IT-tools: nieuwe forfaits bevestigd op sociaal vlak...maar onzekerheid in geval van split billing

Van 
89631

Het koninklijk besluit met betrekking tot het sociale aspect is eindelijk verschenen. Van zijn kant heeft de Minister van Financiën twijfel gezaaid over de split billing.

Als een werkgever IT-tools zoals pc, laptop, smartphone, internetverbinding of tablet ter beschikking van een werknemer stelt en hij privégebruik ervan toestaat, moet in hoofde van de werknemer een voordeel in natura worden verrekend.

Met andere woorden: er moeten (patronale en persoonlijke)  socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing worden berekend op een bedrag dat geacht wordt dit privégebruik te vertegenwoordigen.   

1. Nieuwe forfaits vanaf 1 januari 2018

Het voordeel van het privégebruik van een gratis ter beschikking gestelde IT-tool wordt forfaitair vastgesteld op :

  • 72 EUR per jaar voor een pc of een laptop;
  • 36 EUR per jaar voor een tablet of een mobiele telefoon;
  • 48 EUR per jaar voor een vast of mobiel telefoonabonnement;
  • 60 EUR per jaar voor een vaste of mobiele internetverbinding, ingeval er meerdere abonnementen zijn, wordt dit bedrag slechts éénmaal in aanmerking genomen.

Opmerking: deze bedragen zijn enkel van toepassing in geval van terbeschikkingstelling door de werkgever! Dit veronderstelt dat de werkgever verplicht eigenaar van het toestel of titularis van het abonnement is.

Voor alle bijzonderheden verwijzen we u naar ons artikel van 3 januari 2018.

2. Smartphone en split billing

2.1. Vertreksituatie

Voormelde forfaits zijn van toepassing als het privégebruik door de werkgever ten last wordt genomen. Elk element moet dan ook afzonderlijk worden geanalyseerd om na te gaan of er al dan niet tenlasteneming door de werkgever is.

In bepaalde situaties (zoals die van de split billing) neemt de werknemer zelf bepaalde kosten ten laste die verbonden zijn met het privégebruik van de  smartphone die door de werkgever ter beschikking wordt gesteld.

Voorbeelden:

  • systeem van afzonderlijke facturen: de privégesprekken moeten voorafgegaan worden door een code die de opstelling van een afzonderlijke, door de werknemer te betalen factuur tot gevolg heeft;
  • systeem met realistisch bedrag: de werkgever heeft een bedrag of een aantal gigabytes (voor de data) bepaald dat overeenstemt met het professioneel gebruik. Als dit bedrag en/of het aantal gigabytes wordt overschreden, worden de kosten die met deze overschrijding verbonden zijn  rechtstreeks aan de werknemer gefactureerd.

In deze gevallen moet geen voordeel in natura worden aangegeven voor het telefoonabonnement en/of  het mobiele internet aangezien het privégebruik ten laste wordt genomen door de werknemer.

Wat dan met het voordeel dat met de terbeschikkingstelling van het toestel zelf is verbonden? Volgens de logica die voor de nieuwe forfaits wordt gevolgd, moet voor dit toestel een voordeel worden aangegeven  (36 EUR per jaar).

2.2. Standpunt van de Minister van Financiën

Ter gelegenheid van een parlementaire vraag heeft de Minister van Financiën geantwoord dat, wanneer het privégebruik van het telefoonabonnement en het mobiele internet volledig ten laste werden genomen door de werknemer, er geen reden is om nog een voordeel te berekenen voor de terbeschikkingstelling van het toestel zelf, op voorwaarde dat het bedrag en/of het aantal gigabytes die geacht worden het professioneel gebruik te vertegenwoordigen, vastgesteld zijn volgens ernstige en met elkaar overeenstemmende normen.

2.3. En nu?

Naar aanleiding van dit zeer onverwachte antwoord werd aan de fiscus gevraagd om de situatie te verhelderen. Er werd ons geantwoord dat weldra een addendum bij de fiscale circulaire betreffende deze voordelen van alle aard zal  worden opgesteld.

Dezelfde vraag werd gesteld aan het Beheerscomité van de RSZ want het is niet zeker dat het deze mening deelt.

We raden u dan ook aan te wachten alvorens enige stap te ondernemen. We houden u op de hoogte van de ontwikkeling van deze toestand.

 

Bronnen: Koninklijk besluit van 7 februari 2018 tot wijziging van artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 november 1969, BS 27 februari 2018; Vraag nr. 23291, CRIV 54 COM 812.