118.11 Aanwezigheidsregistratie in de vleessector verplicht vanaf 1 januari 2016 !

07/01/2016

Vanaf 1 januari 2016 zal de aanwezigheidsregistratie ook in de vleessector verplicht zijn. Via een uitvoeringsbesluit werden de eigenschappen van het registratiesysteem, alsook de verantwoordelijkheid en de mogelijkheid tot raadpleging van de gegevensbank verder uitgewerkt. Ondertussen werden via een wetswijziging zowel het toepassingsgebied beperkt tot fraudegevoelige activiteiten als de begrippen “arbeidsplaats” en “opdrachtgever” opnieuw gedefinieerd.

De aanwezigheidsregistratie zelf doet u via checkinatwork.

Inwerkingtreding van de wetgeving

De Programmawet van 10 augustus 2015 voorzag in een verplichte aanwezigheidsregistratie in de vleessector vanaf 1 juli 2015. Er waren echter nog een aantal uitvoeringsbesluiten nodig voor de werking van het registratiesysteem. Eerder was reeds door de Nationale Arbeidsraad gecommuniceerd dat de aanwezigheidsregistratie in de vleessector (zoals ingevoerd door de programmawet van 10 augustus 2015) pas verplicht zou zijn na de inwerkingtreding van die uitvoeringsbesluiten. Het koninklijk besluit van 9 december 2015 zorgt voor deze uitvoering en zal in werking treden vanaf 1 januari 2016.

Wie moet er worden geregistreerd?

Wijziging begrip arbeidsplaats

De aanwezigheidsregistratie zal gelden voor de volgende plaatsen: een slachthuis, een uitsnijderij of een bedrijf voor vleesbereidingen en/of bereidingen van vleesproducten en die hiervoor een erkenning van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) moeten verkrijgen, uitgezonderd slachtingen op landbouwbedrijven.

Door een wijziging van de formulering wil men vermijden dat bedrijven die geen erkenning bekomen hebben van het FAVV, maar voor wie dat wel verplicht is, sowieso vrijgesteld zouden zijn van de aanwezigheidsregistratie.
Ook de uitzondering is nieuw. Bij de slachtingen op landbouwbedrijven wordt het risico op sociale fraude zeer beperkt geacht. Deze worden uitgesloten omdat het risico niet in verhouding zou zijn tot de inspanningen die gepaard gaan met een aanwezigheidsregistratie.

Beperking van het toepassingsgebied tot fraudegevoelige activiteiten

De verwijzing naar de bevoegdheidsgebieden van de paritaire comités 118 en 119 is geschrapt.
De maatregel is van toepassing op slachthuizen, uitsnijderijen of bedrijven voor vleesbereidingen en/of bereidingen van vleesproducten (die een erkenning moeten verkrijgen van het FAVV) en waarbij de contractuele relaties bij de RSZ moeten worden aangegeven op basis van artikel 30ter §7 RSZ-wet.

Het toepassingsgebied van de aanwezigheidsregistratie wordt (volgens het amendement dat de wettekst heeft ingevoerd) echter beperkt tot de activiteiten waarbij zich frauduleuze situaties voordoen. Het gaat om de activiteiten waarvoor de verschillende mechanismen van de hoofdelijke aansprakelijkheid van toepassing zijn, namelijk:

  1. Wat de uitsnijderijen betreft :

    1. Ontvangst grondstoffen, hulpgrondstoffen en verpakkingsmateriaal;
    2. Primaire opslag;
    3. Productie;
    4. Finale opslag;
    5. Verpakken en etiketteren van het eindproduct;
    6. Opslag (gekoeld)en distributie (logistiek).
  2. Wat de vleesbereidingen en vleesproducten betreft :

    1. Ontvangst grondstoffen, hulpgrondstoffen en verpakkingsmateriaal;
    2. Primaire opslag;
    3. Grondstofvoorbereiding;
    4. Productie van (verse) vleesbereidingen;
    5. Productie van vleesproducten;
    6. Finale opslag;
    7. Verpakken en etiketteren van het eindproduct;
    8. Opslag(gekoeld) en distributie(logistiek).
  3. Wat het slachten van hoefdieren, gevogelte en konijnen betreft :

    1. Ontvangst levende dieren, slachtingsaangifte, lossen en ante mortem-keuring;
    2. Primaire opslag, wassen en ontsmetting van veewagens en kisten;
    3. slachtproces (onreine deel);
    4. Afwerking van het slachtproces (reine deel);
    5. Enkel bij gevogelte of konijnen, verpakken en etiketteren van het eindproduct;
    6. Opslag (gekoeld) en distributie (logistiek).

Begrip opdrachtgever

Het begrip opdrachtgever werd gespecifieerd door opname van een verwijzing naar artikel 30 ter §1, 2° van de RSZ-wet. Het gaat om de opdrachtgever en de gelijkgestelde aannemer die instaan voor het beheer van de arbeidsplaats. De gelijkgestelde aannemer neemt alle rechten en plichten over van de opdrachtgever.

Niet enkel werknemers moeten geregistreerd worden

De registratie heeft niet enkel betrekking op de werknemers (en daarmee gelijkgestelden), maar ook op de zelfstandigen en de gedetacheerde werknemers en zelfstandigen.
Hierbij moet wel vermeld worden dat het toepassingsgebied zich beperkt tot zij die de beoogde activiteiten uitoefenen. De aanwezigheidsregistratie geldt dus niet voor een toevallige bezoeker, een verkoper of een administratieve medewerker die om bepaalde redenen aanwezig is op de werkplaats.

Hoe gebeurt de registratie?

De registratie gebeurt via een elektronisch aanwezigheidssysteem of door een andere automatische registratiewijze met gelijkaardige waarborgen als het elektronische systeem.

Het registratiesysteem omvat een gegevensbank van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (checkinatwork), een registratieapparaat en een registratiemiddel dat gebruikt moet worden bij de registratie van de identiteit.

Het koninklijk besluit bepaalt:

  1. de eigenschappen van het systeem, de gegevens die niet moeten geregistreerd worden indien ze reeds op elektronische wijze elders beschikbaar zijn voor de overheid (en gebruikt kunnen worden in het kader van deze wet) en de verschillende registratiemiddelen en hun technische specificaties die toegelaten zijn om zich te registreren;

De gegevensbank moet de veiligheidsstandaarden naleven en de veiligheid van de opgeslagen informatie verzekeren.

Het registratieapparaat maakt het mogelijk de gegevens online door te sturen via informaticatechnieken of mobiele telefonietechnieken. Wanneer het registratieapparaat gebruik maakt van mobiele telefonietechnieken mogen het registratieapparaat en het registratiemiddel één geheel vormen.  Het registratieapparaat moet de niet-falsificatie van de gegevens en de veiligheid van de ingezamelde gegevens garanderen.

Het op de arbeidsplaats gebruikte registratiemiddel maakt de identificatie van de houder ervan (en eventueel van de arbeidsplaats) mogelijk. Het op de arbeidsplaats gebruikte registratieapparaat moet compatibel zijn met:

  • een door de Belgische overheid uitgereikte elektronische identiteitskaart;
  • een door de Belgische overheid uitgereikte elektronische verblijfkaart;
  • een ontvangstbewijs L1;
  • een ander document met QR-code wanneer het uitgegeven is door een openbare instelling van de SZ of een federale overheidsdienst en bijkomend door de Rijksdienst aanvaard werd met het oog op de aanwezigheidsregistratie.

Het mag bijkomend ook de registratie mogelijk maken via een ander middel vastgesteld door de kruispuntbank van de sociale zekerheid.

  1. de nadere regels betreffende het bijhouden van het systeem en de regels voor het doorsturen van de gegevens, inzonderheid het precieze tijdstip van doorsturen;

Er is zowel een onmiddellijke registratie als anticipatieve registratie mogelijk.

De registratiegegevens moeten verzonden zijn (met ontvangst van een positief ontvangstbewijs) op het ogenblik dat de betrokkene de arbeidsplaats betreedt. Deze verplichting geldt uiteraard dagelijks.

Bij ontvangst en registratie van de gegevens in de gegevensbank vindt een automatische controle plaats van zowel vorm als samenhang.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid staat garant voor de bewaring van de gegevens gedurende zeven jaar.

  1. de inlichtingen betreffende de gegevens die moeten worden opgenomen in het systeem;

Volgende gegevens zullen meegedeeld moeten worden bij de registratie van de aanwezigheden:

het nummer van het Rijksregister (of nummer van het ontvangstbewijs L1 indien het gaat om gedetacheerde werknemers/zelfstandigen die onderworpen zijn aan artikel 139 van de programmawet van 27 december 2006);

  • het ondernemingsnummer van de onderneming;
  • het identificatienummer van de melding van werken;
  • het tijdstip van de registratie. Dit tijdstip komt overeen met de tijdsdrempel die door de RSZ wordt geplaatst bij ontvangst van een formeel geldige aanwezigheidsregistratie. Bij een anticipatieve registratie dienen de dag(en) van effectieve aanwezigheid te worden meegedeeld.

Op deze manier worden verzameld: de identificatiegegevens (naam, voornamen, nationaliteit en geboortedatum) van natuurlijke personen, de hoedanigheid waarin prestaties geleverd worden (werknemer, zelfstandige, vertegenwoordiger van de opdrachtgever of gelijkgestelde), het adres van de arbeidsplaats, de identificatiegegevens van de natuurlijke of rechtspersoon in wiens opdracht een werk wordt uitgevoerd en het tijdstip van de registratie.

Het koninklijk besluit specifieert eveneens de gelijkwaardige minimumwaarborgen waaraan de andere registratiewijze moet voldoen. Met dat andere systeem kunnen registraties vanop afstand en vooraf gedaan worden via de interface die de RSZ ter beschikking stelt. De anticipatieve registratie is mogelijk voor een periode van maximum 31 kalenderdagen. Ook hierbij moet een positief ontvangstbewijs verkregen worden. Een annulatie van deze registratie is mogelijk tot het einde van de dag waarop ze betrekking heeft.

Wie is verantwoordelijk?

Het is de opdrachtgever die het registratieapparaat ter beschikking moet stellen van iedere aannemer waarop hij een beroep doet. De aannemer moet het door de opdrachtgever ter beschikking gestelde apparaat gebruiken en op zijn beurt ter beschikking stellen van iedere onderaannemer waarop hij zelf een beroep doet. Voor iedere onderaannemer geldt opnieuw diezelfde dubbele verplichting.

Elke aannemer of onderaannemer die een beroep doet op een onderaannemer moet maatregelen nemen opdat zijn medecontractant alle gegevens daadwerkelijk en correct registreert en doorstuurt naar de gegevensbank.

Het koninklijk besluit specifieert deze maatregelen als:

  • het contractueel wijzen op hun verplichtingen inzake correcte registratie van de gegevens;
  • het contractueel wijzen op hun verplichting om deze gegevens naar de gegevensbank door te sturen (door verwijzing naar artikel 16 §§1, 3° en 4° en 3 van de wet van 8 december 1992);
  • zichzelf te verbinden alle gegevens correct te registreren en door te sturen naar de gegevensbank van de RSZ.

Ook de tewerkgestelde zelf draagt de verantwoordelijkheid om zich te registreren en kan hiervoor gesanctioneerd worden indien hij die verplichting niet nakomt.

Wie kan de gegevens consulteren?

Er wordt door de RSZ een beveiligde elektronische applicatie ter beschikking gesteld op de portaalsite van de sociale zekerheid, zodat volgende personen de mogelijkheid hebben om de sociale persoonsgegevens van de werknemers te bekijken, namelijk:

  • elke tewerkgestelde voor zijn eigen prestaties;
  • de opdrachtgever voor zijn werknemers;
  • de aannemer voor zijn eigen werknemers en de onderaannemers die optreden op de arbeidsplaats waar hij zelf tewerkgesteld is;
  • elke onderaannemer voor zijn eigen werknemers en zijn onderaannemers die optreden op de arbeidsplaats waar hij zelf tewerkgesteld is.

Het gebruik van deze applicatie veronderstelt de naleving van het gebruikersreglement voor de toegang tot en het gebruik van het informaticasysteem door ondernemingen, burgers en hun lasthebbers.

Toezicht en sancties?

De sociale inspecteurs van de volgende diensten zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichte aanwezigheidsregistratie:

  • de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
  • de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
  • de algemene directie Sociale Inspectie van de federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
  • de Rijksdienst voor sociale zekerheid;
  • de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;
  • het Fonds voor Arbeidsongevallen;
  • het Fonds voor de Beroepsziekten;
  • het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;
  • het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  • de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie;
  • de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers;
  • de Rijksdienst voor Pensioenen;
  • de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten

De tewerkgestelde die zich aanbiedt op een werkplaats en zijn aanwezigheid niet onmiddellijk en dagelijks registreert kan worden bestraft met een administratieve geldboete van 60 tot 600 EUR (sanctie niveau 1).

De opdrachtgever, aannemer, onderaannemer of werkgever die deze regels niet naleven kunnen worden beboet met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 EUR of met een strafrechtelijke boete van 600 tot 6.000 EUR (sanctie niveau 3). Deze geldboeten worden vermenigvuldigd met het aantal personen dat betrokken is bij de inbreuk.

Bronnen

  • Programmawet van 10 augustus 2015, BS 18 augustus 2015.
  • Wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, BS 26 november 2015.
  • Koninklijk Besluit van 9 december 2015 tot uitvoering van artikel 7 van de programmawet van 10 augustus 2015 en tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 juli 2011 tot uitvoering van de artikelen 16, 13°, 17, 20, 63, 70, 88 van het Sociaal Strafwetboek en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht, BS 16 december 2015.
  • Koninklijk Besluit van 9 december 2015 houdende nadere regels inzake de elektronische aanwezigheidsregistratie voor werknemers tewerkgesteld op bepaalde plaatsen in de vleessector, BS 16 december 2015.

 

Voor meer informatie, zie het hoofdstuk 60 van de sectorale documentatie.