Laadstations en mobiliteitsbudget: fiscale wijzigingen

article image Van 

Een wet voorziet in de aanpassing van de termijnen voor de verhoogde kostenaftrek voor de ondernemingen die in laadstations investeren. Deze wet wil ook de cumul van het mobiliteitsbudget met bepaalde woon-werkverkeervergoedingen mogelijk maken.

Een wet van 5 juli 2022 wijzigt bepaalde fiscale voorschriften voor laadstations en mobiliteitsbudget.

1. Laadstations

Een van de manieren om de installatie van laadstations te bevorderen bij bedrijven is via een verhoogde kostenaftrek (zie ons artikel van 8 februari 2022).

1.1. Huidige situatie

Ondernemingen die tussen 1 september 2021 en 31 augustus 2024 investeren in een publiek vast toegankelijk laadstation kunnen ook rekenen op een verhoogde kostenaftrek. Ook hier wordt de kostenaftrek geleidelijk afgebouwd om het aantal laadstations spoedig op te drijven.

Investeringsdatum

Kostenaftrek

Tussen 1 september 2021 en 31 december 2022

200%

Tussen 1 januari 2023 en 31 augustus 2024

150%

Gelet op de verstoring in de internationale logistieke keten van goederen ten gevolge van de COVID-19-pandemie kent de levering van onderdelen voor laadstations grote vertragingen. Dit heeft tot gevolg dat voor ondernemingen die in de loop van 2022 beslissen te investeren in laadstations de kans bestaat dat de installatie van onderdelen pas in 2023 kan plaatsvinden. Dit zou tot gevolg hebben dat sommige ondernemingen toch geen gebruik kunnen maken van de verhoogde kostenaftrek van 200%,  hoewel ze hun bestelling vroeg genoeg gedaan om uitgaand van normale leveringstermijnen, de installatie nog vóór eind 2022 te kunnen laten plaatsvinden. Bijgevolg zouden deze ondernemingen terugvallen op de verhoogde kostenaftrek van 150% geldig voor investeringen gedaan tussen 1 januari 2023 en 31 augustus 2024.

1.2. Verlenging

Om deze situatie te verhelpen, wordt de investeringsperiode om in aanmerking te komen voor de verhoogde aftrek van 200% verlengd tot 31 maart 2023.

Investeringsdatum

Kostenaftrek

Tussen 1 september 2021 en 31 maart 2023

200%

Tussen 1 april 2023 en 31 augustus 2024

150%

2. Mobiliteitsbudget en woon-werkverplaatsingen

Met het nettobedrag van het mobiliteitsbudget moet de werknemer zijn woon-werkverplaatsingen (en privéverplaatsingen) financieren zonder tussenkomst van de werkgever.

2.1. Huidige situatie

Als er een mobiliteitsbudget wordt toegekend, dan is de werkgever immers niet meer verplicht tussen te komen in de woon-werkverplaatsingen en dit ongeacht de wijze waarop ze worden uitgevoerd (met privéwagen, met het openbaar vervoer, per fiets).

Indien de werkgever bovendien toch zou beslissen om tussen te komen, dan zou zijn tussenkomst niet vrijgesteld zijn en net onderworpen aan sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing in geval van verplaatsingen:

  • met het openbaar vervoer;
  • met collectief vervoer;
  • te voet of met voortbewegingstoestellen (zoals bv. de step);
  • met de fiets (fietsvergoeding of de terbeschikkingstelling van een fiets.

Het bovenstaande is niet van toepassing als de werknemer - alvorens het mobiliteitsbudget te genieten en tijdens de 3 voorafgaande maanden -  al een voordeel bedrijfswagen cumuleerde met een voordeel woon-werkverplaatsingen (sociaal abonnement, fiets, enz.). In dat geval blijft voor deze tussenkomst een voordelige sociale en fiscale behandeling gelden.

2.2. Wijziging

De bedoeling van het mobiliteitsbudget is een regeling aan te bieden die even voordelig is als een bedrijfswagen, maar met een positief effect op het milieu. Het cumulverbod voor de verplaatsingen te voet of met voortbewegingstoestellen (zoals bv. de  step) is dus niet meer van toepassing (vanaf 1 januari 2022).

Als de werkgever met andere woorden naast het mobiliteitsbudget ook in woon-werkverplaatsingen te voet of met voortbewegingstoestellen (zoals de step of hoverboards) tussenkomt, zal de werknemer toch kunnen genieten van de jaarlijkse fiscale vrijstelling van 430 euro (bedrag voor de inkomsten van 2022).

Bron: wet van 5 juli 2022 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 15 juli 2022 (art. 9 en 43).