Van verenigingswerk in 2021 naar een tewerkstelling conform artikel 17 KB RSZ in 2022

article image Van 

De regeling voor verenigingswerk, zoals die in 2021 bestond, zal niet verder gezet worden in 2022. Vanaf 1 januari 2022 wordt deze regeling vervangen door het stelsel van artikel 17 van het koninklijk Besluit van 28 november 1969. Dit systeem werd uitgebreid om het mogelijk te maken werknemers aan te werven om activiteiten uit te voeren die vroeger onder het verenigingswerk vielen.

Het stelsel van artikel 17 van het koninklijk Besluit van 28 november 1969 laat toe dat bepaalde werkgevers werknemers voor bepaalde activiteiten kunnen tewerkstellen zonder dat op het loon voor deze activiteiten sociale zekerheidsbijdragen moeten betaald worden. Dit stelsel wordt nu uitgebreid tot de activiteiten die voorheen werden uitgevoerd in het stelsel van verenigingswerk.

Het RSZ-regime verscheen in het BS van 30 december 2021. De andere toepasselijke regels zijn nog niet verschenen. Wij delen u hierna deze nieuwe regels mee op basis van de info waarover wij nu beschikken en onder voorbehoud van publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

1. Activiteiten die mogelijk zijn in het kader van artikel 17 van het koninklijk Besluit van 28 november 1969

De werkgevers en activiteiten die vanaf 1 januari 2022 onder het stelsel van artikel 17 vallen, zijn de volgende:

  • Het Rijk, de Gemeenschappen, de Gewesten, de bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangesloten provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, en de personen die zij tewerkstellen in een betrekking die arbeidsprestaties meebrengt, verricht:

    • als verantwoordelijk leider, beheerder, huismeester, monitor of adjunct-monitor in de cyclussen voor vakantiesport tijdens de schoolvakanties, de vrije dagen of de gedeelten in het onderwijs,
    • als animator van socio-culturele en sportactiviteiten tijdens de vrije dagen of daggedeelten in het onderwijs.
    • bij wijze van inleiding, aanschouwelijke voordracht of lezing, die plaats hebben na 16 u 30 of tijdens de vrije dagen of daggedeelten in het onderwijs.
  • De VRT, de R.T.B.F. en de B.R.F. alsmede de personen die, in hun organiek personeelskader opgenomen, daarenboven in hoedanigheid van artiest tewerkgesteld worden;
  • Het Rijk, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provinciale en plaatselijke besturen, evenals de werkgevers georganiseerd als vereniging zonder winstoogmerk of vennootschap met een sociaal oogmerk waarvan de statuten bepalen dat de vennoten geen vermogensvoordeel nastreven, die vakantiekolonies, speelpleinen en sportkampen inrichten en de personen die zij als beheerder, huismeester, monitor of bewaker, alléén tijdens de schoolvakanties tewerkstellen;
  • De door de bevoegde overheden erkende organisaties of organisaties die aangesloten zijn bij een erkende koepelorganisatie en die tot taak hebben socio-culturele vorming en/of sportinitiatie en/of sportactiviteiten te verstrekken, en de personen die buiten hun werk- of schooluren of tijdens de schoolvakanties door deze organisaties worden tewerkgesteld als animator, leider, monitor, coördinator, sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, terreinverzorgers-materiaalmeesters, lesgevers, coaches en procesbegeleiders ;
  • De organisaties van de door de bevoegde overheden erkende amateurkunsten- sector of organisaties die aangesloten zijn bij een erkende koepelorganisatie, die personen tewerkstellen als artistieke of (kunst)technische begeleiders en lesgevers, coaches en procesbegeleiders en waarvan de prestaties geen artistieke prestaties zijn die al worden gedekt of in aanmerking komen voor de forfaitaire onkostenvergoeding;
  • De inrichtende machten van scholen, gesubsidieerd door een Gemeenschap, en de personen die zij tewerkstellen als animator van socio-culturele en sportactiviteiten tijdens de vrije dagen of daggedeelten in het onderwijs;
  • De inrichters van sportmanifestaties en de personen die zij uitsluitend op de dag van deze manifestaties tewerkstellen, uitgezonderd betaalde sportbeoefenaars;
  • De organisatoren van socioculturele manifestaties en de personen die ze tewerkstellen voor maximaal 32 uren, te spreiden volgens de behoeften op de dag van het evenement en 3 dagen voor of na het evenement, met uitsluiting van artistieke prestaties die al worden gedekt of in aanmerking komen voor de forfaitaire onkostenvergoeding.

Zowel de sport- als de socio-culture sector zullen vanaf 2022 geen activiteiten meer kunnen laten uitvoeren onder het verenigingswerk maar wel onder het artikel 17 van het koninklijk Besluit van 28 november 1969.

Prestaties onder het artikel 17 van het koninklijk Besluit van 28 november 1969 zijn niet mogelijk indien gedurende de periode van een jaar voorafgaand aan het begin van de prestaties :

  • de werkgever en de betrokken werknemer door een arbeidsovereenkomst, een statutaire aanstelling of een aannemingsovereenkomst waren verbonden tenzij het een studentenovereenkomst was of de arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen als gevolg van een pensionering;

  • de werknemer prestaties als uitzendkracht heeft geleverd voor de werkgever.

Dit verbod geldt niet voor de volgende prestaties:

  • artistieke of kunsttechnische begeleiding in de amateurkunstensector, de artistieke en de cultuur-educatieve sector alsmede het verstrekken van opleidingen, lezingen, presentaties en voorstellingen over culturele, artistieke en maatschappelijke thema's in de socioculturele, cultuur, kunsteducatieve en kunstensector en deze activiteiten werden geleverd via een aannemingsovereenkomst gesloten tussen 1 januari en 31 december 2021. Deze uitzondering is van toepassing tot en met 31 december 2022;

  • Prestaties voor de De VRT, de R.T.B.F. en de B.R.F. geleverd door de personen die, in hun organiek personeelskader opgenomen, daarenboven in hoedanigheid van artiest tewerkgesteld worden.

  • Prestaties onder artikel 17 zelf

2. Arbeidsovereenkomst

Om onder de regeling van artikel 17 te kunnen werken, moet wel een arbeidsovereenkomst worden afgesloten, dat betekent dat de arbeidswetgeving moet worden gerespecteerd : schriftelijke arbeidsovereenkomst ingeval van deeltijdse arbeid en/of bepaalde duur, respect van het minimumloon en andere sectorale afspraken, arbeidsduur, zondagsarbeid, nachtarbeid, …

De werknemer zal ook moeten verloond worden volgens de geldende sectorale afspraken:

  • Erkende en gesubsidieerde sportfederaties : zie in onze sectorale documentatie onder 329.01.00-01.08 en 329 voor de na te leven minumumlonen en de evolutie ervan en 329.01.00-01.03 voor de te betalen eindejaarspremie;
  • Erkende en gesubsidieerde sportclubs : zie in onze sectorale documentatie onder 300 (namelijk het GMMI) en 329 voor de na te leven minumumlonen en de evolutie ervan en 329.01.00-01.03 voor de te betalen eindejaarspremie.

Volgende afwijkende arbeidsrechtelijke regels zullen evenwel van toepassing zijn op een tewerkstelling in het kader van artikel 17:

  • geen betaling van gewaarborgd loon ingeval van een arbeidsongeschiktheid ingevolge een ziekte of ongeval van gemeen recht, tenzij een collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend verklaard wordt door een koninklijk, het alsnog voorziet;
  • geen toepassing van collectieve arbeidsovereenkomsten inzake het recht op opleiding;
  • Geen betaling van loontoeslagen voorzien voor avond-, nacht- en zondagsarbeid die zouden voorzien zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst;
  • geen recht op opleiding in het kader van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk inzake de opleidingsrekening en de regeling inzake het recht op opleiding indien er, qua opleidingsregeling in de betrokken sector, geen collectieve arbeidsovereenkomsten werden afgesloten;
  • Er moeten geen sociale documenten bijgehouden worden;
  • mogelijkheid om via de individuele arbeidsovereenkomst afwijkende opzeggingstermijnen overeen te komen tenzij een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst ervan afwijkt :
    • 14 dagen indien de overeenkomst is gesloten voor een duur van minder dan zes maanden;
    • een maand indien de overeenkomst is gesloten voor een duur van minstens zes maanden.

Opgelet ! Deze info is onder voorbehoud van een wettelijke bevestiging. In afwachting ervan moeten alle arbeidsrechtelijke regels nageleefd worden.

3. Sociale zekerheidsbijdragen

De prestaties in het kader van artikel 17 zijn vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen op voorwaarde dat deze prestaties bij een of meerdere werkgevers beperkt blijven :

  • activiteiten in de sportsector : 450 uren/jaar met een plafond van 150 uren per kwartaal behalve voor het 3de kwartaal, dan is het plafond 285 uren.
  • Alle andere activiteiten vermeld in artikel 17 :300 uren/jaar met een plafond van 100 uren per kwartaal behalve voor het 3de kwartaal, dan is het plafond van 190 uren

Het is mogelijk om activiteiten die onder elk van de twee contingenten vallen te combineren. In dat geval is het plafond voor alle activiteiten samen beperkt tot 450 uren/jaar.

Het plafond is beperkt tot 190 uren/jaar voor studenten. Concreet betekent dit dat een student die werkt in het kader van artikel 17 en die in hetzelfde kalenderjaar als student werkt, maximaal 190 uren in het kader van artikel 17 (ongeacht de 'activiteit') kan cumuleren met  475 uren als student waarbij de kwartaalplafonds nog steeds van toepassing zijn. Indien hij het quotum van 190 uren overschrijdt, worden de uren afgetrokken van zijn studentenquotum (475 uren).

  • Activiteiten voor de VRT, de RTBF of de BRF : 25 dagen per jaar

Belangrijk ! Ingeval van overschrijding van de voornoemde quota, zijn sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd voor alle gewerkte arbeidsuren bij de werkgever bij wie de overschrijding zich voordoet en dit voor alle vergoedingen die dezelfde werkgever gedurende het kalenderjaar aan de werknemer heeft betaald.

4. Belastingen

De beloningen voor verenigingsactiviteiten die vrijgesteld zijn van socialezekerheidsbijdragen zullen in beginsel als divers inkomen aangemerkt worden en op het einde van het jaar met 20% belast worden na een forfaitaire kostenaftrek van 50%, dus finaal 10%. Dit stemt overeen met het fiscaal stelsel van het huidig stelsel van verenigingswerk. Er moet dus geen bedrijfsvoorheffing ingehouden worden noch een fiscale fiche opgemaakt worden. Bij overschrijding van de toegestane uurquota of van een jaarbedrag van 6.390 € (bedrag van toepassing in 2022) worden de inkomsten wel als beroepsinkomsten aangemerkt en bijgevolg op die wijze behandeld op het vlak van definitieve inkomenstenbelastingen en bedrijfsvoorheffing. Opgelet ! Deze info is onder voorbehoud van een wettelijke bevestiging. In afwachting ervan moeten de bezoldigingen uitbetaald voor dergelijke prestaties beschouwd worden als belastbare beroepsinkomsten onderworpen aan bedrijfsvoorheffing.

5. Aangifte van de prestaties in het kader van artikel 17 via Dimona

Aangezien de prestaties zijn vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen, hoeft er geen DmfA te worden verricht.

De prestaties moeten worden aangegeven via een Dimona. De aanpassingen aan deze aangifte die nodig zijn om deze aangifte in uren te kunnen doen, worden op dit moment door de RSZ-diensten ontwikkeld. Deze aangiften zullen maar mogelijk zijn begin april 2022. Voor de prestaties die voordien (vanaf 1 januari 2022) geleverd werden zullen dus met terugwerkende kracht Dimona-aangiften moeten gebeuren. Wij houden u ervan op de hoogte.

De werkgevers die geen ander personeel tewerkstellen, en die dus tot nu toe nog geen Dimona aangiften hebben gedaan, zullen zich op dat ogenblik moeten identificeren bij de RSZ-diensten via een WIDE om deze aangiften te kunnen doen.

Deze nieuwe regels gelden ook voor personen die reeds vóór 1 januari 2022 genoten van het systeem van artikel 17.

Bron : Koninklijk besluit van 23 december 2021 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (BS van 30 december 2021)