Jaarlijkse vakantie betaalde voetballers :  toch aparte regeling voor het vertrekvakantiegeld in 2022

Van 

Op de valreep voorziet de wetgever voor een aparte regeling van berekening van vertrekvakantiegeld in 2022 voor voetballers die het statuut van betaalde sportbeoefenaar hebben.


In een vorig artikel meldden we u dat de reglementering jaarlijkse vakantie een aantal werven kent waarvan de oplevering nog niet gekend is. Een van die werven is de vakantieregeling van de betaalde voetballers.

De jaarlijkse vakantieregeling is vanaf 2022 van toepassing op voetballers met een statuut van betaalde sportbeoefenaar. Deze voetballers genoten reeds voor 2022 vakantiegeld onder de vorm van een sectorale premie gesloten binnen het paritair comité voor de sport (PC 223).

Vraag die zich stelt is in hoeverre het naleven van deze sectorale regeling de betrokken werkgevers ontslaat van het betalen van een vetrekvakantiegeld in 2022 en volgende jaren volgens de wettelijke regels bij uitdiensttreding van de betaalde voetballer.

De wetgever heeft hier uiteindelijk een mouw aangepast. Een koninklijk besluit van 23 november 2022, verschenen in het BS van 23 december 2022, voorziet voor 2022 welk vertrekvakantiegeld de voetbalclubs moeten betalen aan hun betaalde voetballers als zij de in 2022 de club verlaten. Het komt er eigenlijk op neer dat de sectorale regeling wordt toegepast.

1. Afwijkende regeling voor 2022

1.1. Enkel vertrekvakantiegeld

Het enkel vertrekvakantiegeld is gelijk aan de helft van:

  • voor het vast gedeelte van het loon: per werkelijk gepresteerde of ermee gelijkgestelde maand in de loop van het vakantiejaar bij de huidige werkgever een toeslag gelijk aan 1/12 van 100 % van de normaal verdiende vaste brutowedde van de maand van vertrek;
  • voor het veranderlijk gedeelte van het loon: per gepresteerde of daarmee gelijkgestelde maand tijdens het vakantiejaar bij de huidige werkgever een toeslag van 1/12 van de volledige contractuele of overeengekomen bruto winstpremie van de eerste ploeg in de Belgische nationale competitie van toepassing op de eerste competitiewedstrijd van het nieuwe seizoen in het vakantiedienstjaar, ongeacht het feit of de speler effectief aan deze wedstrijd heeft deelgenomen. In geval de betaalde voetbalspeler op dat ogenblik niet in dienst was van de huidige werkgever dient de berekening te gebeuren op de eerste normale verschuldigde winstpremie.

Het enkel vertrekvakantiegeld bedraagt echter minimum 1/12 van het minimumloon voor betaalde voetbalspelers (= 11.040 €).

In geval van onvolledige prestaties tijdens een maand gebeurt de berekening pro rata de werkelijke gepresteerde of gelijkgestelde dagen in de loop van die maand.

1.2. Dubbel vertrekvakantiegeld

Het bedrag van het dubbel vertrekvakantiegeld is gelijk aan het bedrag van het enkel vertrekvakantiegeld.

2. Wat betekent dit voor het vakantiejaar 2022?

  • de speler is in dienst : er wordt dubbel vakantiegeld betaald in 2022 onder de vorm van een sectorale premie zoals voorzien voor de betaalde voetballers die niet onderworpen is aan de RSZ maar wel belastbaar;
  • de speler gaat uit dienst : er wordt een enkel en dubbel vertrekvakantiegeld betaald volgens de regels hierboven uiteengezet. De gebruikelijke sociale en fiscale bijdragen en inhoudingen zijn van toepassing.

3. Wat betekent dit vanaf het vakantiejaar 2023?

Vanaf 2023 genieten betaalde voetballers wettelijke vakantiedagen en wettelijk vakantiegeld op basis van hun prestaties in het voorgaande jaar : 2023 op basis van de prestaties in 2022, 2024 op basis van de prestaties van 2023, ... Ingeval van uitdiensttreding moet er hen een vertrekvakantiegeld uitbetaald worden.

De voornoemde afwijkende regeling geldt enkel voor 2022. De vraag is of de sociale partners binnen het PC 223 tegen 2023 hun afwijkende sectorale regels van toepassing op betaalde voetballers tegen dan zullen hebben afgestemd op de wettelijke vakantieregels of zal de wetgever ook voor de volgende jaren hier een mouw aanpassen.

Bron: Koninklijk besluit van 23 november 2022 tot wijziging van artikel 46 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers (BS van 23 december 2022)