Hervorming van het sociaal statuut van sportbeoefenaars in 2022

article image Van 

Het sociaal statuut van sportbeoefenaars wordt vanaf 1 januari 2022 grondig herzien. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende: de sociale bijdragen worden niet meer berekend op een begrensd loon, de sportbeoefenaars vallen onder de wetgeving inzake jaarlijkse vakantie en er wordt voorzien in een sportbonus en in een doelgroepvermindering om de sector te ondersteunen.

We behandelen hierna enkel de sociale hervorming. Voor het fiscale gedeelte verwijzen we u naar een eerder artikel op onze website: "Hervorming fiscaal statuut sportbeoefenaars en voordelen sportclubs".

Opgelet: de informatie die in dit artikel wordt meegedeeld is gebaseerd op bepalingen opgenomen in de programmwet van 27 december 2021, verschenen in het BS van 31 december 2021, en een ontwerp van koninklijk besluit dat nog niet verschenen is.

1. Context

Er gingen steeds meer stemmen op tegen de gunstige sociale regeling voor sportbeoefenaars.  Het regeerakkoord voorziet dan ook in een hervorming van de huidige fiscale en parafiscale voordelen van beroepssporters en sportclubs en dit met het oog op meer billijkheid, waarbij wordt gegarandeerd dat iedereen een eerlijke bijdrage levert, afhankelijk van de draagkracht van de sport.

Binnen deze context worden sportbeoefenaars, zowel zij die zijn aangeworven op basis van een arbeidsovereenkomst voor sportbeoefenaars (wet van 24 februari 1978) als zij die zijn aangeworven op basis van een arbeidsovereenkomst bedienden (wet van 3 juli 1978), door het ontwerp van koninklijk besluit geïntegreerd in het algemene socialezekerheidssysteem. Om de draagkracht van sportclubs en -verenigingen niet in gevaar te brengen worden eveneens een sportbonus en een doelgroepvermindering ingevoerd.

2. Afschaffing van het forfaitaire bedrag voor de berekening van de bijdragen van de sportbeoefenaar

2.1. Huidige toestand

Momenteel worden de sociale bijdragen van betaalde sportbeoefenaars en sportbeoefenaars met een arbeidsovereenkomst berekend op een forfaitair bedrag. Sinds 1 september 2021 bedraagt dit  forfaitaire maandbedrag 2474,22 EUR. Concreet betekent dit dat de socialezekerheidsbijdragen (zowel patronale als persoonlijke bijdragen) voor een sportbeoefenaar die 5000 EUR/maand verdient, worden berekend op dit begrensd loon van  2474,22 EUR.

We stellen dit hieronder schematisch voor:  

Maandloon

Basis voor de berekening van de bijdragen

 

werkelijk loon > of = 2.474,22 EUR per maand               

 

 

2.474,22 EUR voor elke tewerkstellingsmaand

 

werkelijk loon <  2.474,22 EUR per maand

 

 

werkelijk loon

Dit afwijkende systeem is niet van toepassing op trainers en scheidsrechters. De sociale bijdragen worden niet op een forfaitair bedrag berekend maar blijven berekend op hun werkelijke loon.

2.1. Vanaf 1 januari 2022 

Het ontwerp van koninklijk besluit voorziet in de afschaffing van dit afwijkende stelsel.

Vanaf 1 januari 2022 worden de socialezekerheidsbijdragen dan ook berekend op het werkelijke loon van de sportbeoefenaars en niet meer op een begrensd forfaitair loon.  Om het voorbeeld onder punt  2.1. te hernemen: als de sportbeoefenaar 5000 EUR/maand verdient, worden de sociale bijdragen berekend op dit bedrag van 5000 EUR.

Voor trainers en scheidsrechters verandert er niets aangezien ze niet onder dit afwijkende stelsel vielen. De sociale bijdragen blijven verschuldigd op het werkelijke loon.

3. Einde van de beperkte onderwerping van de sportbeoefenaar

3.1. Huidige toestand

Voor betaalde sportbeoefenaars, sportbeoefenaars met een arbeidsovereenkomst en houders van een vergunning van beroepsrenner afgeleverd door de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond wordt de toepassing van de wet betreffende de sociale zekerheid van werknemers beperkt tot bepaalde sectoren.  

3.2. Vanaf 1 januari 2022

Het ontwerp van koninklijk besluit voorziet in de afschaffing van deze beperkte onderwerping voor de onder punt 3.1. vermelde sportbeoefenaars.

3.3. Gevolgen

Sportbeoefenaars worden net zoals gewone werknemers volledig onderworpen aan alle takken van de sociale zekerheid voor werknemers.

3.3.1. Wetgeving inzake jaarlijkse vakantie van toepassing op sportbeoefenaars

Aangezien sportbeoefenaars als gewone werknemers worden beschouwd voor de toepassing van het socialezekerheidsstelsel, zullen ze voortaan onderworpen zijn aan de wetgeving inzake jaarlijkse vakantie en openen ze bijgevolg, als bediende, een recht op jaarlijkse betaalde vakantiedagen en op dubbel vakantiegeld.

Opmerking: in PC 223 voorziet een cao van 7 juni 2006 in de betaling van dubbel vakantiegeld (= regeling ter compensatie van het feit dat sportbeoefenaars niet onderworpen waren op de wetgeving inzake jaarlijkse vakantie) aan voetballers die het statuut hebben van betaalde sportbeoefenaar. Deze CAO zal blijven toegepast worden op hen en dit conform artikel 39 van het KB dat de wet op de jaarlijkse vakantie uitvoert. Bedragen die in aanvulling op het wettelijk dubbel vakantiegeld worden betaald, worden in principe als loon beschouwd. In afwijking op dit principe worden de aanvullende bedragen voorzien bij cao afgesloten in het Nationaal paritair comité voor de sport (PC 223) inzake vakantiegeld voor de betaalde voetballer niet als loon beschouwd voor het deel van de daarin vermelde vergoeding dat het wettelijk dubbel vakantiegeld overschrijdt.

3.3.2. Toepassing van een loonmatigingsbijdrage

De bepalingen inzake de loonmatigingsbijdrage worden herzien om sportbeoefenaars erin op te nemen.

3.3.3. Toepassing van de wetgeving inzake arbeidsongevallen

Sportbeoefenaars vallen voortaan onder het toepassingsgebied van de arbeidsongevallenwet.

Deze uitbreiding van het toepassingsgebied is niet van toepassing op houders van een vergunning van beroepsrenner afgeleverd door de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond.

4. Maatregelen ter compensatie van het wegvallen van de sociaal gunstige regeling  

4.1. Nieuwe doelgroepvermindering voor sportbeoefenaars

Om de draagkracht van sportclubs en -verenigingen niet in gevaar te brengen was het belangrijk om in andere maatregelen te voorzien om het wegvallen van de sociaal gunstige regeling te compenseren.

vanaf 1 januari 2022 genieten zij ook de structurele vermindering.

Er wordt daarbovenop voorzien in een nieuwe doelgroepvermindering voor sportbeoefenaars tijdens de volledige  tewerkstellingsduur.

De doelgroepvermindering bedraagt 65% van het saldo van de verschuldigde bijdragen na aftrek van de structurele vermindering (dit bedrag wordt niet naar rato van de prestaties van het kwartaal berekend, maar zoals voor andere doelgroepverminderingen moet de minimale prestatiedrempel over het kwartaal worden nageleefd om het recht op de vermindering te openen).

4.2. Sportbonus voor sportbeoefenaars 

Momenteel komen sportbeoefenaars niet in aanmerking voor de vermindering van de persoonlijke bijdragen 'werkbonus' als hun maandloon hoger is dan het huidige maximum van 2474,22 euro.

Vanaf 1 januari 2022 wordt de werkbonus uitgebreid tot de sportbeoefenaars vanaf 1 januari van het jaar waarin zij 19 jaar worden.

Daarbovenop genieten zij een sportbonus zonder dat de persoonlijke bijdragen overschreden worden :

  1. een forfaitaire vermindering van de persoonlijke bijdragen gelijk aan 281,73 EUR per maand. Voor werknemers die in de loop van het kalenderjaar nog niet minstens 19 jaar zijn, bedraagt de forfaitaire vermindering van de persoonlijke bijdragen 137,81 EUR per maand.Deze bedragen worden pro rata berekend in geval van onvolledige prestaties of deeltijdse prestaties;
  2. een vermindering van 60 % van het saldo van de resterende werknemersbijdragen na toepassing van de werkbonus en de forfaitaire vermindering.

5. Minnelijke afbetalingstermijnen

De werkgevers van betaalde sportbeoefenaars of van beroepswielrenners kunnen, vóór iedere gerechtelijke vervolging en elk ander voorafgaandelijk minnelijk afbetalingsplan, aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid om minnelijke afbetalingstermijnen verzoeken voor de door de werkgever aangegeven bijdragen verschuldigd voor het eerste, tweede en derde kwartaal van 2022,

Deze minnelijke afbetalingstermijnen kunnen enkel toegestaan worden voor het gedeelte van de voor het eerste, tweede en derde kwartaal van 2022 verschuldigde bijdragen dat hoger is dan de bijdragen die voor het overeenstemmende kwartaal van het voorafgaande jaar verschuldigd waren.

Bron: Programmawet van 27 december 2021 (BS van 31 december 2021)