Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor de systeemvaart: verduidelijkingen voor uitzendbedrijven


100241

Een recent koninklijk besluit verduidelijkt welke staatsteun de uitzendbedrijven moeten declareren op het formulier, vereist om de gedeeltelijke doorstortingsvrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor systeemvaart te genieten.

Op 24 juli 2019 berichtten we u over het formulier die werkgevers tijdig moeten indienen bij de FOD Financiën om de gedeeltelijke doorstortingsvrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor systeemvaart te kunnen genieten.

Dit formulier moet, naast onder meer de gegevens die nodig zijn om de betrokken onderneming te identificeren en de gegevens met betrekking tot de aangifteperiode waarvoor de vrijstelling van doorstorting wordt gevraagd, alle steun bevatten die in het lopende belastingjaar (belastbare tijdperk) en de twee voorgaande belastingjaren (belastbare tijdperken) aan de betrokken onderneming werd verleend en onder de toepassing valt van de de-minimisverordening.

In de reglementering werd echter niet verduidelijkt welke steun op de verklaring moet worden vermeld in het geval de vrijstelling wordt gevraagd door een erkend uitzendbedrijf bij het ter beschikking stellen van uitzendkrachten aan een in de systeemvaart actieve onderneming. Deze rechtsonzekerheid verhinderde tot op heden dat de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid gebruik maken van deze regeling. Een recent koninklijk besluit beoogt dan ook om deze rechtsonzekerheid weg te nemen door de regels en modaliteiten voor erkende uitzendbedrijven te verduidelijken.

In het geval een erkend uitzendbedrijf die uitzendkrachten ter beschikking stelt aan een onderneming die voldoet aan de voorwaarden voor de doorstortingsvrijstelling, bevat deze verklaring de steun van deze onderneming aan wie deze uitzendkrachten ter beschikking worden gesteld alsof deze zelf de toepassing vraagt van de vrijstelling van doorstorten van bedrijfsvoorheffing.

De steun vermeld in de verklaring omvat in alle gevallen eveneens de steun die aan het uitzendbedrijf werd toegekend ten gevolge van het ter beschikking stelling van uitzendkrachten aan de onderneming die voldoet aan de voorwaarden voor de doorstortingsvrijstelling, alsof deze onderneming aan wie deze uitzendkrachten ter beschikking worden gesteld zelf de steun heeft verkregen.​

Helaas wijzigt het koninklijk besluit niets aan de krappe indieningstermijn van twee werkdagen voor werkgevers om de verklaring in te dienen bij het bevoegde documentatiecentrum van de FOD Financiën.

Bron: Koninklijk besluit van 24 april 2020 tot wijziging van het KB/WIB 92 met betrekking tot de nadere regels en modaliteiten voor het indienen door de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid van de in artikel 2755, § 4, zevende lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde verklaring (B.S. 30/4/2020 – inwerkingtreding 10/5/2020)