Interprofessioneel akkoord 2021-2022: de partners hebben een akkoord!

Van 

De sociale partners sloten eindelijk een ontwerp van interprofessioneel akkoord voor de periode 2021-2022. Het moet nu door de verschillende basissen en de regering worden goedgekeurd om daarna in wetteksten te worden gegoten.


Op dinsdag 8 juni kwamen vakbonden en werkgeversorganisaties (Groep van Tien) eindelijk tot een ontwerp  van interprofessioneel akkoord. Het ontwerp moet nu ter goedkeuring worden voorgelegd aan de achterban van vakbonden en werkgevers, alsook aan de regering.

Daarna worden de maatregelen vertaald in wetteksten en kunnen de sectoren de onderhandelingen aanvatten.

We geven u hieronder de punten die in het ontwerp zijn opgenomen voor de volgende twee jaar (onder voorbehoud!).

1. Verhoging van het gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen (GGMMI)

1.1. Afschaffing van het onderscheid op basis van leeftijd en anciënniteit

Het onderscheid op grond van leeftijd en anciënniteit bepaald in cao nr. 43 wordt afgeschaft (18 jaar, 19 jaar, 19 jaar en 6 maanden anciënniteit, 20 jaar, 20 jaar en 6 maanden anciënniteit, 20 jaar en 12 maanden anciënniteit).

Er zal dus maar één minimuminkomen meer zijn, namelijk het minimuminkomen dat momenteel werd bepaald voor werknemers van 18 jaar (1.625,72 euro/maand).

1.2. Verhoging van het bedrag in verschillende stappen

Het unieke minimuminkomen wordt op de volgende tijdstippen verhoogd (buiten indexering):

  • April 2022: + 76,28 euro/maand
  • Januari 2024: + 35 euro/ maand
  • Januari 2026: + 35 euro/ maand

De sociale partners zullen de regering ook vragen deze verhoging gepaard te laten gaan met sociale en fiscale stimulansen om de werknemers een hoger netto-inkomen te verzekeren en van een lastenverlaging voor de werkgevers om de kosten van deze verhoging te beperken.

Het minimumloon voor studenten wijzigt niet. De percentages in cao nr. 50 zullen daarom worden aangepast om deze status quo te verzekeren.

2. Overuren

2.1. Vrijwillige overuren

Momenteel kunnen werknemers in essentiële sectoren gebruikmaken van een  quotum van 120 bijkomende vrijwillige overuren. Deze maatregel is mogelijk tot 30 september 2021.

Deze uren worden relance-uren en worden uitgebreid tot alle sectoren.

Deze relance-uren volgen dezelfde regels als de vrijwillige overuren voor de essentiële sectoren tijdens de gezondheidscrisis (geen inhaalrust, geen overloon, geen socialezekerheidsbijdrage noch bedrijfsvoorheffing, maximumgrenzen, voorafgaande overeenkomst).

Voor meer bijzonderheden verwijzen we u naar ons artikel ter zake.

2.1.1. Essentiële sectoren

In 2021 kunnen essentiële sectoren vóór 31 december gebruikmaken van het saldo van de vrijwillige overuren die voor 2021 reeds werden toegekend door de regering en nog niet volledig werden opgebruikt.

In 2022 is er opnieuw een quotum van 120 uur.

2.1.2. Niet-essentiële sectoren

In 2021 kunnen werknemers van niet-essentiële sectoren eveneens 120 extra vrijwillige overuren (relance-uren) presteren.

In 2022 is er opnieuw een quotum van 120 uur.

2.2. Gewone overuren

Voor overuren die recht geven op overloon bestaat momenteel een fiscale gunstregeling (vermindering van bedrijfsvoorheffing voor de werknemer en vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor de werkgever) voor een beperkt aantal uren en per werknemer:

  • 130 uur (algemene regeling)
  • 180 uur (werken in onroerende staat)
  • 360 uur (horeca)

De sociale partners willen dit voordeel voor elke werknemer uitbreiden van 130 naar 180 overuren per jaar en per werknemer en dit tot 30 juni 2023. De horeca blijft op 360 uur.

3. Eindeloopbaanstelsels

3.1. Landingsbanen

In ons artikel van 11 januari 2021 kondigden we u aan dat het recht op uitkeringen in het kader van tijdskrediet eindeloopbaan vanaf 1 januari 2021 in principe op 60 jaar wordt gebracht voor iedereen (einde van afwijkende stelsels).

De sociale partners voorzien evenwel in een zekere soepelheid:

  • 1/5 vermindering: behoud van de leeftijd van 55 jaar;
  • ½ vermindering: de leeftijd wordt verlaagd tot 55 jaar (57 jaar in 2019-2020).

Opgelet! Om van deze afwijkende leeftijd gebruik te kunnen maken, moet zoals voorheen een nationale cao bestaan, alsook een sector-cao bestaan (of ondernemings-cao voor het bijzondere geval van ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering) die ernaar verwijzen.

3.2. Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag

Het tijdschema dat bij het vorige akkoord werd bepaald, wordt bevestigd.

De toegangsleeftijd voor het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) wordt vastgelegd op 60 jaar voor alle afwijkende stelsels (behalve het stelsel voor mindervalide werknemers of werknemers met ernstige lichamelijke problemen, waar de leeftijd blijft vastgesteld op 58 jaar).

SWT Zware beroepen, nachtarbeid, arbeidsongeschiktheid bouwsector (35 of 33 loopbaanjaren)

  • 2019 – 30 juni 2021: 59 jaar
  • 1 juli 2021: overgang naar 60 jaar

SWT Zeer lange loopbanen (40 loopbaanjaren)

  • 2019 – 30 juni 2021: 59 jaar
  • 1 juli 2021: overgang naar 60 jaar

SWT Werknemers erkend als mindervalide of met ernstige lichamelijke problemen (35 loopbaanjaren)

  • 2019-2020: 58 jaar
  • 2021-2022: behoud op 58 jaar

Ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering (geen wijziging)

  • Tot 30/12/2019: 58 jaar
  • Tot 30/12/2020: 59 jaar
  • Sinds 31/12/2020: 60 jaar

De Nationale Arbeidsraad zal de nodige overeenkomsten tot 30 juni 2023 sluiten. Hierna moet nog worden gewacht op het sluiten van sectorovereenkomsten, die van essentieel belang zijn om het recht op deze stelsels te activeren.

4. Harmonisering van de aanvullende pensioenen van arbeiders en bedienden

4.1. Uitstel van 5 jaar

De aanvullende pensioenen zouden tegen 1 januari 2025 geharmoniseerd moeten zijn. Deze datum wordt uitgesteld naar 1 januari 2030.

De sectoren hebben bijgevolg tot 1 januari 2027 de tijd (en niet meer 1 januari 2023) om een cao te sluiten die bepaalt hoe de harmonisering wordt bereikt (modaliteiten en tijdschema).

De wet betreffende de aanvullende pensioenen (VAP) moet dus worden gewijzigd.

4.2. Toekomstige interprofessionele akkoorden

Aan de sectoren wordt gevraagd om concrete inspanningen te leveren met het oog op deze harmonisering en dit reeds in 2021-2022 (in het kader van de loonmarge).

Vervolgens worden de betrokken sectoren en/of ondernemingen tussen 2023 en 2028 voor elk periode van interprofessioneel akkoord verplicht een deel van de loonmarge aan deze harmonisering te besteden (0,1%).

4.3. Behoud van de sociale en fiscale regeling

De sociale partners vragen ook aan de regering om niet te raken aan de fiscale en parafiscale gunstregeling voor aanvullende pensioenen.

5. Economische werkloosheid bedienden

De sociale partners verlengen de cao nr. 148 tot 30 juni 2023.

De cao nr. 148 biedt de ondernemingen de mogelijkheid om de tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen voor bedienden in te voeren, zonder dat daarvoor nog een cao op sector- of ondernemingsniveau moet worden afgesloten. Dit betekent een administratieve vereenvoudiging. Deze cao voorziet per dag van tijdelijke werkloosheid om economische redenen een toeslag van een bedrag dat minstens gelijk is aan het bedrag dat verschuldigd is voor arbeiders en in elk geval van een bedrag dat minstens gelijk is aan 5,63 euro.

6. Verlengingen

De volgende maatregelen worden verlengd:

  • de werkgeversbijdrage van 0,10 % voor risicogroepen;
  • de innovatiepremie;
  • de vrijstelling van de startbaanverplichting als de sector voorziet in een werkgeversbijdrage van  0,15% voor risicogroepen;
  • de derdebetalersregeling;
  • de sanctie bij niet-aanbieden van outplacement (1.800 EUR).

7. Loonmarge en coronapremie

We herinneren eraan dat, begin mei, binnen de regering een akkoord werd bereikt over de loonmarge  2021-2022 (0,4% ) en de coronapremie (maximum 500 euro netto voor ondernemingen die goede resultaten behaalden).

8. En nu?

Al deze maatregelen zijn nog niet onmiddelijk van toepassing.

Het ontwerp van interprofessioneel akkoord moet nu ter goedkeuring worden voorgelegd aan de achterban van vakbonden en werkgevers, alsook aan de regering.

Van haar kant moet de regering die op dit akkoord van de sociale partners wachtte, de maatregelen inzake de loonmarge en de coronapremie in wetteksten concretiseren.

Daarna is het aan de sectoren om de fakkel over te nemen en sectorakkoorden onderhandelen.

Advies: we raden u bijgevolg aan om inzake deze punten nog geen verbintenissen ten opzichte van uw personeel aan te gaan, maar te wachten op de wetgevende bevestiging van deze punten en het afsluiten van akkoorden in uw sector!