Coronavirus: verlenging en uitbreiding van het vaccinatieverlof

article image Van 

De bestaande regeling inzake vaccinatieverlof wordt verlengd tot 30 juni 2022 en deze regeling wordt eveneens uitgebreid tot het begeleiden van minderjarige kinderen met wie de werknemer samenwoont, meerderjarige gehandicapte kinderen van de werknemer of personen over wie de werknemer het voogdijschap heeft, naar het vaccinatiecentrum.

Gelet op de mogelijkheid tot vaccinatie van minderjarige kinderen en de toediening van de boostervaccins werd in eerste instantie beslist om het recht voor werknemers om met behoud van loon afwezig te zijn van het werk om zich te laten vaccineren, te verlengen tot 30 juni 2022 alsook om dit recht tot die datum uit te breiden tot de situatie van begeleiding van een minderjarig kind, met wie de werknemer samenwoont, naar het vaccinatiecentrum.

Op 12 januari 2022 werd de wetswijziging gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Naast de uitbreiding van het vaccinatieverlof tot de situatie van begeleiding van een minderjarig kind, met wie de werknemer samenwoont, naar het vaccinatiecentrum, heeft de regering eveneens beslist om de regeling uit te breiden tot de situatie van begeleiding van een meerderjarig gehandicapt kind van de werknemer of een meerderjarig persoon onder voogdijschap van de werknemer naar het vaccinatiecentrum. 

We zetten voor u de belangrijkste principes nogmaals op een rijtje. Het uitgangspunt daarbij is dat het recht op klein verlet om bepaalde personen te begeleiden naar het vaccinatiecentrum met het oog op hun vaccinatie onderworpen is aan dezelfde uitoefeningsvoorwaarden als wanneer de werknemer klein verlet opneemt om zichzelf te laten vaccineren.

1. Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van het vaccinatieverlof is beperkt tot werkgevers en werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst.

Dus ook bvb. jobstudenten, uitzendkrachten en werknemers die telewerk verrichten en het contractueel personeel van de openbare sector vallen onder deze regeling. 

2. Recht op betaalde afwezigheid op het werk

Het vaccinatieverlof wordt in de wet als een vorm van klein verlet beschouwd.

De werknemer heeft het recht om van het werk afwezig te zijn, met behoud van zijn normaal loon, met het oog op het toegediend krijgen van een vaccin ter bescherming tegen het coronavirus COVID-19. De werknemer heeft dit recht gedurende de tijd die nodig is voor de vaccinatie.

Daarnaast heeft de werknemer heeft dit recht ook om:

  • een minderjarig kind, dat met hem samenwoont, te begeleiden gedurende de tijd die nodig is om dit kind te laten vaccineren tegen het coronavirus COVID-19.
  • een meerderjarige persoon met een handicap of onder voogdij te begeleiden gedurende de tijd die nodig is om die persoon tegen het COVID-19-coronavirus te laten vaccineren.

 

Volgende aandachtspunten zijn hierbij van belang:

  • Wat betreft de tijd die nodig is voor de vaccinatie, wordt niet alleen de tijd voor het toedienen van de vaccinatie beoogd, maar ook de verplaatsingstijd van de werknemer die nodig is om zich van zijn woonplaats of werkplaats tot aan het vaccinatiecentrum te verplaatsen en terug te keren naar de woonplaats of werkplaats, indien mogelijk.
  • Indien van toepassing, wordt het recht op vaccinatieverlof toegekend voor elke vereiste injectie.
  • De werkgever moet enkel het normale loon betalen voor de volledige afwezigheidsduur van de werknemer (inclusief de nodige verplaatsingen tot aan het vaccinatiecentrum en terug). Hij moet geen bijkomende verplaatsingskosten betalen voor de afstand die de werknemer moet afleggen tussen zijn woonplaats of werkplaats en het vaccinatiecentrum en omgekeerd.
  • Voor de berekening van het normale loon, wordt verwezen naar het feestdagenloon. Dat betekent dus dat het loon voor de uren van afwezigheid wordt berekend volgens de wetgeving op de feestdagen.
  • Specifiek voor het recht op vaccinatieverlof voor de begeleiding van een minderjarig kind naar het vaccinatiecentrum:
    • Dit recht op klein verlet geldt voor elk minderjarig kind dat bij de werknemer inwoont. Het kan dus ook gaan om een inwonend adoptiekind of pleegkind of om een inwonend kind dat onder de wettelijke voogdij van de werknemer werd geplaatst.
    • Wanneer de werknemer samenwoont met de andere ouder van het kind, kan dit recht voor éénzelfde periode slechts door één van hen worden uitgeoefend. 
  • Specifiek voor het recht op vaccinatieverlof voor de begeleiding van een meerderjarige persoon met een handicap of onder voogdij: 
    • Het recht op klein verlet kan echter uitsluitend worden uitgeoefend door één van de ouders of door één van de voogden. Het moet dus wel degelijk gaan om een meerderjarig gehandicapt kind van de werknemer of een meerderjarig persoon over wie de werknemer het wettelijk voogdijschap uitoefent. 

3. Voorwaarden

3.1. Voorafgaandelijke verwittiging van de werkgever

Om gerechtigd te zijn op het loon moet de werknemer de werkgever vooraf én zo spoedig mogelijk verwittigen vanaf het moment waarop hij kennis heeft van het tijdstip of tijdsslot van de vaccinatie voor hemzelf, voor het minderjarig kind waarmee hij samenwoont, voor zijn meerderjarig gehandicapt kind of voor de meerderjarige persoon over wie hij de voogdij heeft. 

Dit betekent dat, van zodra de werknemer het tijdsslot van vaccinatie kent die in de uitnodigingsbrief zal staan, hij de werkgever hiervan zo spoedig mogelijk moet verwittigen. De werknemer krijgt deze uitnodiging in principe een tweetal weken op voorhand toegestuurd per post, met vermelding van datum en tijdslot. De werknemer dient deze afspraak te bevestigen of te weigeren. Bij weigering zal een nieuwe uitnodiging verstuurd worden.

3.2. Verplicht gebruik van het verlof voor de vaccinatie

De werknemer moet dit recht op afwezigheid gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan, meer bepaald dus om hemzelf, het minderjarig kind waarmee hij samenwoont, zijn meerderjarig gehandicapt kind of de persoon over wie hij de voogdij heeft, te laten vaccineren. Hij mag zijn recht op afwezigheid dus niet gebruiken voor andere redenen.

3.3. Voorlegging van een bewijs

De werkgever kan de werknemer wel vragen om een passend bewijs te leveren voor de opname van het vaccinatieverlof. De voorlegging van de bevestiging van afspraak om op een bepaald tijdstip aanwezig te zijn op een plaats waar de vaccinatie wordt toegediend, geldt in dit verband als voldoende bewijs.

Enkel wanneer de bevestiging niet vermeldt wanneer de werknemer, het minderjarig kind waarmee hij samenwoont, zijn meerderjarig gehandicapt kind of de persoon over wie hij de voogdij heeft, aanwezig dient te zijn op een plaats waar de vaccinatie wordt toegediend, dient in de plaats daarvan de uitnodiging voorgelegd te worden.

3.4. De afwezigheid moet samenvallen met arbeidstijd

De werknemer zal enkel recht hebben om afwezig te zijn op het werk om hemzelf, het minderjarig kind waarmee hij samenwoont, zijn meerderjarig gehandicapt kind of de persoon over wie hij de voogdij heeft te laten vaccineren wanneer de tijd die nodig is om zich te laten vaccineren volledig of minstens gedeeltelijk zal samenvallen met zijn normale werkuren.

4. Te respecteren principes om in regel te zijn met de AVG-reglementering

Vooraleer deze wetgeving in werking kon treden, werd het advies gevraagd aan de Gegevensbeschermingsautoriteit aangezien de werkgever, met het oog op de toekenning van het vaccinatieverlof, informatie ontvangt over de gezondheid van zijn werknemers. De Gegevensbeschermingsautoriteit besloot dat de oorspronkelijke tekst van het voorontwerp op een aantal punten moest worden aangepast.

Rekening houdend met het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit en de definitieve tekst van de wet, moeten werkgevers rekening houden met volgende principes om in overeenstemming te zijn met de AVG-reglementering:

  • De werkgever mag de informatie die hij van de werknemer verkrijgt omtrent de vaccinatie enkel gebruiken voor twee doeleinden, namelijk voor de organisatie van het werk en het verzorgen van een correcte loonadministratie;
  • Het is de werkgever niet toegestaan om onder welke vorm dan ook een kopie van de afspraakbevestiging te nemen of de informatie die ze bevat manueel over te schrijven, met uitzondering van het tijdstip van de afspraak: het is dus de bedoeling dat de werknemer zijn afspraakbevestiging enkel toont aan de werkgever zonder dat de werkgever er een kopie mag van nemen. De werkgever mag enkel het tijdstip van afspraak noteren;
  • Het is de werkgever enkel toegestaan om de afwezigheid van de werknemer te registreren als klein verlet. Het is de werkgever niet toegestaan om te reden van het klein verlet te registreren en/of te registreren dat de werknemer gezondheidsproblemen heeft: na controle van de afspraakbevestiging, kan de afwezigheid van de werknemer met de bedoeling om zich te laten vaccineren slechts geboekt worden aan de hand van de gebruikelijke looncode of vermelding waarmee het klein verlet wordt aangegeven zodat het onmogelijk is om een onderscheid te maken tussen het vaccinatieverlof en de andere gevallen van klein verlet.

5. Geldigheidsduur

Het reeds bestaande recht op vaccinatieverlof (met het oog op de vaccinatie van de werknemer zelf) trad in werking op 9 april 2021 en zou in principe buiten werking treden op 31/12/2021. Deze regeling wordt nu verlengd tot 30 juni 2022 met een mogelijkheid tot verdere verlenging tot 31 december 2022.

Het recht op vaccinatieverlof voor de begeleiding van minderjarige kinderen, meerderjarige gehandicapte kinderen of personen over wie de werknemer de voogdij heeft naar het vaccinatiecentrum treedt in werking op de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, in casu 12 januari 2022. 31 december 2021 (wijziging door de wet van 14 februari 2022 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (1)). De regeling loopt af op 30 juni 2022. Een verdere verlenging is mogelijk tot 31 december 2022. 

 

Bronnen: 

Wet van 23 december 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, B.S. 12 januari 2022. 

Wet van 14 februari 2022 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (1), B.S. 25 februari 2022.