Vrijstelling doorstorting voor werken in onroerende staat: reparatiewetgeving goedgekeurd

Van 
94078

In onze actualiteitsberichten van 1 april 2018, 31 oktober 2018 en 27 februari 2019 berichtten we reeds over de patronale lastenverlaging voor werken in onroerende staat. In het parlement werd recent de lang verwachte reparatiewetgeving goedgekeurd. De reparatiewet corrigeert de hoogte van het vereiste minimumloon en verduidelijkt een aantal aspecten van de vrijstellingsregeling.

Waar gaat het alweer over?

De wet van 26 maart 2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie introduceerde een gedeeltelijke doorstortingsvrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor werken in onroerende staat. De vrijstelling omvat een percentage van de belastbare bezoldiging van de betrokken werknemers: 3 procent in 2018, 6 procent in 2019 en 18 procent vanaf 2020.
Meer informatie vindt u in ons bericht van 1 april 2018.

Reeds bij de introductie werd de regeling gekenmerkt door onduidelijkheden. Als klap op de vuurpijl bleek dat het bedrag van het vereiste minimumloon veel hoger bleek dan bedoeld (link naar ons artikel ter zake).

De lang aangekondigde reparatiewetgeving werd recentelijk in het parlement goedgekeurd.

Wat wijzigt de reparatiewetgeving?

De belangrijkste wijziging betreft de uurloonvoorwaarde. De reparatiewet wijzigt die op vier vlakken.

  • Het bedrag wijzigt. De regels eisten een minimum uurloon van 17,42 euro voor 2018, onderworpen aan een jaarlijks indexatiemechanisme. De reparatiewet reduceert het bedrag retroactief  naar 13,75 euro voor zover, eveneens onderworpen aan een jaarlijks indexatiemechanisme. Het geïndexeerde bedrag voor 2019 van 17,73 euro zal hierdoor dalen naar 13,99 euro (bedrag nog onder voorbehoud van bevestiging door de fiscus).
    Het indexatietijdstip blijft behouden op 1 januari van elk jaar.
  • De reparatiewet verduidelijkt dat een ploegenpremie geen alternatief vormt voor het vereist minimum uurloon
  • De verduidelijking dat het minimumloon betrekking heeft op het brutoloon, dus voor de afhouding van de sociale zekerheidsbijdragen ten laste van de werknemer.
  • De verduidelijking dat ALLE leden van de ploeg het vereiste minimumuurloon moeten genieten. Zo niet kan de lastenverlaging niet toegepast worden, ook niet voor de ploegleden die wel het vereiste minimum uurloon genieten.

Bij deze laatste wijziging wel een uitzondering voor studenten en leerlingen : werknemers tewerkgesteld met een studentenovereenkomst of als leerling, komen niet in aanmerking om de vereiste van een ploeg te bepalen. De doorstortingsvrijstelling mag dus voor geen enkele ploeglid gedeclareerd worden ingeval de betrokken equipe bestaat uit louter één reguliere arbeider en één leerling, zelfs indien de leerling het vereiste minimumuurloon geniet!

Het is anderzijds niet vereist dat deze uitgesloten categorieën het vereiste minimumuurloon genieten opdat de werkgever de vrijstelling kan declareren voor de andere ploegleden.
De vrijstelling kan dus gedeclareerd worden indien een equipe bestaat uit bijvoorbeeld twee reguliere arbeiders die beiden het vereiste minimumuurloon genieten en een student, zelfs indien deze laatste het vereiste minimumuurloon niet geniet. In deze situatie moet de werkgever de student wel buiten beschouwing laten voor de berekening van de lastenverlaging (tenzij hij voldoet aan de uurloonvoorwaarde).

Als bijlage enkele voorbeelden die deze laatste wijziging verder duiden (link).

De reparatiewet voorziet een retroactieve inwerkingtreding, vanaf 1 januari 2018.

Update dd. 23/4/2020: in haar circulaire 2020/C/38 introduceerde de FOD Financiën een tolerantie inzake de uurloonvoorwaarde. Volgens de FOD is niet vereist dat ALLE ploegleden het vereiste minimumuurloon genieten (bedrag 2020: 14,19 euro/uur). De gedeeltelijke doorstortingsvrijstelling kan bijgevolg toegepast worden voor de werknemers die voldoen aan dit minimum, ook al kent de betrokken ploeg werknemers die minder verdienen.
Normaliter wijzigt deze tolerantie weinig voor de bouwsector (PC124), daar de sectorale minimumlonen er hoger liggen dan voormelde 14,19 euro. Voor andere sectoren kan deze tolerantie wel van belang zijn.

Regularisatieprocedure bij Group S

In afwachting van publicatie van de wet finaliseert Group S op dit eigenste ogenblik een procedure met het oog op de retroactieve regularisatie van de voorbije periode. Normaliter zullen de klanten die ressorteren onder de paritaire comités 111, 121, 124, 126, 144 en 149.01 in de nabije toekomst een communicatie ontvangen met instructies.
 

Bron : Wet houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, § 1ter, van de wet van 5 april 1955 (parlementair document 3528 - link), onder voorbehoud van publicatie in het Staatsblad.