145 Land- of tuinbouwactiviteiten: werknemer of zelfstandige?

08/07/2013

Bij Koninklijk Besluit van 20 juni 2013 werd een weerlegbaar vermoeden ingevoerd waardoor een persoon die land- of tuinbouwactiviteiten uitvoert, geacht wordt verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst indien voldaan is aan een aantal criteria.

Met dit Koninklijk Besluit wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die werd voorzien in de Arbeidsrelatiewet om voor bepaalde beroepsactiviteiten criteria vast te stellen aan de hand waarvan - op weerlegbare wijze - wordt vastgesteld of de betrokken persoon tewerkgesteld is als zelfstandige dan wel als werknemer. Lees meer hierover in ons artikel verschenen op onze website op 28 september 2012 "Schijnzelfstandigheid en de arbeidsrelatiewet: Nieuwigheden".

Op welke land- en tuinbouwactiviteiten is het koninklijk besluit van toepassing?  

Het koninklijk besluit is allereerst enkel van toepassing op de land- en tuinbouwactiviteiten waarvoor de volgende paritaire comités bevoegd zijn:

  • het paritair comité voor de landbouw (144);
  • het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf (145).

Hoewel het manueel oogsten van tuinbouwproducten, evenals het kweken van graszoden en het verhuren en onderhouden van planten en bloemen bij derden, activiteiten zijn die in principe onder de bevoegdheid van het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf ressorteren, worden deze activiteiten niet vermeld in het K.B. van 20 juni 2013. Bijgevolg is het vermoeden niet van toepassing op deze activiteiten.

Het wettelijk weerlegbaar vermoeden is evenmin van toepassing op familiale arbeidsrelaties.

Welke zijn de criteria?

Indien aan minimaal zes van onderstaande criteria voldaan is, is het weerlegbaar vermoeden van toepassing. In dat geval zal de betrokken persoon geacht worden een werknemer te zijn.

De criteria zijn de volgende:

1) Hij draagt geen financieel of economisch risico.

Dit is onder meer zo wanneer hij geen persoonlijke en substantiële investering in de onderneming doet met eigen middelen en evenmin een persoonlijke en substantiële deelname heeft in de winsten en de verliezen van de onderneming.

2) Hij draagt noch verantwoordelijkheid, noch beslissingsmacht aangaande de financiële middelen van de onderneming.

3) De betrokkene heeft geen beslissingsmacht over het aankoopbeleid van de onderneming.

4) De betrokkene heeft geen beslissingsmacht over het prijsbeleid van de onderneming behoudens wanneer de prijzen wettelijk zijn vastgelegd.

5) De betrokken persoon heeft garantie op de betaling van een vaste vergoeding, ongeacht de bedrijfsresultaten of de omvang van de prestaties die hij geleverd heeft.

6) Hij beschikt niet over de mogelijkheid om voor de uitvoering van het overeengekomen werk personeel aan te werven of zich te laten vervangen.

7) De betrokkene doet zich niet voor als een onderneming ten overstaan van andere personen of zijn medecontractant, of hij werkt hoofdzakelijk of gewoonlijk voor één en dezelfde medecontractant.

De betrokkene doet zich onder andere voor als een onderneming wanneer hij gebruik maakt van een logo of een eigen bedrijfsnaam.

8) De betrokken persoon werkt uitsluitend of hoofdzakelijk met materiaal of vervoermiddelen die ter beschikking gesteld, gefinancierd of gewaarborgd zijn door de medecontractant.

9) Hij is afhankelijk van zijn medecontractant voor wat betreft zijn logies.

10) Hij werkt op dezelfde plaatsen als de werknemers van de medecontractant, voert dezelfde werkzaamheden uit als hen en beschikt niet over een gespecialiseerde beroepskennis die nodig is voor de uitvoering van de werkzaamheden.

Aangezien het om een weerlegbaar vermoeden gaat, is het - wanneer voldaan is aan minstens zes van bovenstaande criteria - aan de werkgever om aan te voeren dat het in voorkomend geval toch gaat om arbeid uitgevoerd op zelfstandige basis.

Indien de werkgever dit bewijs niet kan voorleggen, dan wordt de betrokkene geacht tewerkgesteld te zijn middels een arbeidsovereenkomst.

Inwerkingtreding

Het weerlegbaar vermoeden treedt in werking op 8 juli 2013. Vanaf die datum is het vermoeden eveneens van toepassing op overeenkomsten die reeds vóór die datum werden afgesloten.