Ontslag tijdens ziekte: dat mag volgens de rechter

Van 
80760

Bij vonnis van 6 juli 2016 beslist de arbeidsrechtbank over de kennelijke onredelijkheid van een ontslag. De werknemer moet aantonen dat zijn ontslag gebaseerd is op redenen die geen verband houden met de noodwendigheden van de onderneming en dat een normale en redelijke werkgever hiertoe nooit zou beslissen.

De feiten

Een werknemer is in dienst van de onderneming sinds 2011 in de functie van interne chauffeur. Hij rijdt met vrachtwagenopleggers naar de eindcontrole en heeft hiervoor een specifiek rijbewijs.

Tijdens zijn periode van tewerkstelling is de Bradfordindex (een maatstaf om de afwezigheidsdagen van het personeel te meten) van de werknemer ingevolge diverse periodes van arbeidsongeschiktheid steeds vrij hoog. De werknemer is meer dan het gemiddelde afwezig.

Vanaf juni 2014 is de werknemer arbeidsongeschikt. De periodes van arbeidsongeschiktheid worden telkens met een medisch attest verlengd.

In juli 2014 beëindigt de werkgever de arbeidsovereenkomst van de werknemer met de betaling van een opzeggingsvergoeding.

De motivering voor het ontslag luidt als volgt: “de onverwachte afwezigheden verstoren de arbeidsorganisatie en de productie. Telkenmale dienen schikkingen te worden getroffen om dit op te vangen. Deze tussenkomsten vergen productietijd en energie van andere werknemers alsook aanpassingen binnen het bedrijf dewelke nodeloos tijd, energie en geld kosten”.

De beslissing van de rechtbank

De werknemer slaagt niet in zijn bewijsvoering.

De rechtbank kan erin komen dat het niet evident is om telkenmale de afwezigheid van de werknemer te vervangen door een andere werknemer die eveneens in het bezit moet zijn van een specifiek rijbewijs en wiens wegvallen op zijn beurt weer op één of andere manier moet opgevangen worden. Temeer daar de werkgever niet wist of de arbeidsongeschiktheid van de werknemer nadien al dan niet en zo ja voor hoelang zou worden verlengd. Dat dit alles een degelijke planning van de werkorganisatie binnen het bedrijf bemoeilijkte, spreekt voor zich. Aangezien de afwezigheden van de werknemer telkens voor korte tijd verlengd werden, kon de werkgever ook niet op zoek gaan naar een structurele, blijvende oplossing.

De rechtbank oordeelt dat de aangevoerde reden voor het ontslag reëel blijkt en verband houdt met de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming. De werkgever heeft zijn recht om tot ontslag over te gaan niet kennelijk onredelijk gebruikt. Een normaal en redelijk werkgever kon in die situatie voor die beslissing opteren.

Het ontslag van de werknemer is dus niet kennelijk onredelijk. Het komt de rechtbank niet toe zich uit te spreken over de opportuniteit van deze beslissing.  

Bron: Arbrb. Antwerpen (afd. Tongeren), 6 juli 2016