5901 Hoofdelijke aansprakelijkheid (sociale en fiscale schulden)

Paritair (sub-)Comité nr.:
118.11.00-00.00

Bijwerking: 30/10/2015
Geldig vanaf: 01/11/2013

Opdrachtgevers (behalve wanneer zij particulieren zijn) en aannemers hebben de verplichting om te controleren of hun rechtstreekse medecontractanten die werken in onroerende staat uitvoeren of laten uitvoeren al dan niet sociale of fiscale schulden hebben.

Het bestaan van dergelijke schulden brengt de verplichting mee om inhoudingen en stortingen te verrichten voor de RSZ en/of de belastingen.

Voert de opdrachtgever of de aannemer de inhoudingen en stortingen niet correct uit, dan kunnen de RSZ en de fiscus hen minstens een zware boete opleggen of, in voorkomend geval, zelfs de betaling van de schulden eisen (= hoofdelijke aansprakelijkheid).

Opdrachtgevers (behalve wanneer zij particulieren zijn) en aannemers hebben de verplichting om te controleren of hun rechtstreekse medecontractanten die sommige activiteiten in de vleessector uitvoeren of laten uitvoeren al dan niet sociale of fiscale schulden hebben. Het bestaan van dergelijke schulden brengt de verplichting mee om inhoudingen en stortingen te verrichten voor de RSZ en/of de belastingen. Voert de opdrachtgever of de aannemer de inhoudingen en stortingen niet correct uit, dan kunnen de RSZ en de fiscus hen minstens een zware boete opleggen of, in voorkomend geval, zelfs de betaling van de schulden eisen (= hoofdelijke aansprakelijkheid).

1. Inhouding bij betaling factuur aannemer/onderaannemer

Wanneer een opdrachtgever werken betaalt aan een aannemer of onderaannemer, moet hij controleren of zijn medecontractant sociale schulden en/of fiscale schulden heeft. Het bestaan van sociale en/of fiscale schulden impliceert dat bij de betaling van de factuur inhoudingen moeten verricht worden en aan de RSZ en/of de fiscus moeten gestort worden.

Onder werken wordt verstaan: 'werken die uitgevoerd worden in een slachthuis, in een uitsnijderij of in een onderneming voor vleesbereidingen en/of vleesproducten ongeacht de prijs'.

Voor deze werken dient in principe ook een werkmelding te gebeuren: zie hoofdstuk 58 van de sectorale documentatie.

Sedert 1 januari 2008 is deze regeling ook van toepassing voor werken in onroerende staat die behoren tot het bevoegdheidsgebied van het PC 124 (bouw), het PC 149.01 (elektriciens), het PC 111 (metaal- machine- en elektrische bouw), het PC 121 (schoonmaak), het PC 144 (landbouw), het PC 145.04 (inplanten en onderhoud van parken en tuinen) en sinds 1 september 2013 voor werken en diensten van bewaking en/of toezicht (PC 317). 

1.1. Inhoudingsplicht voor de RSZ

Op het ogenblik van de betaling van de factuur, moet de opdrachtgever nagaan of zijn medecontractant sociale schulden heeft. Dit kan worden nagegaan op de portaalsite van de sociale zekerheid of via de website van de Confederatie Bouw. Op verzoek levert de RSZ een attest af dat bepaalt of er al dan niet een inhoudingsverplichting op de factuur rust.

Wanneer blijkt dat de opdrachtgever een contract heeft afgesloten met een (onder)aannemer die volgens de databank van de RSZ sociale schulden heeft, is hij verplicht om 35% van het bedrag van de factuur (exclusief btw) in te houden en door te storten aan de RSZ en dit gelijktijdig met de betaling van de factuur.

Als het bedrag van de factuur hoger is dan of gelijk aan 7.143 €, dan mag de inhouding beperkt worden tot het reëel bedrag van de sociale schulden van zijn medecontractant. Daartoe vraagt de opdrachtgever aan zijn medecontractant om hem een attest voor te leggen dat het bedrag van de sociale schulden weergeeft. De medecontractant kan dit attest bekomen bij de diensten van de RSZ en vermeldt zowel de RSZ-schulden als de schulden bij het Fonds voor Bestaanszekerheid (bijdragen PDOK-zegelregime), zodat bij de PDOK geen apart attest moet aangevraagd worden. Indien de medecontractant echter bevestigt dat de schulden hoger zijn dan de te verrichten inhouding of hij legt het bedoelde attest niet binnen de maand na de aanvraag over, dan houdt de opdrachtgever 35% van het factuurbedrag in en stort het aan de RSZ.

1.2. Inhoudingsplicht voor de fiscus

Op het ogenblik van de betaling van de factuur, moet de opdrachtgever nagaan of zijn medecontractant fiscale schulden heeft. Dit kan worden nagegaan in de databank 'My Minfin' op de website van de FOD Financiën of via de website van de Confederatie Bouw. 

Wanneer blijkt dat de opdrachtgever een contract heeft afgesloten met een (onder)aannemer die volgens de databank van de fiscus fiscale schulden heeft, is hij verplicht om 35% van het bedrag van de factuur (exclusief btw) in te houden en door te storten aan de fiscus en dit gelijktijdig met de betaling van de factuur.

Als het bedrag van de factuur hoger is dan of gelijk aan 7.143 €, dan mag de inhouding beperkt worden tot het reëel bedrag van de fiscale schulden van zijn medecontractant. Daartoe vraagt de opdrachtgever aan zijn medecontractant om hem een attest voor te leggen dat het bedrag van de fiscale schulden weergeeft. De medecontractant kan dit attest bekomen bij zijn ontvangkantoor der directe belastingen. Indien de medecontractant echter bevestigt dat de schulden hoger zijn dan de te verrichten inhouding of hij legt het bedoelde attest niet binnen de maand na de aanvraag over, dan houdt de opdrachtgever 15% van het factuurbedrag in en stort het aan de fiscus.

2. Hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van sociale en fiscale schulden 

Het niet correct uitvoeren van de inhoudingen en de stortingen aan de RSZ en de fiscus kan vooreerst aanleiding geven tot een geldelijke sanctie: de RSZ en de fiscus kunnen een boete opleggen gelijk aan het dubbele van het bedrag dat moest ingehouden worden.

Sinds 12 november 2020 kan de opdrachtgever of de aannemer zijn verweermiddelen indienen binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing. De RSZ kan in functie van de elementen van het dossier een vermindering tot 20% van het oorspronkelijke bedrag van de bijslag verlenen. Hij kan ook een gehele vrijstelling van de bijslag verlenen ingeval van overmacht of wanneer de opdrachtgever en de aannemer of de aannemer en de onderaannemer geen sociale schulden hebben op het ogenblik van de toepassing van de bijslag. Het beroep tegen de beslissing van de RSZ dient, op straffe van verval, te worden ingesteld binnen drie maanden na de kennisgeving van de beslissing.

Daarnaast is de opdrachtgever die voor uitvoering van een werk beroep doet op een (onder)aannemer met sociale en/of fiscale schulden hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van die sociale en/of fiscale schulden van zijn medecontractant.

De hoofdelijke aansprakelijkheid van de opdrachtgever voor de sociale schulden is in principe beperkt tot de totale prijs der werken, exclusief BTW, gegund aan de aannemer. Wanneer echter ook de hoofdelijke aansprakelijkheid voor fiscale schulden werd toegepast op dezelfde opdrachtgever, dan is zij beperkt tot 65% van de totale prijs der werken, exclusief BTW. De hoofdelijke aansprakelijkheid voor fiscale schulden is van haar kant beperkt tot 35 % van de totale prijs der werken, exclusief BTW.

De hoofdelijke aansprakelijkheid zal echter niet worden toegepast wanneer de opdrachtgever de inhoudingen en doorstortingen waartoe hij gehouden is, correct heeft uitgevoerd. De doorstorting van de ingehouden sommen heeft immers een bevrijdend karakter.

De hoofdelijke aansprakelijkheid waarvan sprake betreft een "ketenaansprakelijkheid": in de bestaande keten van opdrachtgever, aannemer en onderaannemers zal diegene die zich boven een in gebreke blijvende onderaannemer bevindt, hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor sociale en/of fiscale schulden die niet (volledig) werden betaald. Zij blijft dus niet beperkt tot de rechtstreekse medecontractant.

De aannemer zonder personeel die hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld en de aannemer die bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid als werkgever zonder eigen sociale schulden is geïdentificeerd en hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld, zijn aangegeven als schuldenaar in de databank die voor het publiek toegankelijk is indien deze aannemers de geëiste bedragen niet vereffenen binnen 30 dagen na verzending van een aangetekende ingebrekestelling. Naast de aannemer zal voortaan ook de opdrachtgever die hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld in de databank worden aangegeven als schuldenaar indien hij de betaling van de geëiste bedragen niet uitvoert binnen 30 dagen na verzending van een aangetekende ingebrekestelling.

Sinds 2012 werd een systeem van trapsgewijze aansprakelijkheid ingesteld. Het betreft een systeem van subsidiaire ketenaansprakelijkheid dat wordt toegepast wanneer de volgende drie voorwaarden zijn vervuld:

  • op het ogenblik van het sluiten van het contract heeft de onderaannemer sociale en/of fiscale  schulden die aan inhouding op factuur onderworpen zijn;
  • op het ogenblik van de betaling van de factuur door zijn medecontractant heeft ook de onderaannemer sociale en/of fiscale schulden die aan inhouding op factuur onderworpen zijn;
  • de medecontractant laat na om de inhoudingen toe te passen en ze door te storten aan de RSZ en/of de fiscus.

In feite wordt in de eerste plaats de rechtstreekse hoofdelijke aansprakelijkheid tussen de twee medecontractanten toegepast.

Als het gevorderde bedrag van de hoofdelijke aansprakelijkheid niet wordt betaald, bestaat de subsidiaire aansprakelijkheid erin de aannemer en elke onderaannemer hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de betaling ervan. De aansprakelijkheid wordt in chronologische volgorde toegepast ten opzichte van de andere aannemers die in een vorig stadium tussenkwamen wanneer de  aannemer-opdrachtgever nagelaten heeft de gevorderde bedragen binnen 30 dagen na de betekening van een dwangbevel te vereffenen.  

Deze trapsgewijze aansprakelijkheid, die tot nu toe enkel gold voor aannemers en hun onderaannemers, is nu uitgebreid naar de opdrachtgever die de laatste in de keten is.


Historiek
01/11/2013 5901 Hoofdelijke aansprakelijkheid (sociale en fiscale schulden)