Afwijkende bedrijfsvoorheffing buitenlandse gelegenheidsarbeiders in de land- en tuinbouw

Van 

Vanaf 25 maart 2021 wordt de bezoldiging toegekend aan buitenlandse seizoenarbeiders in de land en tuinbouw onderworpen aan 18,725 procent bedrijfsvoorheffing.


Situering

Voor occasionele werknemers in de tuinbouwsector en voor stukwerkers in de landbouwsector geldt een afwijking inzake de verschuldigde bedrijfsvoorheffing. In principe geldt een eenvormig tarief van 11,11 procent.
Voor andere werknemers in de land- en tuinbouwsector gelden in principe de normale regels inzake bedrijfsvoorheffing.
In principe dus, want talloze deelsectoren van de land- en tuinbouw kunnen opteren voor een afwijkend fiscaal regime die veelal voorziet in de verplichting van de werkgever om in globo 20,20 procent bedrijfsvoorheffing af te dragen aan de fiscus, berekend op de bezoldiging van alle gelegenheidsarbeiders. Het betreffen de zogenaamde ‘forfaits’ in toepassing van artikel 342 van het Wetboek van de inkomstenbelasting (WIB92).

 

Nieuw vanaf 25 maart 2021: afwijkende bedrijfsvoorheffing voor buitenlandse seizoenarbeiders in de land- en tuinbouwsector.

Op 25 maart 2021 verscheen een koninklijk besluit dat voorziet in een nieuw uniform tarief aan bedrijfsvoorheffing voor buitenlandse gelegenheidsarbeiders in de land- en tuinbouwsector. Voor hen geldt een eenvormige bedrijfsvoorheffing van 18,725 procent.

Dit nieuwe vaste tarief geldt meer specifiek voor op de hierna vermelde bezoldigingen van seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw die niet-inwoner zijn zoals bedoeld bedrijfsvoorheffingreglementering (*):

  • de bezoldigingen als gelegenheidsarbeiders in de betekenis van de sociale zekerheid  (het betreft een gunstregeling waarbij de sociale zekerheidsbijdragen berekend worden op forfaitaire daglonen, uiteraard mits een aantal voorwaarden vervuld zijn);
  • de eindejaarspremie en de getrouwheidspremie die door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf worden toegekend aan deze gelegenheidswerkers;
  • de bezoldigingen voor prestaties als arbeider in de land- of tuinbouw ingevolge een contract van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk van maximaal 6 opeenvolgende kalenderweken onmiddellijk aansluitend op een tewerkstelling als gelegenheidsarbeider in de land- of tuinbouw bij dezelfde werkgever, alsook het vakantiegeld dat betrekking heeft op deze periode van aansluitende tewerkstelling.

 (*) Meer specifiek zijn dit de niet-rijkinwoners die
(a) geen in België belastbare bezoldiging genieten ingevolge één of meerdere arbeidsovereenkomsten die het volledige kalenderjaar bestrijken;
(b) en waarvan bovendien de arbeidsduur per overeenkomst niet ten minste 75 procent van de wettelijk voorziene arbeidsduur bedraagt.

 

Ons inziens moet het koninklijk besluit dusdanig gelezen worden dat het nieuwe uniforme tarief van 18,725 procent niet van toepassing is, indien een afwijkende bedrijfsvoorheffingsregeling ingevolge één van de voormelde ‘forfaits’ geldt.
 

Bron: Koninklijk besluit van 21 maart 2021 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van bezoldigingen van niet-inwoners die als seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw werken (B.S. 25 maart 2021)