Elektrische fietsen en speed pedelecs: weldra fiscaal gelijkgesteld met klassieke fietsen

Van 
84171

Een voorontwerp van wet bepaalt dat de fiscale behandeling van het gebruik van elektrische fietsen en speed pedelecs in overeenstemming wordt gebracht met de fiscale regeling die voor klassieke fietsen geldt.

In een artikel van 12 september 2016 hebben we deze kwestie toegelicht in het geval een werknemer zijn fiets gebruikt voor zijn woon-werkverplaatsingen of een fiets gebruikt die door zijn werkgever voor zulke verplaatsingen ter beschikking wordt gesteld.

Voor elektrische fietsen die in de zin van de wegcode niet als klassieke fietsen worden beschouwd (snelle elektrische fietsen en pedelecs), was de fiscale behandeling als volgt:

  • woon-werkverplaatsingen met de eigen fiets: de fietsvergoeding kon niet worden toegekend. Enkel de vrijstelling voorzien voor 'andere vervoermiddelen' was mogelijk (maximum 390 EUR per jaar  – bedrag inkomsten 2017);
  • terbeschikkingstelling door de werkgever: de vrijstelling kon niet worden toegepast en bijgevolg was een dergelijke terbeschikkingstelling onderworpen aan de algemene regels waarbij de werknemer wordt belast op de werkelijke waarde van het voordeel.

Om het gebruik van de fiets in het kader van de woon-werkverplaatsingen aan te moedigen, ongeacht het type fiets, werd een voorontwerp van wet goedgekeurd door de ministerraad teneinde de fiscale regeling voor klassieke fietsen toe te passen op snelle elektrische fietsen. Het woord  « fiets » dat in de verschillende wetteksten is hernomen, wordt aldus vervangen door « rijwiel, gemotoriseerd rijwiel met elektrische aandrijving of speed pedelec met elektrische aandrijving ».

Wat houdt deze wijziging concreet in, rekening houdend met het voorgaande?

Hypothese 1 : de werknemer gebruikt zijn fiets voor zijn woon-werkverplaatsingen

Ongeacht het type fiets wordt de vergoeding door de werkgever toegekend voor dergelijke verplaatsingen fiscaal vrijgesteld voor een maximumbedrag van 0,23 EUR per kilometer (bedrag inkomsten 2017).

Hypothese 2 : de werkgever stelt een fiets ter beschikking van de werknemer

Het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een fiets (en zijn toebehoren) die effectief wordt gebruikt voor de woon-werkverplaatsingen is fiscaal vrijgesteld in hoofde van de werknemer.

Deze vrijstelling geldt zowel voor de woon-werkverplaatsingen als voor de andere verplaatsingen (louter privéverplaatsingen, verplaatsingen tijdens weekend, vakantie, vrije tijd).

Deze vrijstelling wordt dus uitgebreid tot elke type fiets dat ter beschikking wordt gesteld.

Voor de werkgever zijn de specifieke kosten om het gebruik van de fiets voor het woon-werkverkeer bij de personeelsleden aan te moedigen aan 120% aftrekbaar in de mate dat deze kosten werden gedaan of opgelopen met het doel:

  • een onroerend goed te verwerven, te bouwen of te verbouwen dat bestemd is voor het stallen van fietsen tijdens de werkuren van de personeelsleden of voor het ter beschikking stellen van die personeelsleden van een kleedruimte of sanitair, al dan niet met douches;
  • fietsen en hun toebehoren te verwerven, te onderhouden en te herstellen die ter beschikking worden gesteld van de personeelsleden.

Als gevolg van de aangekondigde wijziging kan de werkgever deze aftrekbaarheid van 120% ook genieten in geval van terbeschikkingstelling van een snelle elektrische fiets.

Inwerkingtreding

Het voorontwerp van wet bepaalt de inwerkingtreding vanaf het aanslagjaar 2018, dus voor de inkomsten 2017.

En op sociaal vlak?

Momenteel is geen tekst voorzien op sociaal vlak. Waarschijnlijk zal dergelijke aanpassing echter ook  op het niveau van de RSZ plaatsvinden.

In afwachting blijven de regels onveranderd (voor snelle elektrische fietsen):

  • woon-werkverplaatsingen met eigen fiets: geen forfait voor de vrijstelling maar toepassing van het algemene principe van vrijstelling van de werkelijke waarde van de kosten voor de woon-werkverplaatsingen;
  • terbeschikkingstelling door de werkgever: voordeel waarop de sociale zekerheidsbijdragen moeten worden berekend, tenzij de fiets uitsluitend wordt gebruikt voor beroepsverplaatsingen en/of woon-werkverplaatsingen. Anders gezegd: als de fiets wordt gebruikt voor privéverplaatsingen, dan moet er een voordeel in natura worden berekend naar rato van het privégebruik.

We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen op wetgevend vlak ter zake!

Bron: Perscommuniqué van  de FOD Financiën van 18 mei 2017.