07/2017 040101 0401 Loonvoorwaarden
01/01/2012 01/01/2012 040101 0401 Loonvoorwaarden
01/07/2010 31/12/2011 040101 0401 Loonvoorwaarden
10/03/2008 30/06/2010 040101 0401 Loonvoorwaarden
01/10/2007 09/03/2008 040101 0401 Loonvoorwaarden
01/09/2005 30/09/2007 040101 0401 Loonvoorwaarden
01/01/2004 31/08/2005 040101 0401 Loonvoorwaarden
01/10/2001 31/12/2003 040101 0401 Loonvoorwaarden
01/07/2001 30/09/2001 040101 0401 Loonvoorwaarden
01/01/1999 30/06/2001 040101 0401 Loonvoorwaarden