Wetsontwerp mobiliteitsbudget neergelegd in de Kamer!

Van 
92754

Het wetsontwerp dat het kader schept van het mobiliteitsbudget, werd neergelegd. Het is een jaarlijks budget dat de werkgever aan een werknemer kan toekennen als alternatief voor de bedrijfswagen waarover hij beschikt of waarop hij aanspraak kan maken.

Na de mobiliteitsvergoeding (cash for car) voert de regering het principe van het mobiliteitsbudget in. Het essentiële verschil tussen beide is dat de werknemer in het mobiliteitsbudget nog kan kiezen voor een (milieuvriendelijke) bedrijfswagen die kan worden aangevuld met andere vervoersmogelijkheden. In het systeem van cash for car is het alles of niets: ofwel behoudt de werknemer zijn bedrijfswagen ofwel doet hij er volledig afstand van (zie ons artikel van 24 mei 2018 voor alle bijzonderheden van deze maatregel).

De inwerkingtreding is voorzien op 1 januari 2019.

1. Hoe een mobiliteitsbudget invoeren?

De beslissing om een mobiliteitsbudget in te voeren komt toe aan de werkgever die er eventuele voorwaarden aan kan verbinden.

De werknemer kan dan een aanvraag indienen bij de werkgever om ervan te genieten. Deze aanvraag moet schriftelijk gebeuren.

De werkgever deelt de berekeningswijze en het bedrag van het mobiliteitsbudget voorafgaandelijk mee aan de werknemer.

De werkgever deelt daarna zijn beslissing, eveneens schriftelijk, mee aan de werknemer.

Als de beslissing positief is, dan moet er een schriftelijke overeenkomst tussen de partijen worden opgemaakt met de volgende inhoud:

  • de formele aanvraag van de werknemer;
  • de positieve beslissing van de werkgever;
  • het basisbedrag van het mobiliteitsbudget;
  • het feit dat de werknemer de fiscale vrijstellingen voor woon-werkverplaatsingen niet meer kan genieten (behalve de vrijstelling inzake privévervoer, zie hierna punt 6).

Dit geschrift maakt integraal deel uit van de arbeidsovereenkomst en wordt beschouwd als een sociaal document.

2. Moeten er voorafgaande voorwaarden vervuld zijn?

Zowel werkgever als werknemer moeten bepaalde voorwaarden vervullen om het mobiliteitsbudget te kunnen voorstellen en erover te beschikken.

2.1. Werkgever

Van werkgeverszijde gelden de volgende voorwaarden:

  • al één of meer bedrijfswagens ter beschikking hebben gesteld aan één of meer werknemers,
  • tijdens een ononderbroken periode van minstens 36 maanden die onmiddellijk voorafgaat aan de invoering van het mobiliteitsbudget.

Voornoemde voorwaarde van 36 maanden is niet van toepassing als de werkgever een startende werkgever is.

2.2. Werknemer

Van werknemerszijde zijn twee gevallen mogelijk.

2.1.1. De werknemer beschikt al over een bedrijfswagen

In dit geval gelden de volgende voorwaarden:

  • op het ogenblik van de aanvraag: minstens 3 ononderbroken maanden beschikken over een bedrijfswagen;
  • EN tijdens de 36 maanden vóór de aanvraag: minstens 12 maanden beschikken of beschikt hebben over een bedrijfswagen bij de huidige werkgever.

2.1.2. De werknemer kan aanspraak maken op een bedrijfswagen

De werknemer kan aanspraak maken op een bedrijfswagen als hij deel uitmaakt van een functiecategorie waarvoor een bedrijfswagen is voorzien in het beleid inzake bedrijfswagens van zijn werkgever.

De volgende voorwaarden moeten vervuld zijn:

  • op het ogenblik van de aanvraag: minstens 3 ononderbroken maanden aanspraak maken op  een bedrijfswagen;
  • EN tijdens de 36 maanden vóór de aanvraag: minstens 12 maanden aanspraak gemaakt hebben op een bedrijfswagen bij de huidige werkgever.

2.1.3. Uitzondering

Voornoemde voorwaarden van 3 en 12 maanden zijn niet van toepassing bij aanwerving, in geval van bevordering of functieverandering vóór 1 januari 2019.

3. Hoe werkt het mobiliteitsbudget?

Het mobiliteitsbudget bevat drie pijlers.

3.1. Pijler 1: milieuvriendelijke bedrijfswagen

Met het mobiliteitsbudget kan de werknemer de terbeschikkingstelling van een milieuvriendelijke bedrijfswagen financieren.

Dit betekent dat de wagen:

  • hetzij een elektrische wagen is;
  • hetzij een maximale CO2-uitstoot van 105 g/km (2019; dan 100 g/km in 2020 en 95 g/km vanaf 2021) heeft en minstens beantwoordt aan de emissienorm voor luchtverontreinigende stoffen die geldt voor nieuwe voertuigen of aan een latere norm.

Het mobiliteitsbudget wordt gebruikt voor de financiering van de bedrijfswagen en de kosten die ermee verbonden zijn (brandstofkosten, solidariteitsbijdrage en de kosten voor het beheer van het mobiliteitsbudget).

3.2. Pijler 2: duurzame vervoerswijze

Als er na gebruik van pijler 1 een saldo overblijft (of als de werknemer volledig afziet van de bedrijfswagen), dan wordt dit ter beschikking van de werknemer gesteld. Dit saldo wordt tijdens het kalenderjaar besteed aan de financiering van duurzame vervoermiddelen.

Het kan gaan om de volgende vervoermiddelen:

  • zachte mobiliteit (aankoop, verhuur, leasing, onderhoud en verplichte uitrusting): rijwielen en motorfietsen;
  • openbaar vervoer: abonnementen (voor de woon-werkafstand) en vervoersbewijzen (biljetten voor het openbaar vervoer in België of binnen de Europese Economische Ruimte);
  • georganiseerd gemeenschappelijk vervoer;
  • deeloplossingen: carpooling en autodelen, taxivervoer en huur van auto’s met chauffeur, huur van auto’s zonder chauffeur (maximum 30 dagen per jaar);
  • huisvestingskosten (huurgelden en interesten van hypothecaire leningen): woonplaats gelegen  binnen een straal van 5 kilometer van de normale plaats van tewerkstelling;
  • kilometervergoeding fiets of terbeschikkingstelling van een fiets.

3.3. Pijler 3: saldo

Het deel dat de werknemer niet gebruikt, wordt hem eenmaal per jaar in geld uitbetaald, uiterlijk samen met het loon van de eerste maand van het daaropvolgende jaar.

3.4. Beheer van het mobiliteitsbudget

Het beheer van het mobiliteitsbudget wordt tot uitvoering gebracht volgens de modaliteiten die bij koninklijk besluit moeten worden bepaald.

4. Hoeveel bedraagt het mobiliteitsbudget ?

Het bedrag van het mobiliteitsbudget stemt overeen met de jaarlijkse brutokosten van de bedrijfswagen voor de werkgever, met inbegrip van de fiscale en parafiscale lasten en de daarmee gerelateerde kosten  zoals financieringskosten, brandstofkosten of de patronale solidariteitsbijdrage.

Dit is de zogenaamde total cost of ownership (TCO), na aftrek van elke persoonlijke bijdrage van de werknemer.

Bij functieverandering of bevordering kan het mobiliteitsbudget worden verhoogd of verlaagd wanneer de nieuwe functie een wijziging van de budgetkosten met zich meebrengt.

Het mobiliteitsbudget moet niet worden geïndexeerd zoals de lonen. Als de werkgever het toch wenst te indexeren, dan mag deze indexering niet hoger zijn dan de loonindexering die in zijn sector van toepassing is.

Het mobiliteitsbudget komt in aanmerking voor de loonnorm.

5. Welke sociale en fiscale behandeling voor het mobiliteitsbudget?

5.1. Sociale behandeling

Pijler 1 (bedrijfswagen): zoals voor elke bedrijfswagen betaalt de werkgever een solidariteitsbijdrage.

Pijler 2 (duurzaam vervoer): volledige vrijstelling.

Pijler 3 (saldo): de werknemer is een bijzondere bijdrage van 38,07% verschuldigd. Bovendien wordt dit saldo in aanmerking genomen in de berekeningsbasis van de uitkeringen inzake werkloosheid, ziekte/invaliditeit en pensioen.

5.2. Fiscale behandeling

Pijler 1 (bedrijfswagen): zoals voor elke bedrijfswagen wordt een belastbaar voordeel van alle aard in hoofde van de werknemer berekend.

Pijler 2 (duurzaam vervoer): volledige vrijstelling.

Pijler 3 (saldo): vrijstelling van bedrijfsvoorheffing en 100% aftrekbaar in hoofde van de werkgever.

6. Wat zijn de gevolgen voor de woon-werkverplaatsingen?

Met het nettobedrag van het mobiliteitsbudget moet de werknemer zijn woon-werkverplaatsingen (en privéverplaatsingen) financieren zonder tussenkomst van de werkgever.

Als er een mobiliteitsbudget wordt toegekend, dan is de werkgever immers niet meer verplicht tussen te komen in de woon-werkverplaatsingen en dit ongeacht de wijze waarop ze worden uitgevoerd (met privéwagen, met het openbaar vervoer, per fiets).

Als de werkgever toch beslist om tussen te komen in de kosten van deze verplaatsingen, wordt zijn tussenkomst bovendien niet vrijgesteld en is ze onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.

Het bovenstaande is niet van toepassing als de werknemer - alvorens het mobiliteitsbudget te genieten en tijdens de 3 voorafgaande maanden -  al een voordeel bedrijfswagen cumuleerde met een voordeel woon-werkverplaatsingen (sociaal abonnement, fiets, enz.). In dat geval blijft voor deze tussenkomst een voordelige sociale en fiscale behandeling gelden.

7. Hoelang wordt het mobiliteitsbudget toegekend?

De toekenning van het mobiliteitsbudget stopt in de volgende gevallen:

  • de werknemer heeft een nieuwe functie waarvoor geen bedrijfswagen voorzien is (zie verloningssysteem van de werkgever). In deze situatie moet de werkgever opnieuw tussenkomen in de verplaatsingskosten voor het woon-werkverkeer;
  • de werknemer beschikt over een mobiliteitsvergoeding (cash for car);
  • de werknemer beschikt over een bedrijfswagen die niet aan de milieucriteria beantwoordt (zie hoger punt 3.1.)

8. Nog bijzonderheden te vermelden?

De reglementering voorziet de (zeldzame) situatie waarin de werknemer over verschillende bedrijfswagens beschikt.

Ten slotte wordt het algemeen statuut van het mobiliteitsbudget geregeld:

  • de werknemer heeft recht op de betaling ervan;
  • het wordt op dezelfde manier behandeld als de bedrijfswagen op het vlak van de rechten (schorsing en einde van de arbeidsovereenkomst);
  • het kan niet worden toegekend als de ingeruilde bedrijfswagen een bestaande bezoldiging vervangt (antimisbruikmaatregel), met uitzondering van de bedrijfswagen zelf of enig ander voordeel dat in ruil werd ontvangen.

Opgelet! Het ontwerp is niet definitief. Het kan vóór publicatie nog worden gewijzigd. We nodigen u uit regelmatig onze website te raadplegen.

Bron: Wetsontwerp van 3 december 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, Parl. doc. nr. 3381.