Geen bedrijfsvoorheffing voor schoolverlaters tijdens het laatste kwartaal 2021

article image Van 

Er moet geen bedrijfsvoorheffing ingehouden worden op het loon betaald aan bepaalde schoolverlaters indien hun tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst aanvangt tijdens de laatste drie maanden van het jaar. Hun bruto belastbaar maandloon mag wel niet meer bedragen dan 3.450 euro.

Er moet geen bedrijfsvoorheffing ingehouden worden op het loon betaald aan bepaalde schoolverlaters indien hun tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst aanvangt tijdens de laatste drie maanden van het jaar. Hun bruto belastbaar maandloon mag wel niet meer bedragen dan 3.450 euro.

Op de bezoldiging toegekend tijdens de maanden oktober, november of december aan schoolverlaters die tijdens deze maanden voor het eerst het werk aanvatten in het kader van een arbeidsovereenkomst is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd, op voorwaarde dat het bedrag van die bezoldigingen 3.450 euro bruto belastbaar per maand niet overschrijdt.
Voor de goede orde: het bruto belastbaar loon stemt overeen met het brutoloon na aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen ten laste van de werknemer (= veelal 13,07%). Voorbeeld: de loongrens is normaliter niet overschreden indien een werknemer een bruto loon van 3.500 euro geniet. Het bruto belastbare loon bedraagt dan immers normaliter 3.042,55 euro (= 3.500 euro – 13,07%).

Deze werknemers moeten bovendien voldoen aan de volgende bijkomende voorwaarden:

  1. niet meer onderworpen zijn aan de leerplicht;
  2. een bepaalde opleiding of leertijd hebben beëindigd:
    • ofwel studies met volledig leerplan van de hogere secundaire cyclus, of het derde jaar van studies met een volledig leerplan van het secundair technisch-, kunst- of beroepsonderwijs voleindigd hebben in een onderwijsinstelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door een Gemeenschap;
    • ofwel voor bovenvermelde studies een diploma of getuigschrift behaald hebben voor de bevoegde examencommissie van een Gemeenschap;
    • ofwel een alternerende opleiding voleindigd hebben;
    • ofwel via het alternerend of deeltijds secundair onderwijs, het kwalificatiegetuigschrift van de 3de graad van het voltijds beroepssecundair onderwijs, het studiegetuigschrift van de 2de of de 3de graad van het deeltijds beroepssecundair onderwijs of het vakbekwaamheidsattest van de lagere cyclus van het deeltijds beroepssecundair onderwijs behaald hebben;
    • ofwel gedurende twee schooljaren als regelmatig leerling het alternerend of deeltijds secundair onderwijs gevolg hebben. ‘Regelmatig leerling’ beduidt hierbij dat de jongere werkelijk de lessen regelmatig heeft bijgewoond;
    • ofwel een gelijkwaardige studie gevolgd hebben in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, voor zover de werknemer ten laste zijn van in België verblijvende  migrerende werknemers of migrerende zelfstandige in de zin van artikel 45 of 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
    • ofwel in een onderwijsinstelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door een Gemeenschap een getuigschrift behaald hebben van hoger secundair onderwijs of secundair technisch-, kunst- of beroepsonderwijs van de tweede graad;
    • ofwel een bewijsstuk bezitten, afgeleverd door een Gemeenschap, dat de gelijkwaardigheid vaststelt met een getuigschrift behaald voor de bevoegde examencommissie van een Gemeenschap of een toelatingsbewijs dat toegang geeft tot het hoger onderwijs. Deze optie geldt evenwel slechts op voorwaarde dat de werknemer ofwel voorafgaandelijk ten minste zes jaar studies gevolgd heeft in een onderwijsinstelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door een Gemeenschap, ofwel het bestaan aantoont van een werkelijke band met de Belgische arbeidsmarkt door een tewerkstelling als loontrekkende werknemer in België gedurende ten minste 78 arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, of door een vestiging als zelfstandige in hoofdberoep in België gedurende ten minste 3 maanden;
  3. elke studie met volledig leerplan en elke bovenvermelde opleiding stopgezet hebben;
  4. niet tewerkgesteld worden middels het statuut van gelegenheidsarbeider in de Horeca (= de zogenaamde 'extra's').

De reden om geen bedrijfsvoorheffing, voorschot op de eindbelasting, in te houden is dat de schoolverlater op het einde van het inkomstenjaar, de grens van het belastbaar inkomen niet zal bereiken en in principe geen belastingen zal moeten betalen.

De ervaring leert dat werknemers niet altijd op de hoogte zijn van het tijdelijk karakter van deze vrijstelling, en bij het einde van de vrijstelling verrast worden door het hiermee gepaard gaande lagere nettoloon. Het kan bijgevolg nuttig zijn om de betrokken werknemers te wijzen op dit tijdelijk karakter.

 

Bron: KB/WIB 92, bijlage III, nr. 2.23