Fiscale vrijstelling sociaal passief : baarde de berg een muis?


99214

De opzeggingstermijnen van arbeiders zijn sinds 1 januari 2014 verhoogd. Om deze verhoging te compenseren genieten werkgevers een fiscale vrijstelling voor sociaal passief. Maar is het sop de kool wel waard?

Als belangrijke flankerende maatregel bij de harmonisatie van de opzeggingstermijnen tussen de arbeiders- en bediendestatuten voorzag de wetgever in 2014 een tijdelijke fiscale winst- en batenvrijstelling ten voordele van werkgevers. Een regeling die nu door het leven gaat als de ‘vrijstelling voor sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut’.

Ter zake publiceerden we reeds enkele toelichtingen. Op 6 juni 2014 (link), 19 februari 2019 (link) en op 17 juli 2019 (link).

De regeling trad effectief in 2019 of 2020 in werking, afhankelijk van het boekjaar van de betrokken onderneming.

Inmiddels publiceerde de FOD Financiën een omstandige circulaire met bijkomende duiding (link). Tevens verduidelijkte de FOD de rapporteringsverplichtingen waarvan reeds sprake in ons voormeld artikel van 17 juli.
Een gelegenheid om de belangrijkste bepalingen opnieuw op een rijtje te zetten.

Principe: een vrijstelling ten belope van drie weken of één week bezoldiging

De regeling voorziet een tijdelijk vrijstelling, per belastbaar tijdperk, ten belope van:

  1. drie weken bezoldiging, van het zesde tot en met het twintigste door de betrokken werknemer begonnen dienstjaar na 1 januari 2014;
  2. één week bezoldiging, vanaf het eenentwintigste door de werknemers begonnen dienstjaar na 1 januari 2014.

Beperkingen op de bezoldiging

Middels een koninklijk besluit van 25 april 2014 plafonneerde de wetgever de in aanmerking te nemen bezoldiging. Meer precies dient men de bezoldiging, berekend op maandbasis, als volgt te beperken:

  • de schijf van 0,01 EUR tot 1.500 EUR komt volledig in aanmerking;
  • de schijf tussen 1.500 EUR en 2.600 euro komt slechts ten belope van 30% in aanmerking;
  • het deel van de maandwedde boven 2.600 euro komt niet in aanmerking.

Hierbij wordt een gemiddelde maandbezoldiging aangewend. Bezoldigingselementen met een uitzonderlijk karakter zijn bovendien uitgesloten (bijvoorbeeld eindejaarspremies, het vakantiegeld en resultaatgebonden bonussen).

Enkel voor werknemers onderworpen aan de Belgische sociale zekerheid?

Op 20 december 2019 publiceerde de FOD Financiën een omstandige circulaire over het onderwerp (link). Volgens die circulaire kan de vrijstelling enkel worden toegepast voor werknemers die aan het Belgisch sociaal zekerheidsrecht onderworpen zijn.
Een kritische noot: deze voorwaarde staat niet in de wet. Terecht kan de bindingskracht van deze voorwaarde in vraag gesteld worden.

Geen/te weinig winst: geen overdracht naar volgende belastbare tijdperken

Het vrijgestelde bedrag wordt afgetrokken van de nettowinst of nettobaten van het betrokken belastbare tijdperk. Kent een werkgever geen of te weinig nettowinst of nettobaten in het betrokken belastbaar tijdperk, dan kan het saldo aan vrijstelling niet overgedragen worden naar volgende belastbare tijdperken, zo bevestigt dezelfde circulaire.

Een tijdelijke vrijstelling

De vrijstelling heeft steeds een tijdelijk karakter. Verlaat een werknemer de onderneming, dan moet het voor die werknemer totale reeds vrijgestelde bedrag meegenomen worden in het belastbare resultaat  van het belastbare tijdperk waarin dat vertrek plaatsvindt.
Dit ongeacht de reden van het vertrek! De terugname is bijgevolg ook verplichting ingeval de arbeidsrelatie een einde neemt n.a.v. bijvoorbeeld een onderling akkoord, overmacht, het overlijden van de betrokken werknemer of een sluiting van onderneming.

Spreiding in de tijd

De Wet houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen van 11 februari 2019 wijzigde de regeling met ingang van 1 januari 2019 (lees: voor de effectieve inwerkingtreding): zij spreidt de belastingvrijstelling over vijf jaar. Een onderneming geniet de bovenvermelde belastingvrijstelling van drie weken of één week bijgevolg niet integraal in het betrokken belastbare tijdperk. Neen, de belastingvrijstelling wordt in vijf gelijke delen gespreid over het betrokken en de vier daaropvolgende belastbare tijdperken.
Als bijlage (link) een rekenvoorbeeld ter illustratie.

Klaarblijkelijk een – creatieve en complexe – maatregel om op de valreep de impact op de overheidsfinanciën te temperen.

Rapporteringsplicht voor werkgevers

Werkgevers die de vrijstelling benutten, zijn onderworpen aan een rapporteringsplicht. In ons actua-artikel 17 juli 2019 (link) verschaften we ter zake reeds duiding. Artikel 46quater van het KB/WIB92 verplicht deze werkgevers om jaarlijks een nominatieve lijst over te maken aan de FOD Financiën, middels de BELCOTAX-applicatie.

BELCOTAX werd inmiddels aangepast met het oog hierop. Meer specifiek dienen de betrokken werkgevers jaarlijkse een fiche 281.78 te declareren in BELCOTAX (link), en dit voor elke werknemer die bij de vrijstelling voor sociaal passief zijn betrokken.

Opmerking: het is de werkgever, of in voorkomend geval diens boekhouder of fiscaal raadgever, die zelf instaat voor deze rapportering. Group S kan deze declaratie niet op zich nemen, daar zij niet met zekerheid kan nagaan of en in hoeverre de vrijstelling effectief wordt benut.
Group S kan wel berekenen hoeveel de maximaal mogelijk vrijstelling bedraagt voor elke werknemers, en dit op basis van de door de werkgever aangereikte gegevens. Ter zake kan zij een rapport opleveren.

Is de vis de boet wel weerd?

De vrijstelling van nettowinst/-baten kent steeds een tijdelijk karakter. Vooralsnog bestaat het eeuwige leven niet. Het staat dus vast dat elke werknemer ooit wel uit dienst zal gaan. Op dat ogenblijk moet de werkgever de benutte vrijstelling voor die werkgever integraal opnemen in zijn winst of baten.
Men kan dus stellen dat de – complexe - fiscale maatregel in feite een uitstel van belasting vormt. Ooit meldt de fiscale boemerang zich terug aan.

Een werkgever kan uiteraard een gokje overwegen, en hopen dat als het zover komt – zijnde de terugname van de vrijstellingen bij uitdiensttreding – de aanslagvoet op zijn winst of baten lager ligt dan vandaag. Maar het kan natuurlijk evengoed andersom uitdraaien. Over de grillen van de Belgische wetgever op fiscaal vlak kan menig fiscalist inmiddels lijvige memoires schrijven.

Daarenboven gaat de vrijstelling gepaard complexe toepassingsmodaliteiten, inbegrepen (a) een uitgebreide jaarlijkse rapportering naar de fiscus, werknemer per werknemer en (b) de nauwgezette opvolging van de effectief genoten vrijstelling. Bij dit laatste loert nog een bijkomende complexiteit om de hoek in geval van vrijstellingen genoten tijdens belastbare tijdperken met onvoldoende winst of baten (zie ter zake punten 59, 60 en 61 van de circulaire (link)).

Het lijkt ons dan ook aangewezen dat werkgevers, voorafgaandelijk de benutting van deze fiscale maatregel, omstandig advies inwinnen bij hun boekhouder of fiscaal raadgever.

Bronnen

  • Artikel 67quater van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB92)
  • Artikels 46ter & 46quater van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992  (KB/WIB92)
  • Circulaire 2019/C/138 over de vrijstelling voor sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden