Te ziek voor outplacementbegeleiding: geen aftrek van 4 weken loon

Van 
88944

Wie medisch ongeschikt wordt verklaard om een outplacement te volgen, heeft geen recht meer op de begeleiding. De werkgever mag hierdoor de verbrekingsvergoeding niet met 4 weken verminderen.

De Wet op het eenheidsstatuut voert een algemeen recht op outplacement in voor werknemers die worden ontslagen en die recht hebben op een opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding van minstens 30 weken. De kost van dit outplacement wordt gedragen door de werkgever.

Bij een verbreking mag de werkgever, ter compensatie van deze kost, 4 weken loon in mindering brengen van de verbrekingsvergoeding. Het maakt niet uit of de werknemer dit recht ook effectief uitoefent of niet.

Personen die langdurig ziek zijn op het ogenblik van het ontslag verliezen door hun ziekte niet het recht op outplacement. Het outplacement kan op een later tijdstip uitgeoefend worden. Ook in deze situatie kan de werkgever de verbrekingsvergoeding verminderen met 4 weken loon.

Het kan echter gebeuren dat op het ogenblik van het ontslag reeds vaststaat dat de werknemer omwille van zijn medische toestand (v.b. terminaal ziek) het outplacement niet meer zal kunnen uitoefenen. In dat geval heeft de werknemer geen recht meer op outplacement en mag de werkgever de verbrekingsvergoeding niet met 4 weken loon verminderen.

De werknemer levert het bewijs van de medische reden via een geneeskundig getuigschrift binnen de 7 kalenderdagen vanaf de dag waarop hij kennis neemt van zijn ontslag. De werkgever kan binnen diezelfde termijn wel het initiatief nemen en een tweede “controlerende” arts aanstellen.

De nieuwe bepaling treedt in werking op 15 februari 2018.

(Wet houdende diverse bepalingen inzake werk, art. 52, BS 05/02/2018)