Opzeggingsvergoeding en tijdskrediet: op basis van voltijds loon?

In een recent arrest wijkt het Hof van Cassatie af van zijn rechtspraak en oordeelt het dat bij ontslag van een werknemer in tijdskrediet om te zorgen voor een kind jonger dan 8 jaar, de vergoeding moet worden berekend op basis van het voltijdse loon.


101563

In een recent arrest wijkt het Hof van Cassatie af van zijn rechtspraak en oordeelt het dat bij ontslag van een werknemer in tijdskrediet om te zorgen voor een kind jonger dan 8 jaar, de vergoeding moet worden berekend op basis van het voltijdse loon.

In een arrest van 22 juni 2020 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat, bij ontslag van een werknemer tijdens een periode van tijdskrediet met motief ‘zorg voor een kind jonger dan 8 jaar’ met compenserende opzeggingsvergoeding, deze vergoeding (en de eventuele beschermingsvergoeding) moest worden berekend rekening houdend met het loon waarop de werknemer recht zou hebben gehad indien hij zijn prestaties niet had verminderd . In principe is dat het voltijdse loon.

Het Hof wijkt dus af van zijn huidige rechtspraak (die nochtans werd bevestigd door het Grondwettelijk Hof).

1. Europese regels

Het algemeen principe is de gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid (artikel 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).

Uit de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie volgt dat er sprake kan zijn van indirecte discriminatie op grond van geslacht wanneer de toepassing van een nationale maatregel, hoewel neutraal geformuleerd, in feite een veel groter aantal werknemers van het ene geslacht ten opzichte van het andere benadeelt.   

Een dergelijke maatregel is enkel verenigbaar met het gelijkheidsbeginsel op voorwaarde dat het verschil in behandeling wordt gerechtvaardigd door objectieve factoren die niets te maken hebben met discriminatie op grond van geslacht.

2. Regels inzake ouderschapsverlof

In een arrest dat betrekking had op het ouderschapsverlof was het Europees Hof van Justitie van oordeel dat een voltijdse werknemer die wordt ontslagen tijdens zijn deeltijds ouderschapsverlof, wordt benadeeld ten opzichte van een werknemer die tijdens de uitoefening van een voltijdse activiteit wordt ontslagen.

Het Hof had geoordeeld dat de nationale regelgeving niet verenigbaar is met het beginsel van gelijke behandeling wanneer een veel groter aantal vrouwen dan mannen kiest voor deeltijds ouderschapsverlof (behalve als dit gerechtvaardigd zou zijn door objectieve criteria die niets te maken hebben met discriminatie op grond van geslacht).

Als gevolg van dit arrest had België zijn wetgeving inzake ouderschapsverlof gewijzigd (herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, geconsolideerde versie, art. 105 §3): als de werknemer onmiddellijk wordt ontslagen met compenserende opzeggingsvergoeding, wordt het bedrag van de vergoeding berekend rekening houdend met het loon waarop de werknemer recht zou hebben gehad als hij zijn prestaties niet had verminderd, namelijk, in principe op basis van zijn voltijds loon.

3. Regels inzake tijdskrediet

3.1. Huidige rechtspraak

Voor de regels betreffende de berekening van het bedrag van de compenserende opzeggingsvergoeding moet een onderscheid worden gemaakt in functie van de verlofvorm:

  • bij volledige schorsing wordt het bedrag berekend op basis van het loon dat de werknemer ontvangen zou hebben als hij geen voltijds verlof had genomen;
  • bij vermindering van de prestaties wordt het bedrag berekend op basis van het loon waarop hij voor zijn deeltijdse prestaties recht heeft.

Deze stelling werd bevestigd in een arrest van het Hof van Cassatie van 11 december 2006: “het lopend loon komt in aanmerking, d.i. het loon waarop de werknemer effectief recht heeft op het tijdstip van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De omstandigheid dat de werknemer na het einde van de verminderde arbeidsprestaties in beginsel het recht heeft het werk te hervatten met volledige arbeidsprestaties en hij als gevolg van het ontslag die mogelijkheid verliest, doet daaraan geen afbreuk.”

Op 10 november 2011 heeft het Grondwettelijk Hof eveneens beslist dat er geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel indien de werkgever voor de vaststelling van het bedrag van de compenserende opzeggingsvergoeding het loon gebruikt dat met de verminderde prestaties overeenstemt. Het Grondwettelijk Hof heeft ook geoordeeld dat het verschil in behandeling tussen de werknemer die ouderschapsverlof geniet en de werknemer die zijn arbeidsprestaties heeft verminderd in het kader van een andere vorm van loopbaanvermindering of van tijdskrediet, ten aanzien van de berekening van het lopende loon om de opzeggingsvergoeding te bepalen die door de werkgever verschuldigd is in geval van ontslag, redelijk verantwoord is (G.H. nr. 90/2012, 12 juli 2012 en G.H. nr. 172/2019, 7 november 2019, A.R. nr. 7177).

Bij onmiddellijke verbreking van de arbeidsovereenkomst (zonder dat de opzeggingstermijn wordt gepresteerd) stemt de verbrekingsvergoeding dan ook overeen met de duur van de opzeggingstermijn (berekend alsof de werknemer zijn prestaties niet had verminderd), en wordt deze berekend op basis van het laatste loon (namelijk het loon dat voor verminderde prestaties verschuldigd is in geval van deeltijds verlof).

3.2. Nieuw arrest van het Hof van Cassatie

Een werkgever ontslaat een werkneemster met een voltijdse arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur op het ogenblik dat ze haar prestaties tot halftijds had verminderd voor een duur van drie jaar in het kader van tijdskrediet met motief ‘zorg voor een kind jonger dan 8 jaar’.

Volgens het Hof van Cassatie tonen de statistieken aan dat het over het algemeen vrouwen zijn die tijdskrediet nemen om voor de kinderen te zorgen.  

Het Hof is bijgevolg van oordeel dat, gelet op deze statistieken, vooral vrouwen worden benadeeld door deze regel, en dat er dus sprake is van indirecte discriminatie, ook al wordt de regel die voorziet in de berekening op basis van verminderde prestaties, neutraal geformuleerd.  

Het Hof verwerpt het argument dat het recht op tijdskrediet zowel voor mannen als vrouwen geldt. Het acht dit onvoldoende om het verschil in behandeling te rechtvaardigen.

Op deze manier breekt het Hof met zijn vroegere rechtspraak en conformeert het zich aan de Europese rechtspraak.

Het valt nog te bezien of de lagere rechtbanken dit nieuwe advies van het Hof van Cassatie zullen volgen, dan wel dat van het Grondwettelijk Hof dat geen discriminatie vaststelde…

Bron: Hof van Cassatie, 22 juni 2020, nr. S.19.0031.F.