Brexit: tijdelijke crisismaatregelen


100102

De Belgische wetgever heeft op 6 maart 2020 een wet tot invoering van tijdelijke crisismaatregelen voor werkgevers in moeilijkheden als gevolg van de brexit goedgekeurd.

Op 31 januari 2020 stapte het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Er werd een transitieperiode van 1 februari 2020 tot en met 31 december 2020 overeengekomen. De Europese verworvenheden en het vrij verkeer van personen blijven tot en met 31 december 2020 bestaan. Met andere woorden: in de praktijk verandert er bijna niets vóór 1 januari 2021. Van deze periode wordt gebruikgemaakt om een nieuw partnerschap tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk te onderhandelen.

Volgens de officiële verklaring van de Eerste Minister van 24 december 2020 lijkt dit akkoord gevonden te zijn.

België heeft beslist zich voor te bereiden. Inderdaad handelsondernemingen en transportondernemingen dreigen hierdoor zwaar te worden verstoord. De wet van 6 maart 2020 voorziet in tijdelijke maatregelen ter ondersteuning van werkgevers in economische moeilijkheden als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie.

Wie?

De wet van 6 maart 2020 is van toepassing op werkgevers die in economische moeilijkheden verkeren als gevolg van de brexit.

Meer bepaald betreft het de werkgever die door de minister van Werk wordt erkend als werkgever getroffen door een daling van minstens 5 % van zijn omzet, productie of aantal bestellingen als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie.

Hoe?

De werkgever in moeilijkheden kan de tijdelijke crisismaatregelen echter enkel genieten als hij gebonden is door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het bevoegd paritair comité of, bij ontstentenis van een dergelijke cao:

  • voor ondernemingen met een vakbondsafvaardiging:

    • een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak of;
    • een aanvraag tot erkenning als werkgever in moeilijkheden die door de minister van Werk is goedgekeurd (bij ontstentenis van een ondernemings-cao gesloten binnen twee weken na het begin van de onderhandelingen).
  • voor ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging:
    • een aanvraag tot erkenning als werkgever in moeilijkheden die door de minister van Werk is goedgekeurd of;
    • of een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak.

Wat?

Het doel is ondernemingen de mogelijkheid bieden om de tewerkstelling te behouden door hun activiteit weer op gang te brengen. Hiertoe kunnen de ondernemingen gebruikmaken van tijdelijke werkloosheid alsook van individuele en collectieve vermindering van de arbeidstijd.

Tijdelijke werkloosheid

In dit kader kan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst volledig of gedeeltelijk worden geschorst. Voor elke dag waarop de werknemer niet heeft gewerkt, betaalt de werkgever een aanvulling op de werkloosheidsuitkeringen waarvan het maximumbedrag op 5,63 euro is vastgesteld. De betaling van deze aanvulling kan ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid worden gelegd via een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.

Individuele vermindering van de arbeidstijd

Op voorstel van de werkgever kan een voltijdse werknemer zijn arbeidsprestaties met 1/5 of tot een halftijdse betrekking verminderen voor een periode die niet korter mag zijn dan één maand en zes maanden niet mag overschrijden. Het akkoord van de partijen moet schriftelijk worden vastgesteld volgens dezelfde regels als voor deeltijdse arbeidsovereenkomsten.

De werknemer die zijn arbeidstijd aldus vermindert, geniet een uitkering zoals een werknemer in tijdskrediet.

Collectieve vermindering van de arbeidstijd

De werkgever kan de arbeidsduur in de onderneming tijdelijk met 1/4 of 1/5 verminderen. Deze aanpassing moet noodzakelijk worden vastgelegd in een ondernemings-cao of, als er geen vakbondsafvaardiging is, via een wijziging van het arbeidsreglement.

Wanneer?

Het gaat om tijdelijke maatregelen die slechts voor een korte duur, namelijk 6 maanden, van toepassing zijn. Het idee is ondernemingen toe te laten zich aan de eerste gevolgen van de brexit aan te passen.

Alvorens deze maatregelen in werking konden treden, was het eerst wachten op de inwerkingtreding van de wet van 3 april 2019 betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (1). Deze wet zou – in principe – op zijn beurt pas in werking treden wanneer het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie niet vóór het einde van de transitieperiode tot een akkoord zouden komen over hun toekomstige handelsrelatie.

Volgens de officiële verklaring van de Eerste Minister van 24 december 2020 lijkt dit akkoord gevonden te zijn.

Niettemin voorziet het koninklijk besluit van 22 december 2020 (2) dat de wet van 3 april 2019, zoals gewijzigd door de wet van 20 december 2020 (3) in werking treedt op 1 januari 2021. Bijgevolg zullen de voormelde maatregelen eveneens in voege treden vanaf 1 januari 2021.

 

Bronen

Wet van 6 maart 2020 tot behoud van tewerkstelling na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, BS, 25 maart 2020.

Koninklijk besluit van 22 december 2020 tot vaststelling van de datum van inwerktreding van diverse wetten betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, BS, 29 december 2020.

Wet van 20 december 2020 tot wijziging van diverse wetten betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, BS, 29 december 2020.