Outplacement ook in geval van einde arbeidsovereenkomst ingevolge medische overmacht

Van 
94141

Voortaan zal de werkgever niet enkel in bepaalde gevallen van ontslag, maar ook in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst op grond van medische overmacht, outplacement moeten aanbieden aan de werknemer.

De werkgever is verplicht om outplacement aan te bieden aan de werknemer aan wiens arbeidsovereenkomst na 28 april 2019 een einde komt doordat de werkgever zich beroept op medische overmacht (zie ook ons artikel omtrent de verplichte voorafgaande re-integratieprocedure). Wanneer het fonds voor bestaanszekerheid van de betrokken sector zelf in een gelijkwaardige begeleiding voorziet, is de werkgever echter vrijgesteld van deze verplichting.

Opgelet: het recht op outplacement in dit nieuwe, ‘derde stelsel’ (naast de ‘algemene regeling’ en de ‘bijzondere regeling’) geldt niet wanneer het de werknemer is, die zich beroept op de medische overmacht om eenzijdig een einde te stellen aan de arbeidsarbeidsovereenkomst. Het geldt evenmin in geval van gezamenlijke vaststelling van het einde van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht (akkoord tussen werknemer en werkgever daaromtrent).

De werkgever moet het outplacementaanbod formuleren binnen de vijftien dagen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dit moet schriftelijk gebeuren. Vervolgens is het aan de werknemer om, binnen de 4 weken na het aanbod, schriftelijk aan de werkgever te laten weten dat hij het aanbod aanvaardt. Het geschrift waarbij de werknemer te kennen geeft dat hij het aanbod aanneemt, mag enkel betrekking hebben op het outplacement als zodanig. Het recht op outplacement vervalt zo de werknemer niet binnen de termijn van 4 weken reageert, en uiteraard zal er ook geen outplacement plaatsvinden indien de werknemer het aanbod weigert.

Het outplacementaanbod moet een waarde hebben van 1 800 euro en moet voorzien in een begeleiding van ten minste 30 uur, die binnen de drie maanden moet worden opgenomen. Het outplacement dient op maat te zijn van werknemers met een gezondheidsproblematiek, en moet daarnaast ook voldoen aan alle kwaliteitsvereisten zoals deze gelden voor het outplacement ‘algemene regeling’.

De outplacementbegeleiding wordt niet aangevat, of wordt in elk geval onderbroken, wanneer de werknemer de werkgever verwittigt dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft, of een beroepsbezigheid als zelfstandige, en dat hij de begeleiding niet wenst aan te vatten of voort te zetten. Verliest de werknemer binnen de drie maanden de nieuwe betrekking waarvan hij de werkgever had verwittigd, dan wordt de outplacementbegeleiding op zijn verzoek aangevat of hervat voor de nog overblijvende uren. De outplacementbegeleiding neemt in elk geval een einde na verloop van zes maanden te rekenen vanaf de start van de begeleiding.

Bron : Wet van 7 april 2019 betreffende de sociale bepalingen van de jobsdeal, BS 19 april 2019.