Werkkledij: aanpassing voorwaarden waaronder werknemers ze zelf kunnen voorzien

Van 

Vanaf 1 augustus 2023 worden de voorwaarden waaronder werknemers tegen betaling van een premie en mits sluiting van een CAO zelf werkkledij mogen aanschaffen, leveren en/of onderhouden, bijgesteld.


In principe komt het de werkgever toe om zijn werknemers werkkledij ter beschikking te stellen en ervoor te zorgen dat deze proper en in goede staat blijft. Zo is de werkgever verplicht om werkkleding gratis ter beschikking te stellen als de aard van de te verrichten werkzaamheden de werknemer blootstelt aan vuiligheid.

1. Wat wordt bedoeld met "werkkledij"?

De definitie van 'werkkledij' werd dankzij de nieuwe maatregel gemoderniseerd.

Werkkledij is bedoeld om te voorkomen dat werknemers vuil worden door de aard van de uitgeoefende werken.

Voorbeelden van werkkleding zijn: overalls en een set bestaande uit een broek, een T-shirt en een jas.

De nieuwe maatregel geeft een gedetailleerdere beschrijving van de definitie van werkkledij en voorziet voortaan het volgende:

"elk kledingstuk dat bedoeld is om te voorkomen dat de werknemer vuil wordt als gevolg van de aard van zijn werkzaamheden, maar dat niet als PBM wordt beschouwd omdat het niet bedoeld is om de werknemer te beschermen tegen risico's die zijn veiligheid of gezondheid op het werk kunnen bedreigen. Het gaat met name over een overall, een set bestaande uit een broek, een T-shirt en een jas, een stofhoes, een schort.”

2. Onderscheid met verwante begrippen

2.1. Persoonlijke beschermingsmiddelen ("PBM")

PBM's worden gebruikt om werknemers te beschermen tegen risico's die hun veiligheid of gezondheid op het werk kunnen bedreigen. In tegenstelling tot werkkledij, waarbij uitzonderingen mogelijk zijn, moet de werkgever PBM's altijd ter beschikking stellen en onderhouden, en kan hij hiervan niet afwijken door een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten die de werknemer hiervoor aanwijst.

Voorbeeld van PBM: een helm voor een bouwvakker.

2.1. 'Gemengde' werkkledij

"Gemengde" kledij kan verwijzen naar:

  • kleding die zowel persoonlijke bescherming tegen risico's (PBM) biedt als vuil voorkomt. Deze kleding wordt beschouwd als PBM waarop de PBM-regels van toepassing zijn. Daarom moet de werkgever ze altijd ter beschikking stellen en onderhouden, zonder mogelijkheid tot afwijking, aangezien de regels voor werkkledij niet van toepassing zijn.
  • Een uniform of gestandaardiseerd kledingstuk dat werknemers moeten dragen in het kader van de uitoefening van een publieke functie of van gebruiken die verband houden met het beroep.
  • Uniformen en werkkledij worden slechts beschouwd als werkkledij en zijn dus onderworpen aan de relevante regels indien ze voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
  • dit uniform is goedgekeurd door het  bevoegde paritair comité;
  • dit uniform wordt voorgeschreven door een koninklijk besluit of een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst (hierna "CAO" genoemd);
  • dit uniform of gestandaardiseerd kledingstuk is ook bedoeld om te voorkomen dat de werknemer vuil wordt.
  • Bijvoorbeeld: de horeca.
  • Omdat het om werkkledij gaat, is de werkgever in principe verplicht om de werkkledij zelf te voorzien en te onderhouden, maar hij kan hiervan afwijken door een CAO af te sluiten (zie 3.1 en 3.2).

3. Verplichtingen van de werkgever

3.1. Voor de invoering van de nieuwe maatregel

Wat betreft de werkkledij die geen PBM is, komt het in het algemeen toe aan de werkgever, die eigenaar blijft van de werkkledij, om:

  • werkkledij die nodig is voor het uitvoeren van de taken die specifiek zijn voor het uitgevoerde werk.
  • het schoonmaken, repareren en onderhouden van de werkkledij.

Echter: een CAO die algemeen verbindend verklaard werd bij Koninklijk besluit, kan worden afgesloten om de verantwoordelijkheid voor de aankoop, het onderhoud en de reiniging van de werkkleding aan de werknemer toe te wijzen.

Deze mogelijkheid vereist:

  • een dergelijke CAO wordt afgesloten op sectorniveau ;
  • er vooraf een risicoanalyse is uitgevoerd waaruit blijkt dat het kledingstuk geen risico vormt voor de gezondheid van de werknemer of zijn omgeving. Deze risicoanalyse omvat de identificatie van potentiële gevaren door de werkgever. Bij het uitvoeren van deze analyse wint de werkgever het advies in van de preventie-adviseur arbeidsgeneesheer en de preventie-adviseur arbeidsveiligheid.

3.2. Impact van de nieuwe maatregel

Het principe hierboven toegelicht m.b.t. de verplichting van de werkgever blijft ongewijzigd.

Totdat de nieuwe maatregel werd aangenomen, leverde deze bepaling echter een probleem op omdat de risicoanalyse niet op sectorniveau, maar wel enkel op het niveau van de onderneming zelf kon worden uitgevoerd. Deze vereiste was moeilijk te verenigen met de verplichting dat een CAO op sectorniveau moet worden afgesloten.

Daarom maakt de nieuwe maatregel het mogelijk om een CAO op ondernemingsniveau af te sluiten en niet langer alleen op sectorniveau (dit laatste is echter wel nog steeds mogelijk).

4. Uitzonderingen op principe dat werkgever moet voorzien 

4.1 Aanschaf en vervanging door de werknemer

De werkgever is verantwoordelijk voor het ter beschikking stellen van werkkledij voor zijn werknemers, die hij kiest in overleg met het comité en de bevoegde preventieadviseur.

Bij wijze van uitzondering op dit principe, kunnen werknemers zelf instaan voor de aankoop en de vernieuwing van hun eigen werkkledij en kunnen ze ook beslissen over de frequentie.

Deze afwijking van het algemene principe moet worden voorzien in een ondernemings- of sectorale CAO, waarin het volgende kan worden vastgelegd:

  • het soort werkkledij
  • de frequentie van vernieuwing;
  • een premie of vergoeding voor de aanschaf of vervanging van dergelijke kleding.

4.2 Reiniging, onderhoud en herstelling door de werknemer

Evenals de aanschaf en de vernieuwing hierboven beschreven, kan het zorgen voor de reiniging, het onderhoud en de herstelling van de werkkledij worden toevertrouwd aan de werknemer door middel van een sectorale of ondernemings-CAO.

Opdat zo’n CAO de werknemer zou kunnen aanwijzen om deze taak te vervullen, moeten volgende voorwaarden vervuld zijn:

  • De werknemer moet een vergoeding of premie ontvangen.
  • Er moet een risicoanalyse worden uitgevoerd, zoals beschreven in punt 3.1.
  • Het advies van de preventieadviseur (PA) en het comité moet vooraf worden ingewonnen. De werknemer moet een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen bij het CPBW, waarin hij specifiek uitlegt waarom hij om dit advies vraagt.
  • De werknemers moeten de nodige instructies hebben ontvangen om hun werkkledij op de juiste manier te reinigen, te herstellen en te onderhouden.

Als aan al deze voorwaarden is voldaan, kan de CAO ook bepalen dat de werknemer zijn werkkleding na een werkdag mee naar huis mag nemen.

Het is belangrijk op te merken dat deze mogelijkheid om af te wijken van de regel waarin de werkgever verantwoordelijk is, moet worden opgenomen in een CAO die voortaan kan worden afgesloten op ondernemings- of op sectorniveau.

Voor meer informatie over de te volgen stappen, kan de werkgever contact opnemen met de IDPBW en/of de EDPBW.

5. Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Deze maatregel treedt in werking op 1 augustus 2023.

Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op sectorniveau die bovendien algemeen verbindend verklaard geweest zijn vóór die datum, kunnen blijvend worden toegepast voor zover ze conform de voorwaarden zijn die hierboven toegelicht werden (punt 3. en 4.).

 

Bron: Koninklijk besluit van 11 juni 2023 tot wijziging van de codex welzijn op het werk, wat de gebruiksvoorwaarden van de werkkledij betreft, B.S. 5 juli 2023.